ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0184 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.525verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0184
Datum uitspraak: 29-05-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2006.525verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht van klager met hetzelfde feitencomplex is eerder ingediend en ongegrond verklaard. De voorzitter oordeelt dat klager daarom niet-ontvankelijk is in zijn klacht. De Kamer is het met het oordeel van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.  

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 29 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 562.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 21 november 2006(zaaknummer 336.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 22 november 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 6 december 2006 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2007 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat nogmaals aangevoerd dat de executie van het verstekvonnis onrechtmatig was en verzet zich tegen het feit dat de gerechtsdeurwaarder blijft doorgaan met de executie van het onterecht gewezen vonnis. Klager wenst benoeming van een accountant om klaarheid in de zaak te brengen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht heeft klager gesteld dat hij ten onrechte is veroordeeld, omdat er geen sprake is geweest van een huurschuld. Dat blijkt volgens hem ook uit de brief van 1 juni 2006. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslag te hebben gelegd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder terecht heeft gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klachten die in de eerdere procedure (zoals in deze beslissing vermeld onder de feiten) aan de orde zijn gesteld. Klager kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de Kamer voorleggen. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Klager dient zich tot de gewone rechter te wenden, indien hij het beslag onjuist acht, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.