ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0124 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.429verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0124
Datum uitspraak: 27-03-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.429verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing in verzet. De voorzitter acht de klacht kennelijk-ongegrond. De Kamer is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 27 maart 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 429.2006 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

1. [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarders te [ ],

beklaagden.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 29 augustus 2006 (zaaknummer 181.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagden ingediende klacht.

Bij brief van 4 september 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 16 september 2006, ingekomen op 18 september 2006, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Bij brief van 17 januari 2007 heeft klager het verzet aangevuld met nieuwe feiten.

Bij brief van 9 februari 2007 hebben de gerechtsdeurwaarders aanhouding van de behandeling verzocht.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 februari 2007 alwaar klager is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 27 maart 2007.

2. De gronden van het verzet

Klager heeft in verzet –samengevat- aangevoerd dat hij gedurende 15 jaren op het juiste tijdstip aan zijn alimentatieverplichting heeft voldaan. In januari 2005 is een procedure gestart tot beëindiging van de alimentatieverplichting. Het verzoek is afgewezen. Theoretisch was het mogelijk geweest dat de rechter het verzoek zou toewijzen. Dat is helaas niet het geval geweest. Aan de verplichting tot betaling van alimentatie wordt behoorlijk gevolg gegeven.

Het was aan de rechter om te bepalen of er nà mei 2005 weer betalingen verschuldigd waren en niet aan de gerechtsdeurwaarders. Zijn advocate heeft getracht zekerheid voor terugbetaling te verkrijgen voor het geval het verzoek om nihilstelling zou worden toegewezen. Daarop is door de tegenpartij afwijzend gereageerd, waarna de verschuldigde bedragen door klager zijn gereserveerd. Dreigen met het leggen van beslag heeft ertoe geleid dat klager de betalingen onder protest heeft hervat. De gerechtsdeurwaarders hebben de meest uiteenlopende vervaldata gehanteerd terwijl met de advocaat van de wederpartij was overeengekomen de 15e van de maand te betalen. Klager handhaaft derhalve zijn inleidende klacht. Verder lijkt het klager geen bezwaar als de gerechtsdeurwaarders eventuele verdere correspondentie in een blanco couvert aan hem toe te sturen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder herhaaldelijk onnauwkeurig te zijn. De gerechtsdeurwaarder stelt dat de alimentatie verschuldigd is per de 1e van de maand terwijl dat niet uit de beschikking blijkt. Klager is van mening dat betaling op enige dag van de maand volstaat. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder tevens zijn reputatie te beschadigen. Klager woont in een dunbevolkt gebied en de buren nemen regelmatig elkaars post mee omdat de brievenbussen zich op enige afstand van de woning bevinden. Door de veelvuldigheid waarmee de gerechtsdeurwaarder hem van onterechte post voorziet weten de postbode en zijn buren dat er bij hem wel iets niet pluis moet zijn.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de tuchtrechter onderzoekt of de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dat kan hier niet worden gezegd. Klager verschilt van mening met de gerechtsdeurwaarder over de exacte datum waarop de alimentatie per maand verschuldigd is. De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij brief van 29 maart 2006 medegedeeld dat de alimentatie in plaats van de 1e van de maand per de 8e van de maand verschuldigd is en klager excuses aangeboden voor de in eerste instantie gehanteerde datum. Door de fout is klager niet geschaad aangezien uit de stukken blijkt dat de alimentatie achterstallig en dus verschuldigd was. De fout is ook niet zo ernstig dat deze niet op deze wijze opgelost kan worden. Deze klacht dient derhalve als van onvoldoende gewicht te worden afgewezen.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat het versturen van brieven aan klager waarin deze wordt aangemaand tot betaling van achterstallige alimentatie tuchtrechtelijk niet laakbaar is. De gerechtsdeurwaarder heeft bij een opdracht tot invordering van achterstallige alimentatie over te gaan een ministerieplicht. Indien aan het gegeven bevel niet zou worden voldaan, zou de gerechtsdeurwaarder tot tenuitvoerlegging van de betekende beschikking ten laste van klager over kunnen gaan. Hij is derhalve gerechtigd daarmee te dreigen. In plaats daarvan stuurt de gerechtsdeurwaarder eerst brieven waarin klager wordt aangemaand te betalen. Dit is tuchtrechtelijk niet laakbaar. Het enkele feit dat zijn buren kennis nemen van het feit dat klager brieven ontvangt van een gerechtsdeurwaarder is onvoldoende om de door klager getrokken conclusie te rechtvaardigen. Bovendien kan dat eenvoudig worden voorkomen door de buren mede te delen de post niet meer mee te nemen, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Uit de stukken blijkt dat klager in eerste instantie betaling heeft opgeschort (bedragen heeft gereserveerd) en eerst onder dreiging met beslaglegging onder protest aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. Klager kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat het aan de rechter was te bepalen of hij nà mei 2005 nog betaling alimentatie verschuldigd was. De betaling was immers verschuldigd op grond van de beschikking van de rechtbank van 26 maart 1990. Klager was daarom niet gerechtigd eigenmachtig over te gaan tot het opschorten van zijn betalingsverplichting op grond van het feit dat hij een verzoek had ingediend tot beëindiging van de alimentatieverplichting per mei 2005. Op grond van de stukken kan eveneens worden vastgesteld dat het merendeel van de door de gerechtsdeurwaarders verzonden aanmaningen niet onterecht zijn verzonden. Zelfs al zou klager worden gevolgd in zijn standpunt dat was overeengekomen dat per de 15e van de maand kon worden betaald, dan nog volgt uit het door hem overgelegde overzicht van betalingen dat hij deze datum regelmatig heeft overschreden.

6.2 De door klager in verzet aangevoerde gronden geven de Kamer geen aanleiding om de beslissing van de voorzitter te vernietigen en zij geven -behoudens verbetering van de naam van de woonplaats van klager- evenmin aanleiding de (motivering van de) beslissing aan te passen.

6.3 Bij deze uitslag behoeft het verzoek van de gerechtsdeurwaarders om aanhouding geen verdere bespreking meer.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.