ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0182 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.569verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0182
Datum uitspraak: 29-05-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2006.569verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over gelegd beslag op grond van in de ogen van klaagster onterecht tegen haar gewezen vonnissen. De voorzitter oordeelt dat het niet aan de tuchtrechter is daarover te oordelen. De Kamer is het met het oordeel van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 29 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 569.2006 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

1. [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 21 november 2006 (zaaknummer 382.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagden ingediende klacht.

Bij brief van 27 november 2006 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 11 december 2006 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 14 maart 2007 hebben de gerechtsdeurwaarder uitstel van de behandeling verzocht.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2007 alwaar klaagster is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster voor zover van belang aangevoerd dat zij door kantonrechter ten onrechte tot betaling is veroordeeld en dat de gerechtsdeurwaarders het vonnis ten onrechte aan haar hebben betekend.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht.

In haar inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarders samengevat in 2005 en 2006 beslag te hebben gelegd voor naar de mening van klaagster onterechte vonnissen. Zij verzoekt om opheffing van de beslagen en om een onderzoek in te stellen naar de macht die ene heer [ ] bij het kantongerecht zou hebben.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht samengevat overwogen dat de gerechtsdeurwaarders slechts hebben voldaan aan de op de wet berustende ministerieplicht. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is bij het leggen van de ten laste van klaagster gelegde beslagen niet gebleken. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarders noch aan de tuchtrechter te beoordelen of een vonnis al dan niet terecht is gewezen. Indien klaagster het met het vonnis niet eens is, kan zij daartegen in beroep gaan. Indien klaagster het niet eens is met de gelegde beslagen dient zij, zoals terecht door de gerechtsdeurwaarders is aangevoerd, een executiegeschil aan te spannen. Voor de tuchtrechter ligt hier geen taak. Al hetgeen overigens door klaagster is verzocht kan verder buiten bespreking worden gelaten aangezien de tuchtrechter niet bevoegd is aan de verzoeken te voldoen, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 H etgeen klaagster in verzet heeft aangevoerd heeft betrekking op een een groot aantal tegen klaagster in het verleden gevoerde procedures’s die geen betrekking hebben op de onderhavige zaak en zodoende niet kunnen worden aangemerkt als gronden die zijn gericht tegen de door de voorzitter gegeven beslissing.

6.2 Het onderzoek in verzet heeft voor het overige naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

6.3 Bij deze stand van zaken behoeft het verzoek om aanhouding van de gerechtsdeurwaarders geen bespreking meer.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.