ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0220 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.447verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0220
Datum uitspraak: 01-05-2007
Datum publicatie: 31-03-2009
Zaaknummer(s): 2006.447verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: D in verzet aangevoerde gronden geven de Kamer geen aanleiding anders te beslissen dan de voorzitter heeft gedaan.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 1 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 447.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 12 september 2006 (zaaknummer 292.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 18 september 2006 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 27 september, ingekomen op 28 september 2006, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 9 februari 2007 heeft klaagster medegedeeld niet in staat te zijn ter zitting te verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2007 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat het erom gaat of de gerechtsdeurwaarder zonder enige verificatie een opdracht kan aannemen en tot dagvaarden kan overgaan. Zijn opdrachtgever verzint enkel uit laster nota’s en legt deze vervolgens aan de gerechtsdeurwaarder voor. De gerechtsdeurwaarder verifieert niets en doet dit af als zijnde normale werkzaamheden. Klaagster vraagt zich af op welke wijze zij kan ontkennen dat een verzonnen nota niet bestaat. Er is geen contract. Gezien de data van de nota’s, een daarvan beslaat een periode van vijftien maanden ineens, had de gerechtsdeurwaarder kunnen vermoeden dat er iets niet juist was, aldus klaagster.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In haar inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij haar zonder enige aanleiding sommeert tot betaling en dreigt met een dagvaarding. Tevens verwijt zij de gerechtsdeurwaarder zonder enige verificatie af te gaan op de door zijn opdrachtgever verzonnen vordering.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat, indien een gerechtsdeurwaarder een opdracht aanneemt tot incasso van een vordering, teneinde nodeloze conflicten te voorkomen, dient de navolgende procedure in acht te worden genomen.

Als een schuldenaar bij een gerechtsdeurwaarder inhoudelijk bezwaar maakt tegen de (hoogte van de) vordering, dient de gerechtsdeurwaarder het bezwaar voor een inhoudelijke beoordeling daarvan door te sturen naar zijn opdrachtgever. Zodra de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever heeft ontvangen, dient hij het standpunt mede te delen aan de schuldenaar. Indien daarna nog verschil van mening blijft bestaan over de hoogte van de vordering is het uiteindelijk aan de gewone rechter om te beslissen wie in die discussie het gelijk aan zijn zijde heeft.

5.2 In het onderhavige geval heeft de gerechtsdeurwaarder -behoudens een blote ontkenning van het gevorderde- geen enkel inhoudelijk bezwaar van klaagster ontvangen. Gelet op het hiervoor vermelde uitgangspunt geldt dat een gerechtsdeurwaarder niet altijd kan en hoeft in te staan voor de juistheid van een vordering van zijn opdrachtgever. De rechtmatigheid van de vordering staat niet ter beoordeling van de gerechtsdeurwaarder, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het tuchtrecht is erop gericht handelingen van een gerechtsdeurwaarder te toetsen aan het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Op grond daarvan zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling van de tuchtrechter staat derhalve of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

6.2 De voorzitter heeft op gronden als in zijn beslissing weergegeven geoordeeld dat dit niet het geval was. De Kamer is het met de voorzitter eens. Als een schuldenaar bij een gerechtsdeurwaarder inhoudelijk bezwaar maakt tegen de vordering, dient de gerechtsdeurwaarder het bezwaar voor een inhoudelijke beoordeling daarvan door te sturen naar zijn opdrachtgever. Zodra de gerechtsdeurwaarder het standpunt van zijn opdrachtgever heeft ontvangen, dient hij het standpunt mede te delen aan de schuldenaar. Indien daarna nog verschil van mening blijft bestaan over de hoogte van de vordering is het uiteindelijk aan de gewone rechter om te beslissen wie in die discussie het gelijk aan zijn zijde heeft.

7. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.