ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0115 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.420verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0115
Datum uitspraak: 13-03-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.420verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Alimentatievordering in opdracht LBIO. Ministerieplicht. Nieuwe klachten kunnen niet voor het eerst in verzet worden gedaan. Voorzitter acht de klacht kennelijk-ongegrond. Het verzet wordt ongegrond verklaard.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 13 maart 2007 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake het verzet in de zaak met nummer 420.2006 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Bij beschikking van 29 augustus 2006 (zaaknummer 180.2006) heeft de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) beslist op een door klager tegen beklaagde ingediende klacht. Bij brief van 29 september 2006 is klager een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden. Op 12 september 2006 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 januari 2007 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de        behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 13 maart 2007.

2. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager samengevat nogmaals aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder hem lastig blijft vallen terwijl alle alimentatie is betaald en hij de betaalbewijzen daarvan aan de gerechtsdeurwaarder heeft doen toekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte beslag gelegd op drie rekeningen, heeft de zaak onnodig lang aangehouden en heeft ontvangen bedragen niet direct doorbetaald. Hij is zijn toezegging om de post naar het zakenadres te sturen niet nagekomen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

4. De beoordeling van de gronden van het verzet

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij op 28 juli 2006 de instructie van zijn opdrachtgever heeft ontvangen om de executie te stoppen, omdat alle achterstallige alimentatie was betaald. Hij heeft dat gedaan en geen kosten berekend. Hij weet niet of dat ook aan klager is meegedeeld. Klager stond ingeschreven bij de gemeentelijke basis- administratie op zijn vakantieadres. De gerechtsdeurwaarder wist niet dat klager daar dan soms niet was. Ondanks het verzoek daartoe, was de gerechtsdeurwaarder niet bereid de post  naar het zakenadres van klager te sturen.

4.2 Bij de beoordeling van het verzetschrift geldt als uitgangspunt dat volgens artikel 11 van de Gerechtsdeurwaarderswet de gerechtsdeurwaarder, behalve de in dit artikel genoemde uitzonderingen die hier niet van toepassing zijn, altijd verplicht is in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht. Volgens de memorie van toelichting vervult deze zogenaamde ministerieplicht een centrale functie. Onder meer vormt zij een waarborg voor justitiabelen dat waar zij ingevolge de wet zijn aangewezen op de ambtelijke tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder, deze zijn ambtelijke diensten ook daadwerkelijk zal verlenen. Op het moment dat een gerechtsdeurwaarder een opdracht tot het verrichten van een ambtshandeling ontvangt en er geen uitsluiting van bevoegdheid is, is daarmee automatisch de verplichting ontstaan tot het verrichten van de ambtshandeling. De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van het LBIO klager wegens alimentatie achterstand aangeschreven en beslag gelegd. Klager kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat het LBIO pas in een laat stadium de opdracht heeft ingetrokken, kennelijk ook omdat klager niet altijd rechtstreeks aan de gerechtsdeurwaarder heeft betaald, waardoor hij genoodzaakt was om herberekeningen uit te voeren.

4.3 Klager heeft pas in de verzetprocedure aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder post naar het verkeerde adres heeft gestuurd en dat hij geïncasseerde bedragen niet direct heeft doorbetaald. Klager kan deze nieuwe stellingen niet voor het eerst in een verzetprocedure naar voren brengen. Deze stellingen behoeven daarom geen bespreking. Overigens zijn ze door de gerechtsdeurwaarder gemotiveerd weersproken.

4.4 De door klager in verzet aangevoerde gronden werpen dan ook naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de beslissing van de voorzitter. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klager aangevoerde gronden, die neerkomen op een herhaling van haar inleidende klacht, geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen. 

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen, en N.J.M. Tijhuis (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.