ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0187 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.57verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0187
Datum uitspraak: 29-05-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2006.57verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht is gericht op handelingen door de gerechtsdeurwaarder verricht in de hoedanigheid als incassobureau.  De voorzitter oordeelt dat de wijze waarop de gerechtsdeurwaarders hebben gecorrespondeerd niet tuchtrechtelijk laakbaar. De kamer is het met verbetering van de gronden met de voorzitter eens. Er kunnen bij klager - een advocaat- geen misvrstanden zijn ontstaan in welke hoedanigheid de gerechtsdeurwaarders zich hebben gepresenteerd. Verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 29 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 57.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1.      [     ],

2.      [     ],

3.      [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 17 januari 2006 (zaaknummer 336.2005) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagden ingediende klacht.

Bij brief van 24 januari 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 30 januari 2006 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 december 2006 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De behandeling is voortgezet op 17 april 2007 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

2.1 Klager verzoekt in verzet het door hem in de inleidende klacht gestelde als hier integraal herhaald en ingelast te beschouwen en de bij de klacht overgelegde bijlagen als ook in verzet overgelegd te beschouwen.

2.2 In verzet heeft klager aangevoerd dat de voorzitter ten onrechte slechts een van de klachten heeft beoordeeld. De klacht dat de gerechtsdeurwaarders het in de correspondentie doen voorkomen alsof zij hun incassowerkzaamheden uitvoeren in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarders is niet behandeld. De voorzitter is niet ingegaan op de klacht ter zake van de ondertekening van de verzonden brieven. Die klacht dient alsnog te worden beoordeeld te worden en wel mede aan de hand van de door klager genoemde jurisprudentie.

2.3 De voorzitter heeft de correspondentie van de gerechtsdeurwaarders ten onrechte opgevat als afhankelijk van meerdere nog te vervullen voorwaarden. Er worden wel degelijk maatregelen aangekondigd die niet kunnen worden waargemaakt. De gerechtsdeurwaarders hebben het ten onrechte doen voorkomen alsof zij zonder meer een veroordelend vonnis zouden verkrijgen. De correspondentie komt aldus in wezen op het volgende neer: “als u niet betaalt zal ik gerechtsdeurwaarder, een vonnis verkrijgen waarbij u zult worden veroordeeld tot betaling en als  u ook dan nog niet betaalt, zal een gerechtsdeurwaarder beslag op onder meer uw roerende goederen leggen en als u dan niet aanwezig bent forceren wij uw voordeur.”

2.4 Voortbouwend hierop merkt klager op dat het aangekondigde geweld tegen de eigendommen van klager bovendien disproportioneel is, nu het geschil een slechts zeer gering geldelijk belang heeft, aldus klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

4.1 In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat zij het in de correspondentie doen voorkomen alsof zij hun incassowerkzaamheden voor hun cliënte uitvoeren in de hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder. Dit is naar de mening van klager stellig niet het geval en dus misleidend. Als gevolg daarvan wekken de gerechtsdeurwaarders de indruk alsof zij in hun hoedanigheid van incassobureau bevoegd zijn tot meer of verdergaande handelingen (ambtshandelingen) dan andere incassobureaus. Dat legt een grotere druk op de wederpartij van de opdrachtgever van het incassobureau en is niet zoals het hoort. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar en in strijd met gepubliceerde rechtspraak van de Kamer. Ook de Parlementaire Geschiedenis is duidelijk. De Minister spreekt in zijn brieven aan de Tweede Kamer bijvoorbeeld over “afbakening van het ambtelijke en het niet-ambtelijke terrein”; “zuiverheid en herkenbaarheid van het ambtelijk optreden als zodanig”. Dit terwijl de brieven van de gerechtsdeurwaarders zijn ondertekend met “de gerechtsdeurwaarder”.

