ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0121 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.425verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0121
Datum uitspraak: 27-03-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.425verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Toepassen beslagvrije voet. De voorzitter acht de klacht kennelijk-ongegrond. De Kamer verklaart het verzet onder verbetering van de gronden ongegrond. Klager verwijst naar stukken die behoren tot een dossier van een eerder door hem ingetrokken klacht.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 27 maart 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 425.2006 ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde [ ].

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 29 augustus 2006 (zaaknummer 205.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 29 augustus 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij faxbrief van 11 september 2006 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Bij brief van 13 september 2006 heeft klager de gronden van het verzet aangevuld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 februari 2007 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Bij brief van 19 februari 2007 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder een machtiging overgelegd.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 27 maart 2007.

2. De gronden van het verzet

Klager voert in verzet aan dat de voorzitter al zijn klachten naast zich neer heeft gelegd. De gerechtsdeurwaarder wist dat klager de pensioengerechtigde leeftijd was gepasseerd en heeft de beslagvrije voet genegeerd. Klager heeft wel degelijk zijn kosten opgegeven. In de beslissing is ook geen rekening gehouden met de inhoud van de aan de gerechtsdeurwaarder gerichte brief van 18 mei 2004. Ook de vraag hoe de beslagvrije voet op 4 juni is berekend wordt niet beantwoord, aldus klager.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In zijn inleidende klacht verwijt klager de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze vanaf het begin van de beslaglegging geen juiste beslagvrije voet heeft toegepast, ondanks klagers verzoeken en mededelingen dit wel te doen. Pas op 17 juni 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder de juiste beslagvrije voet aan SVB doorgegeven. Deze mededeling kwam te laat, waardoor er een te hoog bedrag is ingehouden. Pas na lang aandringen was de gerechtsdeurwaarder bereid het ten onrechte ingehouden bedrag te restitueren.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht onder meer overwogen dat bij het leggen van een beslag als het onderhavige de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd, verplicht is aan de schuldenaar op te geven hoeveel zijn beslagvrije voet bedraagt (art. 475g lid 1e). De gerechtsdeurwaarder gaat daarbij af op de op dat moment bij hem bekende informatie. Indien klager het niet eens is met de hoogte van de vastgestelde beslagvrije voet, dient hij zich te wenden tot de gewone rechter. Behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet is gebleken, is het niet aan de tuchtrechter hierover te oordelen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Ingevolge de wet dient de beslagvrije voet te worden aangepast indien er sprake is van gewijzigde omstandigheden.

Uit de stukken van de inleidende klacht blijkt dat eerst op 27 juli 2004 van klager een verklaring omtrent inkomsten en uitgaven is ontvangen, maar zonder bewijsstukken.

De gerechtsdeurwaarder zag hierin geen aanleiding tot nadere aanpassing van de beslagvrije voet over te gaan, omdat hij die daarvoor na overleg met zijn opdrachtgever had aangepast, naar aanleiding van een brief van Schuldhulpverlening. Daarna heeft het tot 16 mei 2005 geduurd voor de gerechtsdeurwaarder de beschikking had over de bewijsstukken op grond waarvan hij tot een definitieve vaststelling van de beslagvrije voet kon komen. Deze vertraging is ook veroorzaakt door de komst van een tweede beslaglegger in april, mei 2005. Pas op 14 juni 2005 na ontvangst van de benodigde informatie van de tweede beslaglegger, kon worden overgegaan tot de terugbetaling van de teveel ontvangen bedragen.

6.2 Dat geen rekening is gehouden met de door klager genoemde brief van 18 mei 2004 is gelegen in het feit dat die brief niet tot de stukken van de inleidende klacht behoorde maar tot de stukken in de zaak met nummer 317.2005. Dit betrof een eerder door klager tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht die door hem is ingetrokken. De stukken van dat dossier kunnen echter niet worden geacht te behoren tot de stukken van het onderhavige dossier.

6.3 Op grond van het voorgaande acht de Kamer de beslissing van de voorzitter met verbetering van de gronden juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de beslissing van de voorzitter te vernietigen.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.