ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0091 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.359

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0091
Datum uitspraak: 27-02-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.359
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: Verantwoordelijkheid gerechtsdeurwaarder voor handelingen van een door hem ingeschakelde collega gerechtsdeurwaarder. Informatieplicht. Maken van onnodige kosten door het inschakelen van een collega gerechtsdeurwaarder. Trugkomen op eerdere toezegging

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 27 februari 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 359.2006 van:

[     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

gemachtigde: mr. E.F. Seunke,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief van 14 augustus 2006 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 11 oktober 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 16 januari 2007 alwaar klaagster, mr. S.J. Bruins Slot namens de gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 27 februari 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Bij brief van 6 augustus 2001 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder belast met het incasseren van een vordering ad f. 8.829,94 op een debiteur. Bij brief van 9 augustus 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder de opdracht bevestigd.

b)      Bij brief van 13 november 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat de wederpartij niet voor betaling van de vordering had zorg gedragen en dat hij de stukken ter dagvaarding had doorgezonden naar een collega te [     ]. Het betrof hier het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] (verder: [     ]) te [     ].

c)      Bij brief van 25 februari 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat de vordering door de kantonrechter te Amsterdam was toegewezen en dat behoudens tegenbericht tot betekening en zonodig verdere executie zou worden overgegaan. Op de overgelegde kopie van die brief staat met de hand geschreven: "Vervolgactie akkoord [     ] ", met daarachter een handtekening. [     ] is directeur van klaagster.

d)      Bij brief van 22 juli 2002 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster geschreven dat het vonnis aan de wederpartij was betekend en dat onderzoek werd gedaan naar verhaalsmogelijkheden.

e)      Bij brief van 14 januari 2003 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat er beslag was gelegd op de uitkering van de debiteur en dat vanwege de door zijn collega     gerechtsdeurwaarder gemaakte kosten, nog geen ruimte was voor een tussentijdse afdracht.

f)        Bij brieven van 23 september 2003 en 15 juli 2004 heeft de gerechtsdeurwaarder opgave gedaan van de stand van zaken in het dossier.

g)      Bij brief van 23 maart 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster geschreven dat de zaak nog steeds bij hem in behandeling was maar dat de afwikkeling werd vertraagd door het faillissement van [     ]. In die brief heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verwezen naar de inhoud van een brief d.d. 14 maart 2006 van een gerechtsdeurwaarder die is belast met de waarneming van de praktijk van [     ]. Volgens een in die brief gedane opgave van de financiële stand van zaken in het dossier van klaagster is door [     ] een bedrag van € 2.892,63 geïncasseerd en zijn € 1.000,03 aan  executie- en/of betekeningskosten gemaakt.

h)      Bij brief van 9 mei 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in antwoord op een brief van 19 april 2006 onder meer medegedeeld dat een bedrag ad € 1.000,00 aan hem is doorbetaald en dat hij een bedrag ad € 500,00 op de rekening van klaagster zou storten.

i)        Bij brief van 5 juli 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder een inmiddels door klaagster ingeschakelde advocaat (zijn gemachtigde in deze klachtprocedure) in antwoord op diens brief van 30 juni 2006 onder meer geschreven:.....” In het laatste bericht van mijn inmiddels gefailleerde collegae hebben zij mij bericht dat in totaal € 2.296,98 in mindering was ontvangen. Hierop wordt in mindering gebracht hetgeen zij aan kosten hebben gemaakt, te weten een bedrag van € 1.033,60 terwijl zij mij van het resterende bedrag € 1.000,00 hebben afgedragen. De mij toegewezen buitengerechtelijke kosten bedragen € 544,45 en het toegewezen salaris gemachtigde bedraagt € 225,00 excl. BTW, zodat mijn kosten incl. BTW in totaal € 915,76 bedragen (ik verwijs u naar ingesloten kopie vonnis). In tegenstelling tot hetgeen ik cliënte op 9 mei jl. heb doen laten weten, bestaat er bij nader inzien dan ook nog geen ruimte om cliënte tussentijds € 500,00 over te maken, zodat ik dat nog niet heb gedaan. De zaak lag nog bij mij om cliënte dit te berichten waarop ik echter uw schrijven van 30 juni jl. ontving.”

