ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0119 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.319verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0119
Datum uitspraak: 27-03-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.319verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Vernietiging beslissing voorzitter in verzet. Adresverificatie. Gevolgen betekening dagvaarding en vonnis (1996) en beslag (2005) waardoor klaagster voor het eerst kennis nam van het vonnis.Toepassing ARAR bij opleggen maatregel.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 27 maart 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 319.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ]

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 4 juli 2006 (zaaknummer 86.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klaagster tegen beklaagde ingediende klacht.

Bij brief van 10 juli 2006 is klaagster een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden.

Bij brief van 17 juli 2006, ingekomen op 19 juli 2006, heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 februari 2007 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief van 14 februari 2007 heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder een machtiging overgelegd.

De uitspraak is bepaald op 27 maart 2007.

2. De gronden van het verzet

Klaagster handhaaft het door haar bij de inleidende klacht aan de gerechtsdeurwaarder gedane verwijt dat hij geen navraag heeft gedaan bij de gemeentelijke basisadministratie waar klaagster woonachtig was alvorens de dagvaarding te betekenen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van

de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

4. De inleidende klacht

In haar inleidende klacht verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat

hij in 1996 geen navraag heeft gedaan bij de gemeentelijke basisadministratie waar klaagster woonachtig was alvorens de dagvaarding te betekenen. Hierdoor is zij niet voor de rechter verschenen en veroordeeld tot betaling. Alle stukken zijn bezorgd bij haar ex-man van wie zij in 1995 is gescheiden. Klaagster heeft met de schuld niets te maken. Haar ex-man heeft op slinkse wijze haar naam gebruikt. Eerst in juni 2005 werd zij geconfronteerd met een aankondiging tot beslaglegging. Zij heeft toen een advocaat in de arm genomen. Dit heeft de gerechtsdeurwaarder er niet van weerhouden om ten laste van haar beslag te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft beloofd haar verweer voor te leggen aan de schuldeiser maar daar is het bij gebleven. Klaagster is van mening dat de gerechtsdeurwaarder zijn functie heeft misbruikt waardoor zij verder in de problemen is geraakt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat een gerechtsdeurwaarder die een opdracht ontvangt om een vonnis te executeren wettelijk verplicht is aan een dergelijke opdracht te voldoen. In dit geval ligt er een vonnis tegen onder meer klaagster op grond waarvan de gerechtsdeurwaarder de verdere tenuitvoerlegging ter hand heeft genomen. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Als klaagster voor het eerst in juni 2005 met het vonnis bekend is geraakt, had zij verzet tegen dit vonnis in kunnen stellen. Kennelijk heeft zij dat niet gedaan. Ten aanzien van de vraag of de dagvaarding in 1996 wel juist is betekend heeft klaagster niets anders gesteld dan dat alle stukken zijn bezorgd bij haar ex-man. Niet valt uit te sluiten dat de dagvaarding op het juiste adres (van haar ex-man) is betekend. Bovendien wordt door het tijdsverloop de gerechtsdeurwaarder bemoeilijkt in het voeren van verweer omdat tien jaar na dato niet eenvoudig meer valt na te gaan of er daadwerkelijk een fout is gemaakt. Het verweer van klaagster is aan de schuldeiser voorgelegd en het wachten is op antwoord van de Bank op het verzoek tot renterestitutie, aldus de voorzitter.

6. De beoordeling van het verzet

De Kamer is van oordeel dat de beslissing van de voorzitter niet instand kan blijven en dient te worden vernietigd.

7. De beoordeling van de klacht

7.1 Bij de beoordeling van de klacht geldt als uitgangspunt dat controle op adresgegevens standaard onderdeel van de procedure dient te zijn bij betekening van een dagvaarding.

Voor justitiabelen vormt de betekening van de dagvaarding aan het juiste adres gelet op de gevolgen daarvan immers een belangrijk facet van rechtsbescherming.

Het is van groot belang dat deze ambtshandelingen worden verricht op basis van recente gegevens. Als afnemer in de zin van de Wet op de Gemeentelijke Basis Administratie met een publieke taak had en heeft een gerechtsdeurwaarder, voor dat doel, bovendien toegang tot deze administratie, zodat voldoening aan die plicht ook niet praktisch bezwaarlijk is.

De gerechtsdeurwaarder kan bij het betekenen van een ambtelijk stuk niet zonder meer afgaan op aanwijzingen van zijn opdrachtgever. Evenmin mag hij afgaan op oude adresgegevens die niet opnieuw zijn gecheckt. Weliswaar heeft de betekening plaatsgevonden in 1996 derhalve onder het oude recht, maar ook toen gold al dat adresverificatie op eenvoudige wijze  kon geschieden.

7.2 In haar inleidende klacht heeft klaagster gesteld dat de gerechtsdeurwaarder in 1996 geen adresverificatie heeft gedaan. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij gelet op de ouderdom van de zaak niet meer kan nagaan of een adresverificatie is gedaan. In verzet heeft klaagster een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Almelo overgelegd waaruit als vaststaand kan worden afgeleid dat klaagster ten tijde van de betekening van de dagvaarding en de betekening van het vonnis al ruim twee jaar niet meer woonachtig was op het adres waar de dagvaarding is betekend. Hieruit volgt dat ook het vonnis niet aan het juiste adres is betekend en het aannemelijk is dat in beide gevallen geen adresverificatie is gedaan. Het ter zitting gedane verweer dat de opdracht afkomstig was van een collega-gerechtsdeurwaarder en dat die normaal gesproken het adres verifieert faalt omdat de gerechtsdeurwaarder die een dagvaarding betekent daarin een eigen onderzoeksplicht heeft en in het verleden ook had.

7.3 Het verweer van de gerechtsdeurwaarder dat klaagster door het laten verlopen van de verzettermijn haar recht op verweer heeft verwerkt, doet aan het voorgaande niet af. Het is beklaagde die heeft verzuimd de adresgegevens te controleren en er dus de oorzaak van is dat klaagster in eerste instantie geen verweer heeft kunnen voeren. Klaagster werd na bijna 10 jaar geconfronteerd met de gevolgen daarvan door een beslag voor een schuld waarvan –voor zover de Kamer zich daarover uit kan spreken – op grond van de overgelegde stukken het twijfelachtig is of klaagster voor die schuld kon worden aangesproken. Aannemelijk is dat de schuld is ontstaan na inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand per 2 januari 1995. Op grond van het voorgaande dient zowel het verzet als de klacht gegrond te worden verklaard.

8. De Kamer acht gelet op de gevolgen van het verzuim termen aanwezig tot opleggen een maatregel over te gaan. Het betreft hier een vóór 15 juli 2001 verrichte ambtshandeling. Ook vóór die datum gold voor gerechtsdeurwaarders een norm waaraan zij zich in hun publiekrechtelijke taakuitoefening hadden te houden.  Die norm stond vermeld en nader omschreven in artikel 80 van het Algemene Rijksambtenarenreglement (ARAR). Bij overtreding van die norm kon de Minister van Justitie op grond van het bepaalde in artikel 28 van het Deurwaardersreglement voor zover hier van toepassing aan de gerechtsdeurwaarder de in artikel 81, eerste lid ARAR vermelde disciplinaire straf worden opgelegd. Naar analogie van het bepaalde in artikel 1 lid 2 van het Wetboek van strafrecht wordt derhalve na te melden maatregel aan de gerechtsdeurwaarder opgelegd.

9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond,

-        vernietigt de beslissing van de voorzitter,

-        verklaart de klacht gegrond,

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en M.J-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.