ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0123 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.427verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0123
Datum uitspraak: 27-03-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.427verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing in verzet. De voorzitter acht de klacht kennelijk ongegrond. De Kamer is het met de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegond.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 27 maart 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 427.2006 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 29 augustus 2006 (zaaknummer 217.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 4 september 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 6 september 2006, ingekomen op 15 september 2006, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Klager heeft bij brief van 8 februari 2007 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 13 februari 2007 eveneens medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 februari 2007 alwaar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 27 maart 2007.

2. De gronden van het verzet

Klager heeft in verzet –samengevat- het volgende aangevoerd.

De gerechtsdeurwaarder heeft nimmer gereageerd op zijn schriftelijke reactie op het exploot van betekening van 2 december 2004 terwijl de gerechtsdeurwaarder zelf had gewezen op die mogelijkheid. Het niet reageren is in het algemeen bestuursrecht een teken van instemming en hiermee heeft de gerechtsdeurwaarder te kennen gegeven dat de zaak was gesloten.

Dezelfde zaak is na een half jaar heropend door beslag te leggen. Tot drie maal toe zijn door de gerechtsdeurwaarder in zijn correspondentie andere bedragen genoemd hetgeen bewijst dat de gerechtsdeurwaarder geen bewijsgeschriften in zijn bezit had omtrent de berekening van het bedrag. Dat is ook gebleken uit het feit dat nimmer een specificatie is verstrekt met betrekking tot de opbouw van het verschuldigde bedrag.

De reactie van de gerechtsdeurwaarder was dat hij de mogelijkheid heeft gehad om zelf een specificatie te versturen. Het bericht van het beslag is gedaan 3 dagen voordat zijn loon zou worden betaald. Een schriftelijke reactie zou dan nimmer tijdig kunnen worden beantwoord.

Het loonbeslag heeft er toe geleid dat klager die maand tweemaal heeft betaald.

Klager is van mening dat de gerechtsdeurwaarder, nu deze niet beschikte over bewijsstukken, onzorgvuldig heeft gehandeld.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder dat deze zonder dit vooraf te melden beslag heeft gelegd op zijn inkomen. Bovendien mocht klager ervan uit gaan dat ook de gerechtsdeurwaarder het standpunt huldigde dat er geen achterstand was, omdat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op klagers e-mail van 2 december 2004. Voorts is de vordering niet gespecificeerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht onder meer overwogen dat klager in zijn e-mail van 2 december 2004 heeft aangevoerd dat er slechts sprake was van een kleine achterstand. Strikt genomen had de gerechtsdeurwaarder deze brief moeten doorsturen aan zijn opdrachtgeefster voor commentaar. Dat dit niet is gebeurd, is echter niet laakbaar, omdat er daarna opnieuw betalingsachterstand is ontstaan die heeft geleid tot de beslaglegging. In beide exploten is de vordering wel gespecificeerd en de gerechtsdeurwaarder heeft diverse brieven geschreven, waarbij klager adequaat is geïnformeerd. In het exploot waarbij de beschikking is betekend, is beslaglegging aangezegd voor het geval klager in gebreke zou blijven te betalen.

5.2 De voorzitter heeft voorts overwogen dat niet is gebleken dat de beslaglegging niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen heeft plaatsgevonden of dat de gerechtsdeurwaarder anderszins tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Indien klager van oordeel is dat het beslag niet terecht is, geldt dat geschillen met betrekking tot de executie dienen te worden voorgelegd aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarder die ten opzichte van zijn opdrachtgever een ministerieplicht heeft om met klager in discussie te gaan over de vraag welke bedragen al dan niet verschuldigd zijn. In een tuchtprocedure staat slechts ter beoordeling of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert. De voorzitter heeft geoordeeld dat daarvan niet is gebleken. De gronden waarop de voorzitter zulks heeft geoordeeld acht de Kamer juist.

6.2 In alimentatiezaken kan een gerechtsdeurwaarder niet anders dan afgaan op de door zijn opdrachtgever aangedragen gegevens. Hij kan de rechtmatigheid daarvan niet toetsen. Niet valt in te zien op welke wijze de gerechtsdeurwaarder bewijs kan vragen aan zijn opdrachtgever van iets wat niet is betaald. Het had eerder op de weg van klager gelegen om door middel van betalingsbewijzen aan te tonen wat er is voldaan. In zijn brief van 2 december 2004 deelt klager slechts mede dat de door de gerechtsdeurwaarder aan hem overhandigde stukken niet juist zijn naar dat hij niet in details zal treden en zich evenmin verplicht te voelen aan te tonen dat er fouten zijn gemaakt. Een dergelijke brief nodigt niet uit tot beantwoording. Dat het niet reageren in het algemeen bestuursrecht een teken van instemming is -als dat al zo zou zijn- doet hieraan niet af nu hier niet het bestuursrecht maar het burgerlijk procesrecht van toepassing is. Immers in zijn betekeningsexploot van 2 december 2004 kondigt de gerechtsdeurwaarder aan dat indien niet aan het bevel werd voldaan verdere executie van de titel zou volgen. De door klager in verzet aangevoerde gronden geven de Kamer derhalve geen aanleiding om de beslissing van de voorzitter te vernietigen en zij geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.