2. De klacht

Klaagster maakt de gerechtsdeurwaarder de volgende verwijten.

1.      De gerechtsdeurwaarder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat hij niet verantwoordelijk is voor de door hem zonder enig overleg met klaagster ingeschakelde [     ] gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder had de opdracht aan klaagster terug kunnen geven en haar rechtstreeks naar een [     ] gerechtsdeurwaarder kunnen verwijzen. Nu hijzelf de zaak naar een [     ] collega heeft verwezen blijft hij jegens klaagster aansprakelijk. Klaagster acht het buitengewoon verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder zijn aansprakelijkheid ontkent en zich ervan af heeft gemaakt door haar te verwijzen naar het Ministerie van Justitie.

2.      Op grond van het voorgaande had de gerechtsdeurwaarder er op toe moeten zien dat de geïncasseerde gelden op zijn eigen kwaliteitsrekening werden gestort. Door dat niet te doen is de gerechtsdeurwaarder te kort geschoten in zijn verplichtingen jegens klaagster in die zin dat hij erop had moeten toezien dat financieel met klaagster werd afgewikkeld.

3.      De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met zijn informatieplicht sinds medio 2004 niets meer van zich laten horen en heeft nooit tussentijds afgerekend.

4.      De gerechtsdeurwaarder heeft onnodig kosten gemaakt door het inschakelen van een collega gerechtsdeurwaarder. De gerechtsdeurwaarder kon op grond van de gerechtsdeurwaarderswet zelf overal beslag leggen.

5.      De gerechtsdeurwaarder heeft -meer algemeen- zijn taak niet naar behoren verricht.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat in het verleden door hem meerdere incasso-opdrachten voor klaagster in behandeling zijn genomen en uitgevoerd. Meestal betrof het

debiteuren van klaagster elders in het land. Nimmer heeft klaagster er blijk van gegeven  dat er voor het inschakelen van een collega elders in het land eerst overleg met haar gevoerd  diende te worden. De onderhavige zaak is reeds op 6 november 2001 aan [     ] verzonden en toen was er geen reden om aan te nemen dat dit kantoor ruim vier jaar later in een faillissement zou geraken. Wettelijk is geregeld dat de op grond van een gelegd beslag ingehouden gelden uitbetaald dienen te worden aan de gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd. Ten onrechte wordt door klaagster gesteld dat hij erop had moeten toezien dat die gelden op zijn derdengeldrekening werden gestort. Blijkens door klaagster zelf overgelegde correspondentie is klaagster regelmatig geïnformeerd omtrent de stand van zaken. Overigens is door klaagster zelf slechts tweemaal telefonisch naar de stand van zaken gevraagd. Klaagster was kennelijk zelf ook de mening toegedaan dat er geen reden was om vaker te informeren nu er slechts minimaal werd ingehouden. Het is juist dat een bedrag van € 2892,63 is betaald, althans dat is het bedrag dat de waarnemend-gerechtsdeurwaarder bij brief van 14 maart 2006 heeft opgegeven, en dat klaagster nog geen afdracht heeft ontvangen. Bestreden wordt dat er onnodige kosten zijn gemaakt. Klaagster geeft ook niet aan op grond waarvan zij die mening is toegedaan. Dat [     ] is ingeschakeld heeft niet kostenverhogend gewerkt nu slechts ambtshandelingen zijn verricht die op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders volledig aan de debiteur kunnen worden doorberekend. Ook zijn door hem zijn niet teveel kosten in rekening gebracht, aldus de gerechtsdeurwaarder.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Ten aanzien van klachtonderdelen 1 en 3 geldt het volgende. Het enkele feit dat de gerechtsdeurwaarder bevoegd is tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland, betekent niet dat de gerechtsdeurwaarder verplicht is een opdracht tot het verrichten van die handelingen persoonlijk uit te voeren en dat het hem niet zou zijn toegestaan daarvoor een collega in te schakelen. Het is zeker niet ongebruikelijk dat het verrichten van ambtshandelingen buiten de vestigingsplaats en de naaste omgeving daarvan aan een collega-gerechtsdeurwaarder wordt uitbesteed. Expliciete toestemming van de opdrachtgever daarvoor is dan ook in beginsel niet noodzakelijk, althans het feit dat die toestemming niet is gevraagd, acht de Kamer in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk niet laakbaar.

