ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0129 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.448verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0129
Datum uitspraak: 10-04-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.448verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslagvrije voet. Beslissing in verzet. De voorzitter acht de klacht kennelijk ongegrond. De Kamr is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 10 april 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 448.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 12 september 2006 (zaaknummer 297.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 18 september 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 28 september 2006 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 februari  2007 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 10 april 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat ten onrechte is overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de klacht gemotiveerd heeft weersproken, omdat de gerechtsdeurwaarder geen enkel bewijs van zijn standpunt heeft meegestuurd. Voorts heeft klager gesteld dat bij de inning van de achterstallige alimentatie van onjuiste bedragen is uitgegaan en dat er onnodig druk is uitgeoefend. Ter zitting heeft klager hieraan toegevoegd dat hij wel een brief aan de gerechtsdeurwaarder heeft gestuurd met betrekking tot zijn inkomsten en uitgaven. Hij ontvangt een uitkering als vervolgingsslachtoffer van de Pensioen en Uitkerings Raad.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De beoordeling van de gronden van het verzet

4.1  De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden, die neerkomen op een herhaling van zijn inleidende klacht, geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen. De conclusie van de voorzitter dat het een zaak is voor de gewone rechter is om te beoordelen of de beslagvrije voet juist is toegepast, acht de Kamer dus juist. Er rust op een gerechtsdeurwaarder op grond van de wet geen verplichting om zelfstandig tot aanpassing van de beslagvrije voet over te gaan, omdat het volgens de wet de beslaglegger is die met wijzigingen in de omstandigheden die de beslagvrije voet verhogen onverwijld rekening moet houden. In de praktijk gaat een gerechtsdeurwaarder ook tot aanpassing over, indien hij op de hoogte wordt gesteld door de beslagene zelf van feiten en/of omstandigheden die tot aanpassing aanleiding geven. Dat dit in de onderhavige zaak ook gebeurd is, heeft klager niet aannemelijk gemaakt.

4.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. R.G. Kemmers, en  J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.