ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0153 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.96verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0153
Datum uitspraak: 26-06-2007
Datum publicatie: 20-04-2009
Zaaknummer(s): 2007.96verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De voorzitter verklaart de klacht kennelijk-ongegrond. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 26 juni 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 96.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 30 januari 2007 (zaaknummer 517.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 30 januari 2007 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 13 februari 2007 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 mei 2007 alwaar klaagster vergezeld door haar echtgenoot, en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 26 juni 2007. 

2. De gronden van het verzet

Voor de gronden van het verzet wordt verwezen naar de inhoud van het verzetschrift waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De beoordeling van de gronden van het verzet

4.1 In haar inleidende klacht heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder andere verweten dat het aan hem te wijten is dat zij geen verzet heeft ingesteld tegen een door het LBIO uitgevaardigd dwangbevel.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn eerdere verweer tegen de klacht.

4.3 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dat die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt.

4.4 Hetgeen partijen nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. R.G. Kemmers, en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangende) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.