ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0118 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.588

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0118
Datum uitspraak: 27-03-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.588
Onderwerp: Financieel toezicht
Beslissingen: Schorsing
Inhoudsindicatie: Bewaringstekort. Recidive.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 27 maart 2007 (bij vervroeging) zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 588.2006 van:

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 18 december 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief van 19 januari 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2007, alwaar de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Bij brief van 17 februari 2003 heeft klager haar bevindingen van een onderzoek gebaseerd op artikel 30 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de vorm van een klacht onder de aandacht van de Kamer gebracht.

b)      De klacht is behandeld ter zitting van 9 september 2003 waarna de Kamer bij beslissing van 28 oktober 2003 (zaaknummer 40.2003) de door klager ingediende klacht gegrond heeft verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd.

c)      Bij brief van 17 december 2003 heeft klager opnieuw een aantal bevindingen  in de vorm van een klacht onder de aandacht van de Kamer gebracht.

d)      Bij beslissing van 7 juni 2005 (zaaknummer 371.2003) heeft de Kamer de klacht gegrond verklaard en de maatregel van schorsing opgelegd voor de duur van één maand.

e)      Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft op 16 februari 2006 (rekestnummer 1063/2005 GDW) de beslissing van de Kamer vernietigd voor wat betreft de maatregel van schorsing en heeft de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd met de aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, een schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

f)        Bij brief van 18 december 2006 heeft klager weer een aantal bevindingen van een onderzoek in de vorm van een klacht onder de aandacht van de Kamer gebracht gebaseerd op de artikelen 30 lid 1 en 31 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

g)      Klager heeft in 2006 een negatieve bewaringspositie laten ontstaan. Per 30 december 2006 bedroeg deze € 6.237,00, per 31 oktober 2006 € 40.831,00 en per 30 november 2006         € 30.174,00.

h)      Op 27 november 2006 is door klager met de gerechtsdeurwaarder afgesproken dat hij het bewaringstekort uiterlijk op 5 december 2006 zou aanvullen. De stukken waaruit dat zou blijken zouden op 7 december 2006 in het bezit van klager zijn. De gerechtsdeurwaarder is deze afspraak niet nagekomen.

 

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze:

1)      in 2006 de drie bewaringstekorten heeft laten ontstaan;

2)      de negatieve bewaringspositie niet binnen de gestelde termijn heeft opgeheven en momenteel nog laat voortbestaan;

3)      ook in de jaren 2002 tot en met 2005 doorlopend een negatieve bewaringspositie heeft gehad;

4)      in oktober 2006 ondanks het bewaringstekort kantoorkosten van zijn kwaliteitsrekening heeft betaald;

5)      in oktober 2006 een onjuiste opgave van de bewaringspositie heeft ingediend, waardoor ten onrechte de indruk werd gewekt dat sprake was van een positieve bewaringspositie per 30 september 2006.

3. Het verweer

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft alle onderdelen van de klacht behoudens het laatste erkend.

3.2 Hij heeft betwist dat hij in oktober 2006 bewust een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. In de toelichting aan klager zijn twee stortingen uit de kas naar de derdenrekening vermeld, die zijn verantwoord onder de post “kruisposten [     ]bank”, alsmede een privé storting van € 1.500,00. Klager vond deze storting echter per 30 september 2006 niet aanvaardbaar. Onder de post “kruisposten kantoorrekening” is een bedrag van € 4.329,00 vermeld. Deze verrekening per 30 september 2006 is door klager evenmin aanvaard per 30 september 2006. Deze post behelst een aantal op de derdenrekening ontvangen bedragen in de eerste week van oktober 2006, welke in feite op de kantoor- en exploitatierekening dienden te worden overgemaakt. Met betrekking tot deze post is de gerechtsdeurwaarder (en evenmin zijn accountant) zich nimmer bewust geweest een onjuist beeld te hebben gegeven van de werkelijkheid. De gerechtsdeurwaarder was nog niet bekend met de constatering van het BFT van 27 november 2006. Hij verkeerde in de veronderstelling dat met de storting van

€ 1.500,00 in oktober 2006 het bewaringstekort per 30 september 2006 was aangezuiverd.

3.3 De gerechtsdeurwaarder heeft voorts een beroep gedaan op enkele omstandigheden. Een aantal belastingteruggaven, die hij in november 2006 had verwacht, zijn uitgebleven en de kantoorresultaten hebben niet het verwachte resultaat gehad. Een direct door hem ingediende kredietaanvraag bij [     ] N.V. is in december 2006 afgewezen. Thans is er telefonisch door [     ]bank te [     ] toestemming verleend voor een krediet van € 20.000,00. In de loop van deze week krijgt de gerechtsdeurwaarder van deze bank de akte.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is dat volgens artikel 19 van de Gerechtsdeurwaarderswet, de kwaliteitsrekening uitsluitend bestemd is voor gelden die de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt en voor gelden die aan hem worden toevertrouwd ten behoeve van derden. De gerechtsdeurwaarder mag van deze rekening uitsluitend betalingen doen aan de rechthebbenden. Vast staat dat de gerechtsdeurwaarder in strijd hiermee gelden heeft aangewend ten behoeve van zijn eigen kantoororganisatie. Dit is ook in strijd met artikel 5 van de Administratieverordening gerechtsdeurwaarders.

4.2 Vast staat voorts dat de gerechtsdeurwaarder in 2006 een negatieve bewaringspositie heeft laten ontstaan op drie tijdstippen. Hij heeft de tekorten niet terstond aangevuld en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hem ter zake van het ontstaan van die tekorten geen verwijt treft. De omstandigheden die de gerechtsdeurwaarder in dit verband heeft aangevoerd komen voor zijn rekening. Door klager is onweersproken gesteld dat ook thans nog een bewaringstekort bestaat. Dit alles valt de gerechtsdeurwaarder aan te rekenen.

4.3 Klager heeft niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat de gerechtsdeurwaarder bewust verkeerde informatie heeft verstrekt.

4.4 Dit alles leidt ertoe dat de eerste vier klachtonderdelen naar het oordeel van de Kamer gegrond dienen te worden verklaard en het vijfde ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft door te handelen op de wijze als hiervoor omschreven gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm. Door het niet naleven van de voorschriften van dit artikel zijn door de gerechtsdeurwaarder grote risico’s gelopen, waardoor na te melden maatregel als passend overkomt. Daarbij wordt overwogen dat de gerechtsdeurwaarder de afgelopen jaren reeds vaker een negatieve bewaringspositie heeft laten ontstaan en dat hem daarvoor reeds tweemaal een maatregel is opgelegd.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht op vier onderdelen gegrond en op één ongegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van twee maanden, welke maatregel van kracht wordt op een na onherroepelijk worden van de beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder door de Kamer medegedeelde datum.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en J.Smit, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2007 (bij vervroeging) in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.