ECLI:NL:TNOKROE:2006:YC0039 Kamer van toezicht Roermond KL 2/2006

ECLI: ECLI:NL:TNOKROE:2006:YC0039
Datum uitspraak: 16-06-2006
Datum publicatie: 04-08-2008
Zaaknummer(s): KL 2/2006
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Een poging van de notaris om in een geschil tussen erfgenamen te bemiddelen is niet klachtwaardig. Het opvragen van bank- en giroafschriften hoort niet tot de taak van een notaris, die een boedel moet beschrijven. Als erin een nalatenschap niets meer te vereffenen valt, hoeft de notaris niet te wijzen op de mogelijkheid van een vereffenaar. Het is niet de taak van de boedelnotaris om zelf informatie over de nalatenschap aan te dragen; in eerste instantie is dit een taak van de erven.

                                       Kamer van toezicht over de notarissen

                                                    en kandidaat-notarissen

                                                             te Roermond

Nummer: KL 2/2006

                                                            BESLISSING

van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen

 te Roermond in de zaak van:

mevrouw X,

wonende te V,

hierna te noemen de klaagster;

tegen:

notaris mr. Y1 ,

gevestigd te A,

hierna te noemen notaris Y1;

notaris mr. Y2,

gevestigd te B,

hierna te noemen notaris Y2;

kandidaat-notaris mr. Y3,

gevestigd te B,

hierna te noemen kandidaat-notaris Y3;

notaris mr. Y4 ,

gevestigd te B,

hierna te noemen notaris Y4.

De inhoud van het procesdossier

De kamer doet mede recht op de volgende processtukken:

-           de schriftelijke klacht van de klaagster van 21 december 2005 met bijlagen;

-                      de schriftelijke reactie van notaris Y1 van 16 januari 2006 met bijlagen;

-                      de schriftelijke reactie van notaris Y4 van 10 februari 2006 met bijlagen;

-                      de schriftelijke reactie van notaris Y2, mede namens kandidaat-notaris Y3 van 13 februari 2006;

-                      de brieven van de klaagster van 20 februari 2006 (driemaal, waarvan eenmaal kennelijk ten onrechte gedateerd 20 januari 2006) en 2 maart 2006 met bijlagen;

-                      de brief van notaris Y1 van 9 maart 2006;

-                      de brief van notaris Y2, mede namens kandidaat-notaris Y3 van 27 maart 2006;

-                      de brief van notaris Y4 van 11 april 2006.

De openbare behandeling

De kamer heeft de klacht op 10 mei 2006 in het openbaar behandeld. Bij die behandeling zijn de klaagster, bijgestaan door haar echtgenoot, en de notarissen Y1, Y2 en Y4 verschenen. De kamer heeft hen in elkaars tegenwoordigheid gehoord.

                                                      De vaststaande feiten

De kamer gaat uit van de volgende, tussen partijen vaststaande feiten.

Op 22 augustus 2001 is de heer G.W. H. (verder aangeduid als de erflater) overleden. Op het moment van overlijden was de erflater in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw P. dB. De erflater is eerder gehuwd geweest; uit dat eerdere huwelijk is klaagster geboren.

De erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt en liet zijn echtgenote en de klaagster na als erfgenamen van zijn nalatenschap, ieder voor de helft.

De klaagster heeft de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van haar vader laten regelen door het toenmalige notariskantoor Sanders & Grubben te Venlo.

Op verzoek van klaagster heeft de kantonrechter te Venlo bij beschikking van 14 september 2004 een boedelbeschrijving van de nalatenschap bevolen en bepaald dat de boedel beschreven zal worden door notaris Y1.

Op 16 juni 2005 heeft notaris Y1 haar declaratie voor de kosten van de boedelbeschrijving ad € 2.976,79 aan klaagster toegezonden met daarbij een gespecificeerde bijlage van de gedeclareerde werkzaamheden. De kolom “opmerkingen” was niet geheel leesbaar.

Op 1 november 2005 heeft notaris Y4 een gesprek gehad met klaagster over de declaratie van notaris Y1, terwijl hij op 17 november 2005 een gesprek heeft gehad met notaris Y1. Op 6 december 2005 heeft notaris Y4 weer een gesprek gehad met klaagster en in dat gesprek heeft hij zijn conclusie en de haalbaarheid van een tarievenklacht aan klaagster meegedeeld.

