ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0211 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.560verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0211
Datum uitspraak: 01-05-2007
Datum publicatie: 31-03-2009
Zaaknummer(s): 2006.560verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Uitleg tarieven ambtshandelingen. Hoogte te vragen voorschot. Verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 1 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 560.2006 ingesteld door:

[     ],

Rechtsanwalt te [     ], Duitsland,

klager,

tegen:

[     ] en [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 21 november 2006 (zaaknummer 357.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagden ingediende klacht.

Bij brief van 27 november 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 1 december 2006, ingekomen op 6 december 2006, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 8 maart 2007, ingekomen op 13 maart 2007 heeft klager de gronden van het verzet aangevuld.

Bij brief van 20 maart 2007 hebben beklaagden medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen en een verweer in de vorm van een pleitnota ingediend

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2007 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

Klager voert in verzet aan dat wat de gerechtsdeurwaarder aan de opdrachtgever mag vragen is geregeld in artikel 12 van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (hierna; het Btag). Niet van belang is of de opdrachtgever een vrije opdrachtgever is in de zin van het Btag. Ook de vrije opdrachtgever geniet bescherming van artikel 12 van het Btag. De gerechtsdeurwaarder heeft een hoger voorschot gevraagd hetgeen in strijd is met de wet.

Het door de gerechtsdeurwaarder gevraagde voorschot is blijkens een brief van de Europese Commissie ook zeer hoog. Dat is de taal van de diplomatie indien sprake is van een excessief hoog bedrag. Daar komt bij dat de gerechtsdeurwaarder gebruik maakt van de onwetendheid van het Amtsgericht Gronau. Zijn bezwaar tegen de doorberekening van de betekeningskosten is afgewezen met als motivering dat het Amtsgericht erop vertrouwt dat de gerechtsdeurwaarder niet meer vraagt dan de wettelijk vastgestelde kosten. Het Amtsgericht gaat er vanuit dat de door de gerechtsdeurwaarder berekende kosten overeenkomen met het wettelijk tarief. Volgens het Amtsgericht heeft de gerechtsdeurwaarder aannemelijk gemaakt dat die kosten zijn ontstaan en toetsing van die kosten niet noodzakelijk is omdat het hier gaat om een drager van een Ambt. De gerechtsdeurwaarder heeft dit vertrouwen beschaamd, aldus klager in verzet.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze een hoger bedrag in rekening hebben gebracht dan het schuldenaarstarief volgens het Btag. Volgens klager mag dit niet. De gerechtsdeurwaarders maken daarbij misbruik van de onwetendheid van het Amtsgericht op dit punt.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de inleidende klacht overwogen dat de stelling van klager dat de gerechtsdeurwaarders aan hun opdrachtgever niet meer dan het schuldenaarstarief als voorschot mogen vragen, niet juist is. Het Amtsgericht is een vrije opdrachtgever in de zin van het Btag. De gerechtsdeurwaarders hebben hier in hun verweer terecht op gewezen. Slechts aan schuldenaren moeten de vaste tarieven voor ambtshandelingen in rekening worden gebracht. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders dat de behandeling en beoordeling van EU zaken een hoger tarief rechtvaardigen, is dus niet tuchtrechtelijk laakbaar, aldus de voorzitter

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Bij de inwerkingtreding van de Gerechtsdeurwaarderswet op 15 juli 2001 zijn met behoud van waarborgen van de schuldenaar de prijsafspraken tussen een opdrachtgever en een gerechtsdeurwaarder vrijgelaten. De grondslag daarvoor was gelegen in vergroting van het concurrentie mechanisme, waarbij aan de gerechtsdeurwaarder ruimte werd geboden om tot gedifferentieerde op de individuele opdrachtgever toegesneden prijsafspraken te komen.

Op grond daarvan zijn de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever volledig vrij iedere prijsafspraak te maken die hen goeddunkt. Blijkens de memorie van toelichting zal de tariefstelling echter wel altijd in een redelijke verhouding moeten staan tot de te leveren prestatie en kan excessieve tariefstelling leiden tot tuchtrechtelijke maatregelen

6.2  Anders dan de vaste schuldenaarstarieven, zijn de bedragen die gerechtsdeurwaarders voor de opgedragen ambthandelingen aan de opdrachtgevers in rekening kunnen brengen afhankelijk van de tussen hen gemaakte afspraken. Een voorschot waarborgt de voldoening van een deel van het tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer overeengekomen bedrag. Ter waarborging van de ministerieplicht is de hoogte van het voorschot niet geheel aan de vrije markt overgelaten maar verbonden aan de vaste schuldenaarstarieven.

In dit geval is echter geen voorschot gevraagd maar een "advance payment", een vooruitbetaling van de te maken kosten. Het Amtsgericht is met die kosten akkoord gegaan en heeft op het door klager daartegen gemaakt bezwaar onder meer geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder "glaubhaft in seinem Schreiben dargelegt, dass diese Kosten entstehen".

6.3 Het onderzoek in verzet heeft daarom naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.