ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0083 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2006.173

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2007:YB0083
Datum uitspraak: 16-01-2007
Datum publicatie: 17-02-2009
Zaaknummer(s): 2006.173
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Uitvoeren opdracht tot betekening van een dagvaarding. De gerechtsdeurwaarders hadden moeten begrijpen dat snel actie diende te worden ondernomen. In elk geval had het op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen klager in kennis te stellen van het feit dat zij slechts één maal per week in de plaats waar de dagvaarding moest worden betekend kwamen.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 16 januari 2007 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 173.2006 van:

mr. A. KÖKER,

advocaat te Amstelveen,

klager,

tegen:

1.      [     ],

2.      [     ],

gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 30 maart 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Bij aangehechte brief van 10 april 2006 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.

Bij brief van 25 oktober 2006 hebben de gerechtsdeurwaarders medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Bij brief van 15 november 2006 heeft klager een nadere reactie gegeven.

Bij brief van 17 november 2006 is de brief van klager aan de gerechtsdeurwaarders verzonden.

De klacht is behandeld ter zitting van 28 november 2006 alwaar klager is verschenen

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 16 januari 2007.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Bij brief van 2 maart 2006 heeft klager de gerechtsdeurwaarders opdracht gegeven een vonnis te betekenen en dit vonnis te executeren, met het verzoek dat indien de debiteur niet prompt zou betalen, onverwijld tot beslaglegging op zijn eenmanszaak danwel op zijn woonadres diende te worden overgegaan. De originele grosse is bij deze brief meegestuurd. In de brief staat onder meer verder vermeld:”Client heeft vernomen dat de heer [     ] voornemens is zijn onderneming te verkopen weshalve snel actie dient te worden ondernomen.”

b)      Bij brief van 6 maart 2006 hebben de gerechtsdeurwaarders de opdracht bevestigd en overeenkomstig de instructies van klager in behandeling genomen.

c)      Bij brief van 16 maart 2006 heeft klager bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt dat betekening te lang was uitgebeleven en heeft hij medegedeeld dat nu hij vernomen had dat de debiteur zijn onderneming inmiddels per 13 maart had overgedragen, betekening achterwege kon worden gelaten.

d)      Bij brief van 16 maart 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder klager onder meer geschreven:”Wij zijn het niet met u eens dat e.e.a. te lang heeft geduurd. U heeft het vonnis d.d. 8 februari 2006 naar ons toegezonden op 2 maart 2006. Uw opdracht is door ons aan u bevestigd op 6 maart 2006. Wij komen 1 x per week (op vrijdagen) in [     ]. Daar wordt alleen van afgeweken na nadrukkelijk overleg met de opdrachtgever. De spoedeisendheid van uw opdracht zouden wij volgens u hebben moeten afleiden uit uw opdracht. U begrijpt dat iedere opdracht een soort van spoedeisendheid in zich heeft. Het had op uw weg gelegen telefonisch contact te zoeken met een van onze deurwaarders om het speciale karakter van deze executieopdracht op voorhand duidelijk te maken en daarover afspraken te maken met ons.....”

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders, kort samengevat, dat deze de opdracht niet  voortvarend hebben uitgevoerd. Op 7 maart 2006 heeft klager in verband met de spoedeisendheid van de zaak contact opgenomen. Een medewerker van de gerechtsdeurwaarder deelde toen mee dat het vonnis was betekend en dat er twee dagen later beslag zou worden gelegd. Klager zou daarvan bericht ontvangen.

Toen er op 16 maart 2006 nog geen bericht van de gerechtsdeurwaarders was ontvangen, heeft klager opnieuw contact opgenomen met de medewerker. Deze deelde mee dat het vonnis op 17 maart 2006 betekend zou worden, dat er na zeven dagen beslag gelegd zou worden en dat het een spijtige zaak was maar hij er verder niets aan kon doen.

