ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0186 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.140

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0186
Datum uitspraak: 29-05-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2007.140
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tenuivoerrlegging van een door de gemeente uitgevaardigd dwangbevel. De voorzitter oordeelt dat het op de weg van klager had gelegen de gerechtsdeurwaarder te informeren dat verzet was ingesteld. De wijze van beslaglegging is behoudens bijzondere omstandigheden niet aan het oordeel van de tuchtrechter onderworpen. De Kamer is het met het oordeel van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 29 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 140.2007 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 20 februari 2007 (zaaknummer 526.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 1 maart 2007 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief ingekomen op 12 maart 2007 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2007 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

Voor de gronden van het verzet wordt verwezen naar het aan deze beslissing gehechte verzetschrift waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze hem opzettelijk schade heeft berokkend. Er is slechts op een klein deel van de inboedel beslag gelegd, kennelijk was intimidatie het doel. De auto en de motorfiets zijn onnodig naar Gelderland getransporteerd. De gerechtsdeurwaarder heeft geen inzage willen verstrekken in de stukken van het uitbrengen van het dwangbevel, het beslag en de betekening van het vonnis. Klager heeft dit meermalen verzocht. Er is hem geen gelegenheid gegeven tot een betalingsregeling. Tot slot stelt klager dat er schade aan de auto is ontstaan.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht voor zover in verzet van belang overwogen dat de gerechtsdeurwaarder ten tijde van het beslag niet bekend was met het feit dat door klager verzet was ingesteld tegen het dwangbevel. Het had op de weg van de gemeente gelegen de gerechtsdeurwaarder daarvan op de hoogte te stellen. Dat dit niet is gebeurd kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Dat de gerechtsdeurwaarder hierover niet uit eigen beweging bij de gemeente heeft geïnformeerd leidt evenmin tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook de bij de beslaglegging aanwezige huisgenote van klager heeft de gerechtsdeurwaarder kennelijk niet ingelicht.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de door klager gewraakte wijze van beslaglegging evenmin tuchtrechtelijk laakbaar is. Een verdere beoordeling van het beslag is voorbehouden aan de gewone rechter aan wie ingevolge artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtvorderingen geschillen over tenuitvoerlegging moeten worden voorgelegd. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. De door klager genoemde stukken zijn aan hem betekend, hem is dus wel inzage verschaft en het is niet aan de gerechtsdeurwaarder om een regeling aan te bieden, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

6.1 Uit de stukken is de Kamer gebleken dat de gemeente het op 13 juni 2006 getekende dwangbevel rechtstreeks naar klager heeft toegezonden terwijl dit naar de gerechtdeurwaarder had moeten worden verzonden. De gemeente heeft vervolgens een nieuw dwangbevel opgemaakt en naar de gerechtsdeurwaarder verzonden die het dwangbevel op 24 juli 2006 aan klager heeft betekend. De verwijten zoals die worden geformuleerd tegen (ambtenaren van) de gemeente kunnen de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk raken.

6.2 Het door klager genoemde artikel 432 Rv beschermt de schuldenaar (hier: klager) tegen een onverhoedse executie van zijn goederen onder een derde. Er zijn echter geen goederen onder een derde geëxecuteerd maar goederen die toebehoorden aan klager.

6.3 Het onderzoek in verzet heeft voor het overige naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

  Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.