ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0218 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.456verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0218
Datum uitspraak: 01-05-2007
Datum publicatie: 31-03-2009
Zaaknummer(s): 2006.456verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De in verzet aangevoerde gronden geven de Kamer geen aanleiding anders te beslissen dan de voorzitter heeft gedaan.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 1 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 456.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[      ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 29 augustus 2006 (zaaknummer 212.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 4 september 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 14 september 2006, ingekomen op 15 september 2006, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld op nader aan te voeren gronden.

Bij brief van 2 oktober 2006 heeft klager de gronden van het verzet aangevuld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2007 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

Klager voert in verzet aan dat de gerechtsdeurwaarder de informatie voor de rechter opzettelijk heeft gemanipuleerd opdat de rechter de door hem gewenste uitspraak zou doen.

Er is voor de maand november geen herinnering aan hem verstuurd, een kopie daarvan is ook niet bij de conclusie van repliek te vinden. Er is door de gerechtsdeurwaarder geen eindafrekening verstuurd, een kopie daarvan is evenmin bij de conclusie van repliek te vinden. Alle huur was voldaan, dit blijkt uit het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde overzicht rekening-courant. Op de rekening courant van de gerechtsdeurwaarder komt de eindafrekening in de kolom ”berekend” niet voor. Wel staat er een bedrag voor de hele maand januari, hetgeen onjuist is. Ook staat een bedrag van € 364,53 open onder de kolom “Cum.saldo”, hetgeen onjuist is. Het bedrag wordt bij repliek wel in mindering gebracht maar niet staat vermeld dat er geen huurachterstand meer is, aldus klager in verzet.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze hem ten onrechte heeft gedagvaard, omdat er slechts van een huurachterstand van 10 dagen sprake was en hij niet is aangemaand. Tevens verwijt hij de gerechtsdeurwaarder dat aan hem geen eindafrekening is gezonden, terwijl hij daar bij zijn opzegging van de huur toch expliciet om heeft gevraagd. Hierdoor is er sprake van een kunstmatig gecreëerde vordering. Door beslag te leggen op de rekening van zijn vrouw, maakt de gerechtsdeurwaarder zich schuldig aan misbruik van het rechtssysteem.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1  De voorzitter heeft op de inleidende klacht samengevat overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet op een gerechtsdeurwaarder een “ministerieplicht” rust. Dat wil zeggen dat een gerechtsdeurwaarder wettelijk verplicht is om uitvoering te geven aan een opdracht tot het uitvoeren van een ambtshandeling zoals in dit geval het uitbrengen van een dagvaarding en de executie van een vonnis.

Klager kan het de gerechtsdeurwaarder dus niet verwijten dat hij de dagvaarding heeft uitgebracht en het vonnis executeert. Voor de eindafrekening dient klager zich tot zijn verhuurster te wenden. 

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat bij geschillen met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering daarvoor een algemene regeling geeft. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. Overigens is het standpunt van de gerechtsdeurwaarder, dat hij gerechtigd was om tot de beslaglegging over te gaan omdat klager met de betaling van het verschuldigde in gebreke is gebleven, niet tuchtrechtelijk laakbaar. Mede doordat klager tegen het vonnis van de kantonrechter geen rechtsmiddelen heeft ingesteld, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

Dat door de gerechtsdeurwaarder de informatie voor de kantonrechter heeft gemanipuleerd is niet gebleken. Uit de stukken blijkt dat op het moment waarop werd gedagvaard een huurachterstand bestond. Het was aan de verhuurder om klager een eindafrekening te sturen. Dat zulks niet is gedaan, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten.

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.