ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0210 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.511verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0210
Datum uitspraak: 01-05-2007
Datum publicatie: 31-03-2009
Zaaknummer(s): 2006.511verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De in verzet aangevoerde gronden geven de Kamer geen aanleiding anders te beslissen dan de voorzitter heeft gedaan.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 1 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 511.2006 ingesteld door:

1.      [     ],

2.      [      ],

beiden wonende te [     ],

klagers,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 31 oktober 2006 (zaaknummer 316.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klagers tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 3 november 2006 is klagers een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 5 november 2006 hebben klagers tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 1 maart 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Bij brief van 5 maart 2007 hebben klagers medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 maart 2007 alwaar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 1 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers aangevoerd dat de beslissing van de voorzitter onbegrijpelijk is daar waar de voorzitter heeft geoordeeld dat niet is gebleken van grote onzorgvuldigheden of handelen tegen beter weten in. Gelet op de in de klacht gestelde feiten is hiervan wel degelijk sprake. De door de voorzitter getrokken conclusie en de beslissing zijn dan ook onjuist.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat zij in hun verzet kunnen worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stellen klagers dat zij, toen een medewerker van de gerechtsdeurwaarder bij hen aan de deur kwam voor een schuld aan [     ], overrompeld waren. Daarom hebben zij betaald, terwijl zij geen schuld hadden. Vervolgens hebben zij tevergeefs [     ] en de gerechtsdeurwaarder erop gewezen dat zij onverschuldigd hadden betaald. Klagers hebben daarop hun gemachtigde ingeschakeld die de gerechtsdeurwaarder heeft aangeschreven. Zij verwijten de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze niet bereid is om aan hen het honorarium van hun gemachtigde te vergoeden. Zij vorderen in de onderhavige procedure vergoeding van deze kosten.  

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat een gerechtsdeurwaarder die een vergissing begaat of een fout maakt zoals de gerechtsdeurwaarder heeft gedaan, zich daarmee niet zonder meer schuldig maakt aan handelen of nalaten dat moet leiden tot tuchtrechtelijk ingrijpen. Dit kan anders zijn wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Hiervan is echter niet gebleken. Het is niet aan de tuchtrechter is om inhoudelijk te beslissen omtrent het door klagers opgeworpen geschilpunt betreffende vergoeding van de kosten van hun gemachtigde. Ter beoordeling staat slechts of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van het hiervoor genoemde artikel oplevert. Dat is hier niet het geval. Het door de gerechtsdeurwaarder jegens klagers ingenomen standpunt is niet onverdedigbaar of anderszins tuchtrechtelijk laakbaar. Voor een inhoudelijke beslissing over dat standpunt kunnen klagers zich wenden tot de gewone rechter, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

5. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klagers aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.