ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0128 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.446verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0128
Datum uitspraak: 10-04-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.446verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing in verzet. De voorzitter acht de klacht kennelijk ongegrond. De Kamer is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 10 april 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 446.2006 ingesteld door:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 12 september 2006 (zaaknummer 243.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 18 september 2006 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Op 29 september 2006 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 februari  2007 alwaar de gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 10 april 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de kosten willens en wetens heeft laten oplopen en haar niet heeft geïnformeerd dat er zijns inziens sprake was van twee vorderingen. Dit laatste acht klaagster niet terecht, omdat de beide bedrijven dochterondernemingen zijn van hetzelfde concern.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De beoordeling van de gronden van het verzet

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn eerdere verweer.

4.2  De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klaagster aangevoerde gronden, die neerkomen op een herhaling van haar inleidende klacht, geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen. De conclusie van de voorzitter dat er sprake was van twee afzonderlijke vorderingen, acht de Kamer dus juist. 

4.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. R.G. Kemmers, en  J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.