Klager vond dat te laat en heeft daarom de opdracht ingetrokken. Volgens klager is het niet normaal dat gerechtsdeurwaarders zo lang wachten met het uitvoeren van een opdracht die spoed vereist. Het feit dat er zelfs is gelogen over de betekening van het vonnis maakt het geheel er niet minder op. Er is door toedoen van de gerechtsdeurwaarders een grote kans dat zijn cliënt de toegewezen bedragen niet meer kan innen van de debiteur, omdat deze geen onderneming meer heeft en waarschijnlijk geen of onvoldoende bezittingen waarop beslag gelegd kan worden. Als de gerechtsdeurwaarders het vonnis daadwerkelijk hadden betekend en 2 dagen na 7 maart 2006 overgegaan waren tot de beslaglegging, dan was het toegewezen bedrag al geïnd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat het vonnis op 2 maart 2006 is toegezonden en de opdracht op 6 maart 2006 is bevestigd. Het vonnis moest in [     ] betekend worden. De gerechtsdeurwaarders komen slechts éénmaal per week op de vrijdagen in [     ]. Daar wordt alleen van afgeweken na uitdrukkelijk overleg met de opdrachtgever. Zij zijn van mening dat het niet te lang heeft geduurd voordat het vonnis zou worden betekend. Zij verwijzen naar rechtspraak van de Hoge Raad waarbij een opdracht slechts dan te laat is uitgevoerd als er een overeengekomen termijn wordt overschreden.

De gerechtsdeurwaarders zijn van mening dat tevens kan worden aangesloten bij de concept kwaliteitshandboeken van de beroepsorganisatie. De uitvoering van (losse) ambtelijke opdrachten is kwalitatief sterk indien de opdracht binnen 3 dagen na ontvangst wordt uitgevoerd, voldoende indien dat geschiedt binnen 7 dagen na ontvangst, niet geheel voldoende indien dat geschiedt binnen 14 dagen na ontvangst en onvoldoende indien de opdracht wordt uitgevoerd later dan14 dagen na ontvangst. De opdracht is op 6 maart 2006 ontvangen en zou worden verricht op 17 maart 2006. Dat is dus binnen 11 dagen na ontvangst, aldus de gerechtsdeurwaarder.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Bij de beoordeling van de klacht dient tot uitgangspunt dat gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders ingevolge het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Naar het oordeel van de Kamer hadden de gerechtsdeurwaarders uit de brief van klager van 2 maart 2006 af moeten leiden dat snel actie diende te worden ondernomen. In elk geval had het op de weg van de gerechtsdeurwaarders gelegen klager in kennis te stellen van het feit dat zij slechts één maal per week in [     ] kwamen. Ook al omdat klager ter zitting onweersproken heeft gesteld dat de dagvaarding in dezelfde zaak door hetzelfde kantoor op een woensdag is betekend. Klager had de gerechtsdeurwaarders er dan nogmaals op kunnen wijzen dat snelle actie nodig was of er voor kunnen kiezen zijn opdracht bij een andere gerechtsdeurwaarder onder te brengen. Dit laatste volgt uit het bepaalde van artikel 7 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders, ook al omdat uit hetgeen de gerechtsdeurwaarders zelf  hebben aangevoerd volgt dat de kwaliteit van de uitvoering van de opdracht ook in hun ogen niet geheel voldoende was.

Bovendien valt niet in te zien waarom het vonnis niet op vrijdag 10 maart 2006 had kunnen worden betekend. Dat onwaarheid is gesproken over de betekening van het vonnis kan -nu de standpunten daaromtrent lijnrecht tegen over elkaar staan-  niet worden vastgesteld.

5. Op grond van het voorgaande dient de klacht dan ook gegrond te worden verklaard. De Kamer acht termen aanwezig tot het opleggen van een maatregel over te gaan, zodat wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. M.M. Beins en M.J-M.L. Baudoin, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2006 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.