ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0116 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.559verzet
ECLI: | ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0116 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-04-2007 |
Datum publicatie: | 17-02-2009 |
Zaaknummer(s): | 2006.559verzet |
Onderwerp: | Incassotraject |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Incassovordering van VVE. De voorzitter acht de klacht kennelijk-ongegrond. De Kamer is het met de voorziter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam
Beschikking van 10 april 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 559.2006 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Verloop van de procedure
Bij beschikking van 21 november 2006 (zaaknummer 377.2006) heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 22 november 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 6 december 2006 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 januari 2007 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Beide partijen hebben daarna nog gereageerd. De uitspraak is bepaald op 10 april 2007.
2. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat ten onrechte in de beschikking onder de feiten is vermeld sub b dat [ ] op 10 juni 2005 de bewuste mededeling heeft gedaan. Ten onrechte is voorts sub c niet vermeld, dat hij alvorens tot betaling over te gaan, eerst nog met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder heeft gesproken. Klager is het niet eens met de overweging van de voorzitter sub 4.2 dat het in de eerste plaats niet tot de taak van een gerechtsdeurwaarder behoort de andere partij te adviseren op welke wijze die zich tegen een vordering kan verweren. Ten onrechte is voorts sub 4.3 overwogen dat de gerechtsdeurwaarder dan wel een medewerker klager niet op de “ontvangsttheorie” had behoeven te wijzen.
3. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.
4. De beoordeling van de gronden van het verzet
4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft tegen het verzetschrift onder andere aangevoerd dat nadat een debiteur, zoals in dit geval klager, de vordering heeft erkend en betaald, het dossier wordt gesloten en zo spoedig mogelijk met de opdrachtgever wordt afgerekend. Er is in een dergelijk geval geen aanleiding meer om nog met een debiteur contact op te nemen. Het staat de vereniging van eigenaren waarvan klager lid is, vrij om de incassokosten te verhalen op klager. Indien klager het daarmee niet eens is, kan hij deze VVE in rechte betrekken.
4.2 Klager heeft naar aanleiding van deze reactie nog aangevoerd dat het enige orgaan dat geen fout heeft gemaakt, de vereniging van eigenaren is. Hij blijft het oneens (zelfs na het gesprek dat na afloop van de zitting met de gerechtsdeurwaarder heeft plaatsgevonden) met de uitspraak van de voorzitter en heeft daarom zijn verzet gehandhaafd.
4.3 In de beslissing naar aanleiding van de eerdere klacht van klager tegen deze gerechtsdeurwaarder (zaaknummer 383.2005), tegen welke beslissing geen verzet is ingesteld, is reeds overwogen dat klager wist dat hij per 1 mei 2005 de bijdrage diende te voldoen en dat het voor zijn risico komt dat dit niet is gebeurd.
4.4 Klager is het niet eens met de onderhavige beslissing van de voorzitter. Dat staat hem vrij.
Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer echter niet geleid tot vaststelling van andere relevante feiten dan wel andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. Hetgeen klager verder nog naar voren heeft gebracht kan als in het voorgaande behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen, en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Coll.:
Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.