ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0122 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.426verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0122
Datum uitspraak: 27-03-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.426verzet
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet niet-ontvankelijk in verband met overschrijding van de termijn waarbinnen verzet kan worden gedaan. Overweging ten overvloede. Uitleg taak voorzitter. Hoor en wederhoor.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 27 maart 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 426.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

thans gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 29 augustus 2006 (zaaknummer 176.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 4 september 2006 is de gemachtigde van klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 18 september 2006, ingekomen op 19 september 2006, heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 februari 2007 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 27 maart 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat het volgende aangevoerd.

Het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder heeft haar eerst op 4 september 2006 bereikt. Hoor en wederhoor is hierdoor niet tot stand gekomen.

Aan het gegeven dat klaagster meermalen aan [     ] heeft verzocht op welke wijze het kastje kon worden geretourneerd is totaal voorbijgegaan. Dit kastje betrof de hoofdvordering en die vordering heeft met medewerking van vrijwilligers, geleid tot terugbezorging van het kastje. De hoofdvordering was hierdoor van de baan. Door beklaagde werd echter doorgegaan met het vorderen van de kosten, welke daardoor op een ongekende hoogte zijn gekomen.

Er is nimmer een bedrag voldaan ter mindering van de hoofdsom, immers het kastje was terug bij de rechtmartige eigenaar [     ].

Het dreigen met rechtsmaatregelen dient te worden gelimiteerd tot eenmaal dreigen waarna tot dagvaarden dient te worden over te gaan.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

3.1 De Kamer dient allereerst de vraag te beantwoorden of het verzet tijdig is gedaan. Ingevolge het bepaalde in artikel 39 van de Gerechtsdeurwaarders dient een tegen een beslissing van de voorzitter ingesteld verzet te worden gedaan binnen veertien dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing. Bij brief van 4 september 2006 is de gemachtigde van klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Bij brief gedateerd 18 september 2006, alhier ingekomen op 19 september 2006 heeft klaagster verzet ingesteld.

3.2. Uit het voorgaande volgt dat nu de eerste dag van de termijn begon te lopen op 5 september 2006 en eindigde op 18 september 2006, klaagster het verzet heeft ingesteld buiten de hiervoor genoemde termijn van veertien dagen zodat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzet. Anders dan de gemachtigde van klaagster heeft aangevoerd betreft het hier niet 4 + 14 = 18 maar 5 + 14 = 19. Zeer bijzondere omstandigheden die maken dat klaagster wel in haar verzet kan worden ontvangen, zijn gesteld noch gebleken. Blijkens de datum van de poststempel is de brief op 18 september 2006 ter post bezorgd waarmee de gemachtigde van klaagster het risico heeft genomen dat het verzet buiten de termijn door de Kamer zou worden ontvangen.

3.3. Ten overvloede overweegt de Kamer als volgt. Ten aanzien van het bezwaar met betrekking tot “hoor en wederhoor” geldt  dat een gerechtsdeurwaarder bij zijn werkzaamheden doorgaans niet alle betrokkenen tevreden kan stellen hetgeen een onuitputtelijke bron van klachten kan zijn. Daarom heeft de wetgever de voorzitter de bevoegdheid verleend kennelijk ongegronde klachten zonder nader onderzoek af te wijzen.

De term “zonder nader onderzoek” impliceert volgens de wetgever dat na enig onderzoek de voorzitter, indien voldoende overtuigd, tot deze uitspraak kan komen. Door de Kamer wordt de term “na enig onderzoek” aldus ingevuld na indiening van een klacht de gerechtsdeurwaarder om een reactie op de klacht wordt verzocht, waarna de voorzitter beslist hoe de verdere procedure verloopt. De wijze waarop de procedure verloopt staat ook vermeld in de brochure die bij ontvangstbevestiging van de klacht aan klagers wordt toegezonden.

3.4 Aan klaagster kan worden toegegeven dat het voortdurend dreigen met rechtsmaatregelen op enig moment zijn werking verliest indien de dreiging niet wordt vervolgd. De gerechtsdeurwaarder heeft daaromtrent ter zitting aangevoerd dat er geen dagvaarding is uitgebracht vanwege het feit dat er lange tijd is getracht een betalingsregeling te treffen en op het moment dat er een klacht wordt ingediend de zaak wordt stilgelegd totdat op de klacht is beslist. Dit is een afdoende verklaring voor het feit dat de aangekondigde dagvaarding uitbleef. Gelet op het voorgaande kan dit echter nergens toe leiden. 

4. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

 

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzet.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.