ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0192 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.410

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0192
Datum uitspraak: 15-05-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2006.410
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager meent dat het vonnis ten onrechte is betekend omdat hij volledig aan de veroordeling heeft voldoen. De Kamer motiveert waarom dat standpunt onjuist is en het vonnis terecht betekend is. Overweging ten aanzien van nakosten. Klacht ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 15 mei 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 410.2006 van:

[      ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ], wonende te [     ],

tegen:

[     ]

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 18 september 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Bij brief met bijlagen van 13 oktober 2006 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter zitting van 3 april 2007 alwaar klager, zijn gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief van 13 april 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder de door de Kamer ter zitting verzochte aanvullende informatie verschaft.

De gemachtigde van klager heeft bij brief van 8 mei 2007 op de brief van de gerechtsdeurwaarder gereageerd.

De uitspraak is bepaald op 15 mei 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  a)      Bij vonnis van de kantonrechter te [     ] van 22 juni 2005 is klager veroordeeld te betalen aan [      ] een bedrag van € 4.431,68, vermeerderd met de rente over  € 4.015,68 vanaf 11 mei 2004 tot de voldoening en € 415,45 aan proceskosten, verminderd met de bedragen die [     ] ingevolge het vonnis van de kantonrechter te [     ] van 29 september 2004 gewezen tussen [     ] als eiser en [     ] als gedaagde heeft betaald dan wel zal betalen. Op grond van dit laatste vonnis was [     ] verschuldigd een bedrag ad € 4.833,79 vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf  22 maart 2004 tot de voldoening, te vermeerderen met de proceskosten in totaal een bedrag van € 5.634,19. Volgens een brief van de gerechtsdeurwaarders aan [     ] d.d. 7 december 2005 is aan het laatste vonnis geheel voldaan.

b)      Een aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder verbonden kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis van 22 juni 2005 op 27 februari 2006 aan klager betekend met bevel tot betaling van een bedrag van € 4.431,68 aan hoofdsom, € 286,93 aan rente,  € 411,45 aan proceskosten, € 67,50 aan nasalaris, € 81,71 een explootkosten, verminderd met € 4.185,90, in totaal derhalve € 1.093,37.

c)      De gemachtigde van eiser heeft op 2 januari 2006 bevestigd dat klager een bedrag van      € 600,00 heeft betaald.

d)      Bij brief van 4 september 2006 heeft de gemachtigde van eiser, die de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarders is, meegedeeld dat [     ] € 3.585,90 in mindering heeft betaald. Klager is veroordeeld tot betaling van € 4.431,68, verminderd met € 3.585,90 zodat aan  hoofdsom resteert € 845,78. Omdat klager in het kader van een afbetalingsregeling  € 600,00 heeft betaald, resteert op 21 februari 2006 een te betalen bedrag van € 769,51, waarvoor de executieopdracht aan de gerechtsdeurwaarders is verstrekt, aldus de opdrachtgeefster.

e)      Bij brief van 14 september 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klager geschreven dat hij nog € 898,50 verschuldigd is. Op de hoofdsom is onder andere in mindering gebracht een bedrag van € 4.185,90.

f)        Bij brief van 13 april 2007 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder als volgt geschreven:”Conform het vonnis van 22 juni 2005 diende de heer [     ] aan [     ] te voldoen een bedrag van € 4.431,68, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 4.015,68 vanaf 11 mei 2004 tot aan de dag van algemene voldoening, met dien verstande dat op de vordering van [     ] op [     ] in mindering strekt bedragen die door [     ] o.g.v. zijn hoofdelijke aansprakelijkheid als voormalig vennoot aan [     ] zijn voldaan. Conform uw afrekening van 7 december 2005 heeft [     ] voor de periode tot 1 augustus 2003 in totaal een bedrag van € 3.586,90 in mindering voldaan, zulks op basis van het vonnis d.d. 29 september 2004 (zie r.o. 18, kopie vonnis bijgevoegd). Dit bedrag strekt derhalve in mindering op de vordering van [     ] op [     ]. [     ] heeft voor de periode na 1 augustus 2003 ook wel betalingen gedaan, echter deze strekken niet in mindering op de vordering van [     ] op [     ], aangezien [     ] slechts tot 1 augustus 2003 medevennoot was van de v.o.f. De huurovereenkomst is nadien ook voortgezet door [     ]. Op 29 juni 2005 heeft de heer [     ] [     ] derhalve tot betaling van het restant van de vordering van [     ] aangeschreven. Een kopie van die brief gaat hierbij. [     ] diende, rekening houdende met het reeds door [     ] betaalde bedrag, nog een bedrag ad € 1.3619,51 te voldoen. Met [     ] is vervolgens een betalingsregeling getroffen. [     ]. In totaal heeft [     ] derhalve nog € 600,00 voldaan, zodat resteert te voldoen € 769,51. Overigens heeft [     ] de gemachtigde van [     ] op 2 januari 2006 ook reeds uitleg verstrekt omtrent het openstaande bedrag. Een kopie van die brief gaat hierbij...”

