ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0156 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.328

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0156
Datum uitspraak: 26-06-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2006.328
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Onvoldoende informatie verstrekken, verrichten van  handelingen waarvoor geen opdracht is gegeven, niet tijdig informeren over te ondernemen stappen, niet informeren over kosten, onvoldoende specificeren nota. Klachten ongegrond behoudens de klacht dat zonder opdracht beslag is gelegd. Geen maatregel opgelegd.  

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 26 juni 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het zaaknummer 328.2006 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: mr. [     ],

tegen:

1.      [    ],

2.      [     ],

3.      [     ],

4.      [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 20 juli 2006 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Bij aangehechte brief van 21 september heeft de gerechtsdeurwaarder [     ] een verweerschrift ingediend.

Klaagster heeft bij brief van 7 december 2006 een vonnis van de kantonrechter te [     ] overgelegd d.d. 20 november 2006 gewezen tussen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders en klaagster.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 mei 2007 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder [     ] zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 juni 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Bij brief van 5 juni 2002 hebben de gerechtsdeurwaarders aan klaagster de opdracht bevestigd tot het voeren van een procedure tot onder meer de ontbinding van een huurovereenkomst, de ontruiming en toewijzing van achterstallige huur.

b)      Bij vonnis van 17 juni 2002 heeft de kantonrechter te [     ] de vordering van klaagster bij verstek toegewezen en de wederpartij van klaagster (hierna: de debiteur) in de kosten veroordeeld.

c)      Bij brief van 28 juni 2002 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster het door de kantonrechter gewezen vonnis alsmede de incasso- en betalingsvoorwaarden toegezonden.

d)      Het vonnis is op 1 juli 2002 aan de debiteur betekend waarbij de ontruiming is aangezegd tegen 17 juli 2002 op welke dag de ontruiming heeft plaatsgevonden.

e)      Bij brieven van 16 september 2002 en 21 oktober 2002 (herhaald verzoek) hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster verzocht een specificatie van de achterstallige huur te geven teneinde de debiteur op te kunnen geven wat hij verschuldigd was.

f)        Op 16 januari 2003 hebben de gerechtsdeurwaarders beslag gelegd op een aan de debiteur in eigendom toebehorende onroerende zaak.

g)      Op 14 februari 2003 is aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarders een verzetdagvaarding betekend. Bij brief van 17 februari 2003 deden de gerechtsdeurwaarders hiervan mededeling aan klaagster en berichtten zij voorts dat zij de procedure namens klaagster zouden behartigen.

h)      Bij vonnis van 30 juni 2003 heeft de kantonrechter te [     ] het door de debiteur ingestelde verzet ongegrond verklaard. Bij brief van 2 juli 2003 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster hiervan op de hoogte gesteld.

i)        Op 5 oktober 2005 is de debiteur toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Op 1 maart 2006 is haar faillissement uitgesproken.

j)        Op 10 maart 2006 hebben de gerechtsdeurwaarders het dossier gesloten en hun declaratie bij klaagster ingediend.

k)      Bij brief van 8 april 2006 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarders medegedeeld dat zij zich niet in de afrekening kon vinden. Bij brief van 18 april 2006 hebben de gerechtsdeurwaarders deze brief van klaagster beantwoord.

l)        Bij exploot van 9 juni 2006 hebben de gerechtsdeurwaarders klaagster gedagvaard voor de kantonrechter te [     ] en betaling van de declaratie gevorderd.

m)    Op 20 november 2006 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Hij heeft onder meer overwogen: “De deurwaarder heeft gesteld dat [     ] uiteraard vooraf is meegedeeld dat indien de kosten van zijn werkzaamheden niet kunnen worden verhaald, deze aan haar in rekening worden gebracht. [     ] heeft dit betwist. Maar ook zonder deze mededeling had [     ] dit kunnen begrijpen, aangezien het niet voor de hand ligt dat een deurwaarder het risico van insolventie van de debiteur voor eigen rekening zal nemen. Een beding als door de deurwaarder gesteld, is dan ook zeer gebruikelijk. Een nader onderzoek naar de betwiste mededeling van de deurwaarder is echter niet nodig, omdat het beding is opgenomen in de algemene voorwaarden van de deurwaarder. [     ] heeft niet weersproken dat op haar verzoek in juni 2002 een exemplaar van die algemene voorwaarden aan haar is toegezonden. Daarom wordt aangenomen dat die algemene voorwaarden van toepassing zijn. Die bevatten het volgende beding: In alle gevallen waarin een vordering oninbaar blijkt, is de opdrachtgever aan ons verschuldigd de door ons gemaakt verschotten en een voor onze werkzaamheden naar redelijkheid en billijkheid te bepalen bedrag voor honorarium. [     ] is door dit beding gebonden en daarom faalt haar belangrijkste verweer.”

