ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0208 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.573

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0208
Datum uitspraak: 22-05-2007
Datum publicatie: 31-03-2009
Zaaknummer(s): 2006.573
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Taak gerechtsdeurwaarder bij ontruiming

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 22 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 573.2006:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: mr. T. Rhijnsburger,

advocaat gevestigd te Rotterdam,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 11 december 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief met bijlage van 10 januari 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Bij fax van 5 april 2007 heeft klager op het verweer gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 april 2007.

Partijen zijn niet verschenen.

De uitspraak is bepaald op 22 mei 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen klager gewezen (verstek)vonnis. Bij dit vonnis is klager veroordeeld tot ontruiming van zijn woning. De ontruiming is op 10 april 2006 per brief en op 11 april 2006 per exploot aangezegd. Daarbij is meegedeeld dat eventueel aanwezige zaken zouden worden verwijderd en vernietigd. Dit is ook gebeurd na de ontruiming op 2 mei 2006 afgezien van een aantal zaken die in een container zijn opgeslagen waarvan de inhoud na een maand alsnog is vernietigd. De inboedel is afgevoerd door een schoonmaakbedrijf. De opslag heeft plaatsgevonden op initiatief van dit bedrijf.

b)      Klager is in verzet gegaan tegen het verstekvonnis en er heeft een kort geding plaatsgevonden. In die procedures heeft klager domicilie gekozen op het adres van zijn gemachtigde. Het verzetvonnis en derdenarresten zijn in het openbaar (over)betekend door de gerechtsdeurwaarder.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze zich aan zijn verantwoordelijkheid heeft onttrokken met betrekking tot de opslag van zijn inboedel. De inboedel bleek toen klager zijn goederen wilde afhalen te zijn vernietigd. Dit is in strijd met het aan klager ter hand gestelde document “opslag” waarin een termijn van 13 weken als bewaringstermijn is genoemd. De gerechtsdeurwaarder heeft niet goed gecommuniceerd. Zijn brief van 15 november 2006 is geadresseerd aan klager zelf in plaats van aan de gemachtigde. Er zijn extra kosten ontstaan door de openbare betekeningen. Er is geweigerd inzicht te geven in de opbouw van de kosten in dossier 600978. Slechts tegen betaling van € 7.59 was de gerechtsdeurwaarder bereid een afschrift van het verstekvonnis te geven aan de gemachtigde, toen deze verzet wilde instellen.

3. Het verweer

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Van enige verplichting tot en verantwoordelijkheid bij de opslag van inboedel is geen sprake. De gemeente [     ] voert bij ontruimingen geen zaken meer af en heeft verboden om inboedels op straat te plaatsen. Daarom is aan klager bij de brief en ook voorafgaand aan de ontruiming, waarbij klager aanwezig was, gezegd dat aanwezige zaken zouden worden verwijderd en vernietigd. Er zijn juist kosten bespaard door op 11 augustus 2006 bij de comparitie in het verzet het exploot van overbetekening van het derdenarrest van 29 juni 2006 en het exploot van betekening van het kort gedingvonnis van 23 juni 2006 in persoon te betekenen. Bij die gelegenheid is aan klager en zijn gemachtigde meegedeeld dat aan een gekozen domicilie in een gerechtelijke procedure niet kan worden geëxecuteerd en is klager verzocht zijn nieuwe adres door te geven. Dat verzoek is herhaald bij brief van 15 november 2006. Aan die verzoeken is geen gevolg gegeven. Daarom moest in het openbaar betekend worden. Daarbij is ter besparing één exploot uitgebracht. De vordering is wel degelijk gespecificeerd. Dit is gebeurd bij de betekening van de exploten en bij de brief van 15 november 2006.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Bij een ontruiming van onder meer een woning geeft een gerechtsdeurwaarder uitvoering aan een hem bij wet voorgeschreven taak. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet is een gerechtsdeurwaarder immers te allen tijde verplicht de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten  wanneer hierom wordt verzocht. Blijkens de memorie van toelichting op dit artikel vormt de ministerieplicht onder meer een waarborg voor justitiabelen dat waar zij ingevolge de wet zijn aangewezen op de ambtelijke tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder, deze zijn ambtelijke diensten ook daadwerkelijk zal verlenen. Op grond van het bepaalde in artikel 556 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering en rechtspraak van de Hoge Raad is een executerende gerechtsdeurwaarder gerechtigd de inboedel uit de woning te verwijderen en aan de openbare weg te plaatsen.

De huurder (als eigenaar van de inboedel) is de eerst aangewezen persoon om de aan de openbare weg geplaatste inboedel vervolgens af te voeren en op te slaan. De gerechtsdeurwaarder kan noch door de huurder noch door de verhuurder worden gedwongen de inboedel af te voeren of op te slaan. Uit hetgeen hiervoor staat vermeld omtrent de wet en de rechtspraak volgt immers dat de ambtelijke taak van de gerechtsdeurwaarder eindigt met het aan de openbare weg plaatsen van de inboedel. Nadat de ontruiming is voltooid, heeft de gerechtsdeurwaarder -behoudens zeer bijzondere omstandigheden die zich hier niet voordoen- geen zorgplicht meer ten aanzien van de ontruimde boedel. Ook kan -alhoewel dit vaak wel wordt gedaan- de gemeente niet tot afvoer en opslag worden verplicht. Doet de gemeente dit wel dan heeft de gemeente op grond van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 5.25 de bevoegdheid om de inboedel na de in deze wet genoemde termijn te verkopen of te  vernietigen.

4.2 Niet gebleken is dat de gerechtdeurwaarder zich aan enige verantwoordelijkheid met betrekking tot de opgeslagen inboedel heeft onttrokken. Hij heeft geen opdracht tot de opslag gegeven. De gerechtsdeurwaarder heeft de gang van zaken beschreven in zijn brief van 19 september 2006. Klager heeft deze gang van zaken niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken.

4.3 De overige verwijten zijn eveneens onterecht. De brief van 15 november 2006 is geadresseerd aan het adres waarop klager domicilie heeft gekozen en is dus niet geadresseerd aan klager. De gemachtigde wilde zelfs dat daar ook betekend wordt. Een ander adres van klager was niet bekend. De vordering is wel en voldoende gespecificeerd, gelet op de brief van 15 november 2006. Dat de gerechtsdeurwaarder om een vergoeding heeft gevraagd voor de kopie van het verstekvonnis, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder nodeloos kosten heeft veroorzaakt. Het standpunt van de gerechtdeurwaarder over de executie op een gekozen domicilie is niet tuchtrechtelijk laakbaar, onder meer gelet op het bepaalde in artikel 63, lid 2 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, reeds omdat er geen sprake is van een volgens wettelijk voorschrift gekozen woonplaats.

4.4 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.