Wel blijft de gerechtsdeurwaarder die de opdracht heeft ontvangen jegens de opdrachtgever aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de opdracht en voor afdracht van geïncasseerde bedragen (na aftrek van kosten).

De Kamer is van oordeel dat aan de gerechtsdeurwaarder moet worden verweten dat hij onvoldoende toezicht heeft gehouden op het bij zijn collega in behandeling zijnde dossier. De gerechtdeurwaarder had bij zijn collega-gerechtsdeurwaarder dienen te informeren naar de stand van zaken en erop toe moeten zien dat door zijn collega ontvangen bedragen voor zover mogelijk naar hem worden doorbetaald. In elk geval staat vast dat vanaf 29 november 2004 tot 14 maart 2006 -toen hij door de waarnemend-gerechtsdeurwaarder werd geïnformeerd over het faillissement van het kantoor van zijn collega-gerechtsdeurwaarder en de gevolgen daarvan- door de gerechtsdeurwaarder niet meer is geïnformeerd naar de stand van zaken.

Dat is tuchtrechtelijk laakbaar en de klachtonderdelen 1 en 3 zijn daarom gegrond.

4.2 De gerechtsdeurwaarder kan worden gevolgd in zijn standpunt dat de op grond van het gelegde executoriaal beslag ingehouden geleden uitbetaald dienen te worden aan de beslagleggende gerechtsdeurwaarder. Als hiervoor reeds overwogen valt de gerechtsdeurwaarder wel aan te rekenen dat hij geen toezicht heeft gehouden op de financiële afwikkeling van het dossier. Ook stond het de gerechtsdeurwaarder niet vrij om terug te komen op zijn onvoorwaardelijke toezegging aan klaagster om een bedrag van € 500,00 aan klaagster te voldoen. Ten aanzien van de door de gerechtsdeurwaarder ingehouden buitengerechtelijke kosten wijst de Kamer erop dat die kosten bij vonnis zijn toegewezen aan de eisende partij, in casu klaagster. De Kamer kan de gerechtsdeurwaarder dan ook niet volgen daar waar hij in zijn brief van 5 juli 2006 stelt dat die kosten hem toekomen. De gerechtsdeurwaarder had van het van zijn collega ontvangen bedrag na aftrek van de vergoeding voor zijn bemoeiingen moeten afdragen aan klaagster. Klachtonderdeel 2 is in die zin dan ook gegrond.

4.3. Dat er onnodige kosten zijn gemaakt door het inschakelen van de collega-gerechtsdeurwaarder is niet gebleken. Uit de stukken blijkt dat [     ] slechts is ingeschakeld voor het verrichten van ambtshandelingen die op grond van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders aan de debiteur kunnen worden doorberekend. Klachtonderdeel 4 is dan ook ongegrond.

4.4 Klachtonderdeel 5 is een samenvatting van hetgeen in de klachtonderdelen 1 tot en met 4 is gesteld en heeft als zodanig geen zelfstandige betekenis. Dit klachtonderdeel behoeft naar het oordeel van de Kamer geen nadere bespreking meer.

5. Op grond van het voorgaande dient de klacht dan ook grotendeels gegrond te worden verklaard. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan. De Kamer heeft daarbij meegewogen dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting geen enkel blijk heeft gegeven van inzicht in de naar het oordeel van de Kamer evidente onjuistheid van zijn standpunten met betrekking tot de gegrond bevonden onderdelen van de klacht.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met aanzegging dat, indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid , bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage en J. Smit, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2007 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.