4.2 De gerechtsdeurwaarder is geen partijvertegenwoordiger. Dus zelfs niet bij executie.

Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst klager naar een door hem aangehaalde artikel van A.W. Jongbloed. Het optreden van de gerechtsdeurwaarder moet gestoeld zijn op de wet en bijvoorbeeld voortvloeien uit een verlof van de voorzieningenrechter of een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak waarboven niet zonder betekenis staat vermeld “in naam der koningin” en niet: “in naam van eiser”. Anders gezegd: aan de gerechtsdeurwaarder zijn bepaalde bevoegdheden toegekend, juist om eigenrichting te voorkomen, en niet om deze te bevorderen. Dit hebben verweerders met hun naar de mening van klager disproportioneel geredigeerde dreigementen verwijtbaar uit het oog verloren. Verweerders doen het voorkomen alsof zij in hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder al vastgesteld  zouden hebben dat de argumenten van klager geen hout snijden en dat er een veroordelend vonnis tegen klager zal volgen, met allerlei geweld tegen zaken en eigendommen – uit te oefenen nota bene door de gerechtsdeurwaarders zelf. Dit is geen gepaste wijze van optreden en betekent ongeoorloofde druk.

4.3 Zulks geldt te meer nu de door de gerechtsdeurwaarders aangekondigde procedure vooral zal gaan over de beweerdelijk door hen veroorzaakte buitengerechtelijke kosten. Ook dat is ongepast, aldus klager.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de wijze waarop de gerechtsdeurwaarders hun correspondentie hebben gevoerd niet tuchtrechtelijk laakbaar is. De in de brief van 10 augustus 2005 gebruikte formuleringen om te wijzen op de mogelijke gevolgen voor klager van het niet voldoen aan een vonnis, kunnen niet worden beschouwd als het uitoefenen van ongeoorloofde druk, omdat er geen maatregelen worden aangekondigd die niet kunnen worden waargemaakt. De gerechtsdeurwaarders hebben hun mogelijk toekomstige stappen immers afhankelijk gemaakt van meerdere nog te vervullen voorwaarden en hebben die voorwaarden aan klager ook duidelijk gemaakt. Zij mochten klager erop wijzen wat voor hem de gevolgen zouden kunnen zijn indien hij niet aan een verkregen vonnis zou voldoen en bij een eventuele beslaglegging niemand aanwezig zou zijn, aldus de voorzitter. 

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 Bij de beoordeling dient tot uitgangspunt dat wanneer de gerechtsdeurwaarder zich presenteert hij dit zorgvuldig en in overeenstemming met de eisen van zijn beroep doet. Hij dient te zorgen voor een juiste en volledige presentatie en dient in contacten met derden misverstanden te vermijden in welke hoedanigheid hij in de gegeven situatie optreedt.

6.2 In het onderhavige geval gaat het erom of er bij klager –in het dagelijks leven advocaat- misverstanden kunnen zijn ontstaan over de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder zich tegenover hem heeft gepresenteerd. Dat is niet het geval. Het moet klager immers ambtshalve bekend zijn dat het drijven van een incassobureau een aan de uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder sterk beroepsverwante activiteit is. Blijkens de tekst van de brieven kan over de inhoud van de brieven geen misverstand bestaan. Het gaat duidelijk om incassobrieven. Hieraan doet niet af dat de inhoud van de brief van 10 augustus 2005 geen schoonheidsprijs verdient. Hetzelfde geldt voor de ondertekening van beide brieven met “de gerechtsdeurwaarder”.

6.3 De omstandigheid dat wellicht geprocedeerd zou gaan worden over de kosten van de gerechtsdeurwaarder doet niet ter zake. Niet valt in te zien waarom over die kosten niet zou mogen worden geprocedeerd. Dit is een gebruikelijke gang van zaken als een vordering in handen van een gerechtsdeurwaarder is gegeven.

6.4 Het onderzoek in verzet heeft voor het overige naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter met verbetering van de gronden juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.