ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0217 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.461verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0217
Datum uitspraak: 01-05-2007
Datum publicatie: 31-03-2009
Zaaknummer(s): 2006.461verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De in verzet aangevoerde gronden geven de Kamer geen aanleiding anders te beslissen dan de voorzitter heeft gedaan.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 1 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 461.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 26 september 2006 (zaaknummer 246.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 27 september 2006 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 5 oktober 2006, ingekomen op 6 oktober 2006, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2007 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

Klaagster voert in verzet aan dat het wel degelijk tegen de gedragscode van de gerechtsdeurwaarders is dat een gerechtsdeurwaarder bij het eerste contact direct buitengerechtelijke incassokosten in rekening te brengen. Klaagster verwijst naar een eerdere klacht tegen een andere gerechtsdeurwaarder waarin is geoordeeld dat dit juridisch niet is verboden, maar wel tegen de gedragscode is.

Voorts deelt de gerechtsdeurwaarder mede dat hij de aangetekende brief van 20 maart 2006 niet heeft ontvangen. Dit staat op gespannen voet met de waarheid, daar deze brief aangetekend is verzonden. Voor het bewijs daarvan verwijst klaagster naar het bij het verzetschrift gevoegde bewijs van aangetekende verzending.

Klaagster klaagt er in verzet tevens over dat is verzuimd haar in de gelegenheid te stellen te reageren op het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

Voor zover in verzet nog van belang verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder in haar inleidende klacht dat hij haar een brief heeft verzonden en daarin direct buitengerechtelijke incassokosten heeft gevorderd en niet heeft gereageerd op de door haar verzonden brief van 20 maart 2006. Klaagster acht deze handelingen in strijd met de gedragsregels zoals die voor gerechtsdeurwaarders gelden.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft- voor zover in verzet nog van belang- op de inleidende klacht overwogen dat het in rekening brengen van incassokosten nadat de vordering uit handen is gegeven een gebruikelijke gang van zaken is en niet in strijd met de gedragsregels is. Vragen of bezwaren met betrekking tot een vordering dienen door de gerechtsdeurwaarder ter beantwoording aan zijn opdrachtgever te worden voorgelegd. In dit geval kon dat worden overgeslagen omdat klaagster rechtstreeks contact op had kunnen nemen met haar verhuurster. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu de gerechtsdeurwaarder echter ontkent de brief van klaagster te hebben ontvangen, kan daaromtrent niets (tuchtrechtelijk laakbaars) worden vastgesteld, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Met de voorzitter is de Kamer van oordeel dat het in rekening brengen van incassokosten nadat de vordering aan een gerechtsdeurwaarder uit handen is gegeven een gebruikelijke gang van zaken is. Er is geen gedragsregel die het in rekening brengen van dergelijke kosten verbiedt. Of die kosten ook daadwerkelijk verschuldigd zijn, is uiteindelijk ter beoordeling van de gewone rechter.

6.2 Vaste rechtspraak van de Hoge Raad -laatstelijk bevestigd in het arrest van 4 juni 2004 (LJN: AO5122)- is dat indien een geadresseerde (hier de gerechtsdeurwaarder) stelt dat een per aangetekende post aan hem verzonden brief hem niet heeft bereikt, de afzender (hier klaagster) zal dienen te bewijzen dat de brief aangetekend en naar het juiste adres is verzonden en bovendien aannemelijk moeten maken dat de brief (tijdig) aan de geadresseerde is aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse van bestemming is voorgeschreven.

6.3 Dat de brief aangetekend en aan het juiste adres is verzonden, kan naar het oordeel van de Kamer wel worden aangenomen. Maar dat is onvoldoende om aan te nemen dat de brief de gerechtsdeurwaarder ook heeft bereikt. Voor het vermoeden dat de brief de gerechtsdeurwaarder heeft bereikt, is ook onvoldoende dat de brief niet door TPG post retour aan klaagster is verzonden. Het niet retourneren kan namelijk ook berusten op een fout bij TPG post. Het ligt in de macht van de afzender bij TPG post navraag te doen omtrent hetgeen zich ter zake van de aangetekend verzonden brief  heeft voorgedaan. Het is ook daarom dat op het bewijsstuk van het aangetekend verzenden staat vermeld dat via www.tracktrace.nl kan worden nagegaan of de aangetekende zending ook daadwerkelijk aan de geadresseeerde is uitgereikt. Klaagster heeft ter zitting medegedeeld dat zij niet weet of via die weg is gekeken of het aangetekende stuk daadwerkelijk is uitgereikt. De in verzet aangevoerde grond faalt derhalve.

6.4 Ten aanzien van de in verzet aangevoerde grond dat de beslissing van de voorzitter onzorgvuldig tot stand is gekomen geldt dat nieuw klachten niet voor het eerst in verzet kunnen worden aangevoerd. Ten overvloede overweegt de Kamer daaromtrent het volgende. Bij zijn werkzaamheden zal een gerechtsdeurwaarder niet doorgaans alle betrokkenen kunnen bevredigen hetgeen een onuitputtelijke bron van klachten kan zijn. Daarom gaat de procedure, neergelegd in artikel 39 van de Gerechtsdeurwaarderswet  er vanuit dat de voorzitter van de Kamer, bij wijze van versnelde behandeling, de klachten zonder nader onderzoek kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond kan verklaren. De term “zonder nader onderzoek” impliceert dat na enig onderzoek de voorzitter, indien voldoende overtuigt, tot deze uitspraak kan komen. Het onderzoek in voormelde zin is door de Kamer vanaf de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet in alle zaken aldus uitgewerkt dat de gerechtsdeurwaarder om een reactie op de klacht wordt verzocht, waarna de voorzitter beslist hoe de procedure verder verloopt. Zulks staat ook vermeld in de brochure die bij ontvangstbevestiging van de klacht aan klagers wordt toegezonden. Bovendien is de door klaagster gestelde tekortkoming tengevolge van de behandeling in verzet hersteld.

6.5 Op grond hiervan heeft het onderzoek in verzet naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter met verbetering van de gronden juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.