Bij brief van 30 januari 2006 heeft notaris Y1 aan klaagster een door een nieuw softwaresysteem vervaardigde urenuitdraai toegezonden, waarvan de kolom opmerkingen geheel leesbaar was.

                                                  De inhoud van de klachten

De klacht tegen notaris Y1 houdt - zakelijk weergegeven - in dat de notaris:

1.    tegen de wens van klaagster in meerdere malen heeft getracht de relatie tussen de beide erfgenamen te verbeteren door een gesprek tussen beide erfgenamen te willen arrangeren;

2.    niet bereid was om zelf bank- en giroafschriften op te vragen in verband met aan klaagster gebleken onderhandse geldtransacties, verzwegen geldbedragen en een lening die niet aan de fiscus was opgegeven;

3.    niet bereid was om een gespecificeerde nota toe te zenden;

4.    heeft nagelaten om bij het meldpunt ongebruikelijke transacties melding te maken van het feit dat bij de aankoop van een huis door de erflater en mevrouw DB een geldbedrag onderhands is betaald.

De klacht tegen de notarissen Y2 en Y4 en tegen kandidaat-notaris Y3 houdt - zakelijk weergegeven - in dat:

1.      Notaris Y4 en kandidaat-notaris Y3 hebben nagelaten klaagster als erfgenaam die beneficiair had aanvaard, te informeren over een eventuele afwikkeling volgens de strikte regels van beneficiaire aanvaarding.

2.      Notaris Y4 heeft gezegd dat klaagster niet alert is geweest. Een notaris moet er niet van uitgaan dat een cliënt voldoende op de hoogte en onderlegd is over het verloop van een procedure.

3.      Notaris Y2 en kandidaat-notaris Y3 zijn nalatig geweest om een levensverzekering met spaarpolis te traceren, die in de hypotheekakte zijn genoemd. Zij hebben meerdere malen aangegeven dat er geen levensverzekering bestond.

4.      Notaris Y2 en kandidaat-notaris Y3 waren ervan op de hoogte dat bij de aankoop van het huis door erflater en mevrouw DB onderhands geld is gegeven en zij hebben die transactie niet gemeld bij het meldpunt ongebruikelijke transacties.

De klacht tegen notaris Y4 houdt - zakelijk weergegeven - in dat de notaris in zijn functie van ringvoorzitter de klacht van klaagster niet adequaat heef behandeld. Anders dan met notaris Y4 was afgesproken, heeft hij klaagster niet de gespecificeerde nota van notaris Y1 laten zien.

                                                Het standpunt van notaris Y1

1.            Mevrouw DB, de andere erfgename, stelde het zeer op prijs als ze een gesprek zou kunnen hebben met erflaatster. Notaris Y1 heeft de wens van mevrouw DB aan de klaagster overgebracht. Klaagster heeft een gesprek afgewezen. Mevrouw DB heeft nog enkele malen aan notaris Y1 gevraagd om een gesprek bij de klaagster aan te kaarten. Notaris Y1 heeft dit niet meer gedaan omdat het haar duidelijk was dat klaagster geen gesprek wilde.

2.            Uit de beschikking van de kantonrechter te Venlo van 14 september 2004 bleek niet van een aan notaris Y1 verstrekte opdracht om bank- en giro-afschriften op te vragen.

3.            Naar aanleiding van de declaratie van 16 juni 2005 heeft de klaagster een aantal vragen gesteld, die notaris Y1 op 23 augustus 2005 schriftelijk heeft beantwoord. Een deel van de tekst op de bijlage bij de declaratie is niet helemaal geprint kunnen worden, maar aan dat deel is in de brief van 23 augustus 2005 aandacht besteed.

4.            De betreffende betaling heeft in 1998 plaatsgevonden. De leveringsakte werd gepasseerd door notaris mr. R.M.H. Wanders. Als er inderdaad geld onderhands is betaald dan is er destijds te weinig overdrachtsbelasting betaald. Maar het is de vraag of dit een transactie is die in het kader van de Wet melding ongebruikelijke transacties gemeld moet worden.