 2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders, kort samengevat, dat deze het vonnis van 22 juni 2005 ten onrechte hebben betekend, omdat daaraan reeds was voldaan. Van de Berg is veroordeeld tot betaling van € 4.833,79 en klager is veroordeeld tot betaling van € 4.431,68. Het bedrag waartoe Van de Berg is veroordeeld overtreft dus het bedrag waartoe klager is veroordeeld. Klager is ook nog veroordeeld tot betaling van € 411,45 aan proceskosten. Hij stelt een bedrag van € 600,00 te hebben voldaan, zodat hij € 182,55 te veel heeft betaald. Hij heeft de gemachtigde van eiser (de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarders) verzocht dit terug te betalen. Klager heeft de gerechtsdeurwaarders meerdere malen telefonisch op hun eigen verantwoordelijkheid gewezen en op de gevolgen van het klakkeloos tenuitvoerleggen van een titel Desondanks blijven zij zich verschuilen achter hun opdrachtgeefster.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar het vonnis van 22 juni 2005, het exploot van betekening en bevel en door hun opdrachtgeefster toegezonden instructies. Op basis van deze stukken conformeert hij zich aan het standpunt van hun opdrachtgeefster dat klager gehouden is het restant van de vordering aan zijn wederpartij te betalen.

Hij heeft klager bericht dat zijn bezwaren aan de opdrachtgeefster zouden worden kenbaar gemaakt en dat in afwachting daarvan geen kostenverhogende maatregelen zouden worden genomen. Er is dus geen sprake van dreigementen, zoals klager heeft gesteld.      

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder betaamt.

Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Ter zitting heeft gerechtsdeurwaarder [     ] zich opgeworpen als beklaagde. Hij wordt door de Kamer als zodanig aangemerkt waarmee in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 Dat is niet het geval. Het standpunt van klager komt erop neer dat hij van mening is dat reeds geheel aan het bij vonnis van 22 juni 2005 gegeven veroordeling is voldaan. Dat volgt naar het oordeel van de Kamer niet uit de overgelegde stukken. Bij vonnis van 29 september 2004 is de voormalige vennoot van klager veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 4.833,79. Uit rechtsoverweging 18 van dat vonnis blijkt dat de hoofdsom als volgt is opgebouwd. Over de periode tot 1 augustus 2003 (de datum dat klager nog medehuurder was uit hoofde van de vennootschap) een bedrag ad € 3.585,90 en voor de periode na 1 augustus 2003 (de datum vanaf de huur door zijn voormalige vennoot is voortgezet) een bedrag ad € 1.247,89. Bij vonnis van 22 juni 2005 is klager veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.431,68 met dien verstande dat van dat bedrag in mindering diende te worden gebracht de bedragen die de vennoot van klager, op grond van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid als voormalig vennoot, ingevolge het vonnis van 29 september 2004 had betaald dan wel zou betalen.

4.4 Uit het voorgaande volgt dat klager een bedrag van € 3.585,90 in mindering mocht laten strekken op het bedrag tot betaling waarvan hij is veroordeeld. Op het moment van betekening van het vonnis had klager dus nog niet aan de ten laste van hem uitgesproken veroordeling voldaan. Bij exploot van 27 februari 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder bevel tot betaling gedaan van een bedrag inclusief rente en kosten ad € 5.279,27 waarop in mindering kon strekken een bedrag van  € 4.185,90 samengesteld uit het door de vennoot van klager uit hoofde van zijn aansprakelijkheid als medevennoot tot 1 augustus 2003 voldane bedrag van € 3.585,90 en een bedrag van € 600,00 door klager voldaan op grond van de getroffen betalingsregeling.

4.5 Voor zover nog een meningsverschil blijft bestaan over het door klager te betalen bedrag is klager aangewezen op de gewone rechter. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om dit geschil verder te beoordelen. Op de gerechtsdeurwaarder rust geen verder gaande onderzoeksplicht. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dus niet gebleken.

4.4 Voor zover de klacht mede inhoudt dat nasalaris in rekening is gebracht geldt dat dit blijkens een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 9 maart 2006 (LJN: AV5233) niet meer is toegestaan. Omdat dit bevel echter is gedaan op 27 februari 2006 en het berekenen van nasalaris (en ook het geven van een bevel daarvoor) op dat moment volgens een eerder door het Gerechtshof op dit punt gegeven uitspraak (LJN: AT3529) een algemeen gangbare praktijk was die ook juridisch verdedigbaar was, is dit niet tuchtrechtelijk laakbaar.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. M.M. Beins en M.J-M.L. Baudoin, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.