n)       Voorts heeft de kantonrechter onder meer overwogen: “De deurwaarder heeft erkend, althans niet weersproken dat hij zonder overleg met [     ] beslag heeft gelegd. Met [     ] is de kantonrechter van oordeel dat de deurwaarder hiervoor apart opdracht van [     ] had moeten verkrijgen. Wellicht zijn er omstandigheden waarin een deurwaarder zonder aparte opdracht tot beslaglegging mag overgaan, maar zulke omstandigheden zijn door de deurwaarder niet gesteld. Tot de brief d.d. 23 juli 2003 heeft de deurwaarder [     ] geïnformeerd over de belangrijkste ontwikkelingen en heeft hij in opdracht van [     ] gehandeld, de beslaglegging uitgezonderd.”

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders dat deze:

1.      haar niet hebben geïnformeerd dat de eventuele proceskosten en andere kosten niet op de debiteur verhaald zouden kunnen worden;

2.      handelingen hebben verricht waarvoor zij geen opdracht heeft gegeven;

3.      haar niet steeds (tijdig) hebben geïnformeerd welke handelingen precies zouden worden ondernomen;

4.      haar niet hebben geïnformeerd over de aan de procedure verbonden kosten;

5.      een onvoldoende gespecificeerde nota hebben toegezonden.

Klaagster is het gedeeltelijk eens met de uitspraak van de kantonrechter d.d. 20 november 2006. Zij blijft echter bij haar klacht.

3 Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders bestrijden dat er onbehoorlijk is gehandeld. Er is inmiddels een civiele procedure tegen klaagster ingesteld tot betaling van de declaratie. De gerechtsdeurwaarders verwijzen naar de inhoud van de in die procedure overgelegde conclusie van repliek waaruit blijkt dat de zaak van klaagster op een vlotte en adequate wijze is behandeld. Zij kunnen zich grotendeels vinden in de uitspraak van de kantonrechter.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Gerechtsdeurwaarder [     ] heeft ter zitting verklaard dat hij namens alle aan zijn kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders is opgetreden en dat zij allen een deel van de werkzaamheden ten behoeve van klaagster hebben verricht. Daarom wordt de klacht beschouwd te zijn gericht tegen alle aan het kantoor verbonden gerechtsdeurwaarders. In de aanhef van deze beschikking is daar al rekening mee gehouden.

4.2 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak terzake van handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Op de in het vonnis van de kantonrechter te [     ] vermelde gronden, die de Kamer overneemt, moet het eerste klachtonderdeel is ongegrond worden geoordeeld.

4.4 De Kamer neemt aan dat het tweede klachtonderdeel zich richt tegen de beslaglegging. De gerechtsdeurwaarders hebben niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zij toestemming aan klaagster hebben gevraagd om tot beslaglegging over te gaan, hetgeen zij hadden behoren te doen. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond.

4.5 Het derde onderdeel van de klacht is ongegrond. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarders klaagster over de belangrijkste ontwikkelingen wel hebben geïnformeerd. Niet is gebleken van omstandigheden waarom dit oordeel onjuist zou zijn.

4.6 Indien de gerechtsdeurwaarders klaagster niet hebben ingelicht over de aan de procedure verbonden kosten, zou het op de weg van klaagster hebben gelegen om hierna te informeren. Ook het vierde klachtonderdeel is ongegrond.

4.7 Het vijfde klachtonderdeel is eveneens ongegrond. Uit de door klaagster overgelegde brief van 10 maart 2006 blijkt dat de gerechtsdeurwaarders haar wel degelijk een duidelijke nota hebben gestuurd. Deze is op de gebruikelijke wijze gespecificeerd. Voorts wordt verwezen naar alinea veertien van de conclusie van repliek. Klaagster heeft het daar gestelde niet weersproken.

4.8 Op grond van het voorafgaande is de klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond. De Kamer ziet geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond;

-        ziet van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. R.G. Kemmers en J.P.J.J. Timmermans, (plaatsvervangende) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.