ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0183 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.564verzet
ECLI: | ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0183 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-05-2007 |
Datum publicatie: | 20-04-2009 |
Zaaknummer(s): | 2006.564verzet |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht over gelegd beslag wegens alimentatieverplichtingen. De voorzitter oordeelt dat het beslag niet zonder toestemming van de opdrachtgever kan worden opgeheven. De Kamer is het met de voorzitter eens . Verzet ongegrond |
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 29 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 564.2006 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 29 november 2006 (zaaknummer 354.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.
Bij brief van 4 december 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.
Bij brief van 6 december 2006, ingekomen op 7 december 2006, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2007 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.
Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 29 mei 2007.
2. De gronden van het verzet
2.1 In verzet heeft klager op ter zitting nader aangevoerde uiteengezette gronden aangevoerd dat de beschikking voorschrijft dat hij maandelijkse betalingen diende te verrichten aan zijn ex-echtgenote en te storten op haar bankrekening. Klager bestrijdt niet dat er op enig moment op basis van de toen bekende beschikking een achterstand bestond. Feit blijft dat op een zeker moment volledige betaling aan zijn ex-echtgenote heeft plaatsgevonden en er geen achterstand meer bestond. Hierdoor is de tenuitvoerlegging van de beschikking onrechtmatig geworden. De gerechtsdeurwaarder was van de betaling op de hoogte omdat klager hem daarvan bewijsstukken heeft verzonden. Klager bestrijdt dat de gerechtsdeurwaarder slechts afhankelijk is van de wensen van de opdrachtgever. De gerechtsdeurwaarder heeft ook een eigen verantwoordelijkheid.
2.2 Klager heeft met toestemming van de rechtbank conservatoir beslag gelegd onder zijn ex-echtgenote. Indien zijn ex-echtgenote het hier niet mee eens is dan dient zij zelf stappen te ondernemen. Op grond hiervan dient klager vrij beheer te verkrijgen over zijn gelden. Door onder deze omstandigheden het ten laste van hem gelegde executoriale beslag te handhaven handelt de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig.
2.3 Dat betalingen slechts aan de gerechtsdeurwaarder kunnen worden verricht, is onjuist omdat in de beschikking is bepaald dat hij aan zijn ex-echtgenote diende te betalen. De gerechtsdeurwaarder is in deze geen partij, maar slechts uitvoerder bij vermeende achterstanden. Bovendien blijkt uit de diverse overhandigde stukken dat er sprake was van een noodsituatie en er reeds een bodemprocedure op de rol stond. De gerechtsdeurwaarder had kunnen weten dat de uitslag van die procedure een correctie in de alimentatieverplichting zou opleveren. Op grond van de beschikking van 28 september 2006 kan worden vastgesteld dat er feitelijk in juli 2006 geen achterstand bestond en de executie achteraf bezien onrechtmatig was.
2.4 Klager meent op alle onderdelen in zijn recht te staan en dat de klacht gegrond is. Hij heeft schade geleden en verzoekt de gerechtsdeurwaarder een maximale boete op te leggen en een maatregel op te leggen. Klager verzoekt de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in de kosten van de tuchtzaak, zijn werkzaamheden en de gemaakte reiskosten. Klager verzoekt de uitspraak van de voorzitter te vernietigen en tevens uitspraak te doen jegens de voorzitter wegens zijn kwalijke behandeling van het dossier en de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden.
3. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.
4. De inleidende klacht
4.1 In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze heeft geweigerd om het beslag op te heffen, terwijl de alimentatieachterstand op 13 juli 2006 door hem is voldaan. Bovendien is het aan de gerechtsdeurwaarder te wijten dat het beslag langer dan nodig was is blijven liggen, doordat hij telkenmale onjuiste overzichten van de betalingsachterstand heeft verschaft. Als gevolg hiervan is de verkoop van de woning belemmerd. Ook is geweigerd het beslag op te heffen, omdat klager conservatoir derdenbeslag had laten leggen op de bankrekening van zijn ex-echtgenote waarop hij de alimentatie had overgemaakt.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft op de klacht samengevat overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet de gerechtsdeurwaarder te allen tijde verplicht is in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat hij het beslag niet kon opheffen zonder daartoe uitdrukkelijk de opdracht te hebben ontvangen van de advocaat van zijn opdrachtgeefster.
5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Het betreft hier een klacht ten aanzien van de betekening van een aan de gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere tenuitvoerlegging (executie) daarvan. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Niet gebleken is dat het beslag onnodig lang in stand is gebleven door toedoen van de gerechtsdeurwaarder. Volgens de gerechtsdeurwaarder betaalde klager rechtstreeks aan de wederpartij waardoor de juistheid van de betalingen steeds moest worden vastgesteld door de advocaat van de opdrachtgeefster. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg, aldus de voorzitter.
6. De beoordeling van de gronden van het verzet.
6.1 Anders dan klager heeft aangevoerd is een gerechtsdeurwaarder niet gerechtigd een beslag op te heffen zonder uitdrukkelijke instructie van zijn opdrachtgever hiertoe. Of de gerechtsdeurwaarder nu wel of niet op de hoogte was van het feit dat klager de achterstand had voldaan doet daarbij niet ter zake. Uit de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder naar aanleiding van een brief van de advocaat van klager van 13 juli 2006 zijn opdrachtgever bij brief van 17 juli 2006 heeft gevraagd of er betalingen waren ontvangen en om instructies heeft verzocht. Bij brief van 28 juli 2006 heeft de opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder verzocht het beslag op te heffen hetgeen door de gerechtsdeurwaarder dezelfde dag is gedaan. Hetgeen door klager in verzet is aangevoerd omtrent het door hem gelegde conservatoire beslag staat hier los van en doet aan het voorgaande niet af.
6.2 Of klager, nadat de beschikking aan hem was betekend, nog wel rechtstreeks aan zijn ex-echtgenote kon betalen, kan in het midden worden gelaten. Ik elk geval heeft dat ertoe geleid dat de gerechtsdeurwaarder die betalingen eerst diende te verifiëren bij zijn opdrachtgever omdat zoals reeds gezegd hij niet op eigen gezag een beslag mag opheffen.
6.3 Het onderzoek in verzet heeft daarom naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.
7. Bij deze stand van zaken behoeft hetgeen door klager overigens is verzocht geen nadere beoordeling meer.
8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.:
Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.