Het standpunt van de notarissen Y2 en Y4

 en kandidaat-notaris Y3

1.            Op 26 maart 2003 had notaris Y2 een bespreking gepland met klaagster. Wegens afwezigheid van notaris Y2 in verband met privé-omstandigheden heeft notaris Y4 die bespreking van hem overgenomen. Klaagster had vragen over de door notaris Y2 gemaakte vermogensopstelling van hetgeen volgens mevrouw DB in de nalatenschap van erflater aanwezig was. Die vragen heeft notaris Y4 zo goed mogelijk beantwoord en verdere opmerkingen van klaagster genoteerd en haar meegedeeld dat hij die opmerkingen aan notaris Y2 zou doorgeven, hetgeen hij ook gedaan heeft. De gang van zaken over de boedelafwikkeling is in dat gesprek niet aan de orde geweest. Informatie over de wijze van boedelafwikkeling bij een beneficiaire aanvaarding ligt meer op de weg van notaris Grubben, die dit voor haar heeft geregeld. Notaris Y4 kan de opmerking dat klaagster zelf meer alert had moeten zijn niet plaatsen en hij kan zich deze ook niet herinneren, mede gezien het feit dat in het gesprek alleen de vermogensopstelling aan de orde is geweest.

Het kantoor van de notarissen Y2, Y3 en Y4 heeft met de beneficiaire aanvaarding door klaagster geen bemoeienis gehad. Op 26 maart 2003 is de door mevrouw DB gemaakte boedelbeschrijving per overlijdensdatum met klaagster besproken. De opmerkingen en vragen van klaagster zijn op 11 april 2003 door notaris Y2 en kandidaat-notarissen Y3 aan mevrouw De Bruijn voorgelegd. De antwoorden van mevrouw DB zijn weergegeven in een brief aan klaagster van 15 april 2003. Klaagster was niet tevreden met die antwoorden en heeft de zaak in handen gegeven van haar rechtsbijstandverzekeraar. Het kantoor van de notarissen Y2, Y3 en Y4 heeft bijna anderhalf jaar overleg gevoerd met die verzekeraar en een minnelijke regeling tussen partijen proberen te bereiken. Het benoemen van een wettelijk vereffenaar is nimmer ter sprake gekomen omdat daarvoor geen reden was. Er werd immers naar gestreefd om tot een gezamenlijke oplossing te komen, die ook binnen handbereik was.

2.            Op de boedelbeschrijving die door mevrouw DB is opgemaakt, kwam geen levensverzekering voor. Notaris Y2 en kandidaat-notaris Y3 hebben mevrouw DB in de bespreking van 11 april 2003 naar een uitkering uit een levensverzekering gevraagd. Mevrouw DB gaf aan dat een dergelijke uitkering niet heeft plaatsgevonden en dit is aan klaagster zo meegedeeld. Er was alleen een polis van levensverzekering afgesloten op het leven van mevrouw DB, maar niet op het leven van erflater. Over de aanwezigheid van een spaarpolis is nimmer gesproken en een dergelijke polis is door mevrouw DB ook niet vermeld in de door haar opgemaakt boedelbeschrijving.

3.            Er heeft via notaris Y2 geen ongebruikelijke transactie plaatsgevonden. In 1998 bestond de Wet melding ongebruikelijke transacties nog niet.

Het standpunt van notaris Y4 in zijn hoedanigheid van ringvoorzitter

Klaagster heeft notaris Y4 in zijn hoedanigheid van ringvoorzitter verzocht om te bemiddelen tussen haar en notaris Y1 betreffende een nota van notaris Y1. Notaris Y1 kan uit haar computer geen informatie per dossier krijgen, maar alleen dagstaten met daarop vermeld alle werkzaamheden van het kantoor. Mevrouw Y1 heeft zich met een beroep op haar ambtsgeheim terecht op het standpunt gesteld dat klaagster geen recht op inzage van de dagstaten heeft omdat die dagstaten ook gegevens van andere dossiers bevatten. Notaris Y4 heeft nooit de beschikking gehad over een kopie van die dagstaten. In de e-mail van 27 december 2005 heeft notaris Y4 aan klaagster laten weten dat hij haar geen dagstaten ter beschikking kon stellen.

