ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0126 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.435verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0126
Datum uitspraak: 27-03-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.435verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing in verzet. De voorzitter acht de klacht kennelijk ongegrond. De Kamer is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 27 maart 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 435.2006 ingesteld door:

[      ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 12 september 2006 (zaaknummer 275.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 18 september 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 20 september 2006, ingekomen op 26 september 2006, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 9 februari 2007 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 februari 2007 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 27 maart 2007.

2. De gronden van het verzet

Klager verwijst in verzet voor zijn motivering naar zijn inleidende klacht van 9 juni 2006.  Ten aanzien van de ministerieplicht voert klager aan dat de gerechtsdeurwaarder een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de inachtneming van de wettelijke vereisten waaraan een exploot moet voldoen. Ten aanzien van het bevel tot betaling moet de gerechtsdeurwaarder nagaan in hoeverre de titel grondslag biedt voor het bij exploot gegeven bevel. Klager stelt dat op 10 maart 2006 nog niet was voldaan aan de voorwaarden van de in het proces verbaal d.d. 19 januari 2006 vastgelegde vaststellingsovereenkomst en dat het optreden van de gerechtsdeurwaarder hem heeft belet aan zijn kant uitvoering te geven aan die vaststellingsovereenkomst.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder samengevat dat -indien uitvoering was gegeven aan  de in het exploot gegeven tenuitvoerlegging- klager zou zijn belemmerd uitvoering te geven aan de inhoud van de vaststellingsovereenkomst. Om dat te voorkomen heeft hij een advocaat in de arm moeten nemen teneinde de gerechtdeurwaarder en zijn opdrachtgever van het voornemen tot tenuitvoerlegging af te brengen. Dit is ternauwernood gelukt. Klager verzoekt de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen en hem te veroordeling tot betaling van de door klager gemaakte kosten wegens juridische bijstand omdat hij zonder dit vooraf te melden beslag heeft gelegd op zijn inkomen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht samengevat overwogen dat  ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet de gerechtsdeurwaarder, behoudens de in dit artikel genoemde uitzonderingen die hier niet van toepassing zijn, te allen tijde verplicht is de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht.

Blijkens de memorie van toelichting op dit artikel vervult de ministerieplicht een waarborg voor justitiabelen dat waar zij ingevolge de wet zijn aangewezen op de ambtelijke tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder, deze zijn ambtelijke diensten ook daadwerkelijk zal verlenen. De gerechtsdeurwaarder heeft in dit geval niet anders gedaan dan gevolg te geven aan zijn hiervoor genoemde wettelijke verplichting. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten. Klager kan daarom niet in zijn klacht worden gevolgd. 

5.2 Ten aanzien van de door klager verzochte kostenveroordeling heeft de voorzitter overwogen dat voor een dergelijk verzoek in een tuchtprocedure geen plaats is.

Ten aanzien van het door klager verzochte juridische advies heeft de voorzitter overwogen dat hij zich diende te wenden tot zijn advocaat.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Alhoewel hetgeen klager heeft aangevoerd begrijpelijk is, is het antwoord op de vraag of al dan niet aan de in de vaststellingsovereenkomst gestelde voorwaarde was voldaan, niet ter beoordeling aan de gerechtsdeurwaarder. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klager aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.