ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0181 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.576verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0181
Datum uitspraak: 29-05-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2006.576verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Execuite van ten laste van klager gewezen vonnis. De voorzitter oordeelt dat de gerechtsdeurwaarders voldoen aan hun ministerieplicht. De Kamer is het met het oordeel van de voorzitter eens. Verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 29 mei 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 576.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

1.      [     ],

2.      [     ],

3.      [     ],

4.      [     ],

gerechtsdeurwaarders te [    ],

beklaagden,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 21 november 2006 (zaaknummer 385.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagden ingediende klacht.

Bij brief van 27 november 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 10 december 2006 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 april 2007 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 29 mei 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders voorbijgaan aan de borgstelling ten behoeve van de Bank. Klager betwist dat de borgstelling los staat van de onderhavige zaak. Hij blijft bij zijn standpunt dat alles is betaald en met de Bank is opgelost.

Klager twijfelt of de gerechtsdeurwaarders wel opdracht hadden hem te dagvaarden en de invordering wederom ter hand te nemen. Ook worden de bedragen die aan de Bank zijn voldaan door de gerechtsdeurwaarders niet vermeld.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarders samengevat een vordering te innen waaraan geen vonnis ten grondslag ligt. Verder verwijt klager de gerechtsdeurwaarders de vordering in hun brief van 24 augustus 2006 niet te hebben onderbouwd, te hoge kosten in rekening te brengen, namelijk kosten buiten vonnis, te hoge rente te berekenen en geen rekening te houden met een door de gemeente Amsterdam in deze zaak betaalde borgstelling. Ook kloppen de door de gerechtsdeurwaarder vermelde bedragen niet met een eerder door hem verstrekte specificatie van 12 februari 2003. Klager vraagt het dossier als onjuist te beoordelen en de vordering te vernietigen.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat een gerechtsdeurwaarder die wordt verzocht een vonnis te executeren, voldoet aan zijn op de wet berustende ministerieplicht. Het in dat kader aanschrijven van klager om de vordering te voldoen, is niet tuchtrechtelijk laakbaar.

De gerechtsdeurwaarders hebben hun vordering bij brieven van 29 augustus 2006 en 5 september 2006 afdoende onderbouwd. Het enkele vermelden van de restantvordering waarvoor nog geen vonnis is gehaald, is niet tuchtrechtelijk laakbaar. De berekende rente en de in rekening gebrachte proceskosten berusten op het vonnis en de executiekosten op het (thans vervallen) Deurwaardersreglement. Het verschil in bedragen tussen de brief van 12 februari 2003 en de latere specificatie hebben de gerechtsdeurwaarders in hun brief van 5 september 2006 verklaard. Of de door klager aangehaalde borgstelling, zoals door de gerechtsdeurwaarders is aangevoerd, los staat van de vordering, staat niet ter beoordeling aan de tuchtrechter, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet.

Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist. Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.