ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0191 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.364

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0191
Datum uitspraak: 15-05-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2006.364
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Meerdere klachtonderdelen waarvan er een voor een deel gegrond wordt verklaard. De gerechtsdeurwaarder had klager moeten informeren over het feit dat de behandeling van de zaak vertraging had gelopen vanwege ziekte.  

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 15 mei 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 364.2006 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 19 augustus 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief van 25 september 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 3 april 2007 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 15 mei 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Klager heeft in februari 2006 de gerechtsdeurwaarder ingeschakeld voor het incasso van een vordering van naar zijn zeggen bijna € 20.000,00 op een debiteur.

b)      Bij brief van 26 april 2006 berichtte de gerechtsdeurwaarder aan klager dat deze in een te voeren procedure de bewijslast zou dragen en vroeg hij op welke wijze klager bewijs zou kunnen leveren.

c)      Klager heeft op 28 april 2006 geantwoord.

d)      Nadien is de zaak enige tijd bij de gerechtsdeurwaarder blijven liggen. Klager heeft enkele malen schriftelijk gerappelleerd, waarop niet is gereageerd.

e)      In reactie op een brief d.d. 4 augustus 2006 van klager schreef de gerechtsdeurwaarder op 7 augustus 2006 aan klager dat hij de door klager genoemde argumenten en bewijsstukken onvoldoende achtte voor het slagen van de vordering, dat hij daarom niet kon adviseren de zaak aanhangig te maken en dat klager deze opvatting van de gerechtsdeurwaarder wellicht kon laten toetsen door een advocaat.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder het volgende.

1.      De gerechtsdeurwaarder heeft jegens klager informatie achtergehouden, onder meer betreffende kontakten met de advocaat van de wederpartij, die ten grondslag heeft gelegen aan zijn negatief advies omtrent het instellen van een procedure.

2.      De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte aanmaningen verstuurd aan de wederpartij voordat klager bewijzen kon overleggen, en aldus klager in een "lachwekkend" daglicht geplaatst.

3.      De gerechtsdeurwaarder heeft zich voor de vertraging in de behandeling ten onrechte en in strijd met de waarheid beroepen op drukte en ziekte en had klager eerder over de vertraging moeten informeren.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat bij het intakegesprek met klager reeds melding is gemaakt dat het een complexe zaak betrof. Een en ander is versterkt door de reactie van de wederpartij welke integraal ter beantwoording aan  klager werd toegezonden. Er is geen informatie achtergehouden. Er is door de wederpartij bij monde van een advocaat eenmaal schriftelijk gereageerd, welke reactie ter beantwoording aan klager is doorgezonden. De gerechtsdeurwaarder is van mening dat zijn kwaliteitswaarborg vereist dat na nadere bestudering van een casus een cliënt erop dient te worden gewezen wanneer een te entameren procedure niet met succes kon worden afgerond. De gerechtsdeurwaarder erkent dat hij klager wellicht eerder had moeten inlichten dat de voortgang van de zaak wegens ziekte zijnerzijds heeft stilgelegen.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat ter beoordeling of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 In dat kader overweegt de Kamer ten aanzien van de eerste twee klachtonderdelen als volgt. Dat in een dossier een aanmaning wordt verzonden, is een gebruikelijke gang van zaken. Op een dergelijke aanmaning komt veelal een inhoudelijke reactie. De advocaat van de wederpartij heeft gereageerd op de door de gerechtsdeurwaarder verzonden aanmaning. Die reactie is door de gerechtsdeurwaarder ter beantwoording doorgezonden aan klager.

Naar het oordeel van de Kamer is op grond van de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder jegens klager informatie heeft achtergehouden. Evenmin is gebleken dat klager door het zenden van een aanmaning in een belachelijk daglicht is komen te staan. Deze klachtonderdelen dienen ongegrond te worden verklaard.

4.3 Dat de gerechtsdeurwaarder zich ten onrechte en in strijd met de waarheid heeft beroepen op zijn ziekte is niet gebleken. Dat klager zijn zaak aan de rechter wil voorleggen is zijn goed recht maar dat betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is de zaak voor klager te behandelen. Het staat de gerechtsdeurwaarder vrij om zijn inschatting te geven omtrent de kans van slagen van een procedure. Het getuigt van zorgvuldigheid dat klager wordt gewezen op de procesrisico´s. Wel had klager eerder moeten worden medegedeeld dat de zaak wegens ziekte van de gerechtsdeurwaarder vertraging had opgelopen. De gerechtsdeurwaarder heeft dit ook erkend en in die zin is de klacht gegrond.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht geen termen aanwezig over te gaan tot het opleggen van een maatregel.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klachtonderdeel 3 gegrond voor zover deze inhoudt dat klager niet eerder over de vertraging in de behandeling van zijn zaak is geïnformeerd;

-        laat het opleggen van een maatregel achterwege;

-        verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. M.M. Beins en M.J-M.L. Baudoin, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.