                                              De beoordeling van de klachten

De klacht tegen notaris Y1

1.            Een notaris die de wens van een erfgenaam voor een gesprek met een andere erfgenaam aan laatstgenoemde voorlegt, handelt niet in strijd met de notariële tuchtnorm. Een wezenlijk element in de functie van een notaris is bemiddeling in een geschil tussen erfgenamen. Een poging daartoe, zoals notaris Y1 die heeft ondernomen, verdient dan ook eerder lof dan afkeuring.

2.            Notaris Y1 was door de kantonrechter belast met het opmaken van een boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater. Een notaris die een boedel moet beschrijven, is lijdelijk. De notaris is als zodanig verslaglegger van wat hij of zij waarneemt en van hetgeen hij of zij door ieder van de deelgenoten hoort verklaren. Het opvragen van bank- en giroafschriften met betrekking tot het verloop van de betreffende rekeningen in het verleden, behoort niet tot de taak van een notaris die een boedel moet beschrijven. Indien klaagster die bank- en giroafschriften noodzakelijk achtte voor een juiste boedelbeschrijving dan had het op haar weg gelegen die bescheiden op te vragen en aan notaris Y1 ter beschikking te stellen, zoals ook door de kantonrechter in zijn beschikking, waarbij notaris Y1 tot boedelbeschrijvingsnotaris werd benoemd, is beslist.

3.            De declaratie van notaris Y1, gecombineerd met de zogenaamde urenuitdraai van de verrichte werkzaamheden en de toelichting die notaris Y1 in haar brief van 23 augustus 2005 op die urenuitdraai aan klaagster heeft gegeven, kunnen naar het oordeel van de kamer worden aangemerkt als een gespecificeerde declaratie.

4.            De Wet melding ongebruikelijke transacties legt op een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst verleent, de verplichting op een daarbij verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld te melden aan het meldpunt ongebruikelijke transacties. De door de klaagster gestelde ongebruikelijke transactie heeft in 1998 plaatsgevonden, waarbij notaris Y1 niet was betrokken. Gesteld noch gebleken is dat bij de dienstverlening door notaris Y1 aan klaagster in 2005 sprake is geweest van een dergelijke transactie. Op notaris Y1 rustte dan ook geen meldingsplicht.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient de klacht tegen notaris Y1 in al haar onderdelen ongegrond verklaard te worden.

De klacht tegen de notarissen Y2 en Y4 en kandidaat-notaris Y3

1.            De klaagster heeft de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap laten regelen door notaris Grubben. De kamer is van oordeel dat notaris Grubben de meest aangewezen persoon is om klaagster over de (afwikkeling van een) beneficiaire aanvaarding in te lichten. Onbetwist is dat het gesprek van 26 maart 2003 de door notaris Y2 gemaakte vermogensopstelling tot onderwerp had en dat in dat gesprek de gang van zaken over de boedelafwikkeling niet aan de orde is geweest. Uit dit laatste leidt de kamer af dat de klaagster in dat gesprek niet om informatie over de beneficiaire aanvaarding heeft gevraagd. Aan de notarissen Y2 en Y4 en kandidaat-notaris Y3 kan dan ook niet het verwijt gemaakt worden dat zij klaagster niet over de beneficiaire aanvaarding hebben geïnformeerd. Evenmin treft hen het verwijt dat zij klaagster niet hebben geïnformeerd over de benoeming van een wettelijk vereffenaar. De erfgenamen zijn de vereffenaars van de nalatenschap. Onbetwist is dat er geen crediteuren meer waren van de nalatenschap. In zo’n geval en bij gebreke van andere aanwijzingen voor de benoeming van een wettelijk vereffenaar, ligt het niet voor de hand om op de mogelijkheid van een wettelijk vereffenaar te wijzen.

2.            Notaris Y4 heeft gesteld dat hij de opmerking over meer alertheid van de klaagster niet kan plaatsen en hij stelt dat hij zich die opmerking ook niet kan herinneren. Op dit verweer heeft de klaagster gereageerd door te stellen dat notaris Y4 haar de vraag heeft gesteld: “U hebt dit toch zodanig bij een notaris laten vastleggen. Waarom bent u dan niet alert geweest?” In feite betreft die reactie niet meer dan een herhaling van haar klacht. De kamer is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat notaris Y4 die opmerking heeft gemaakt, los van de vraag of die opmerking - objectief gezien – wel als onbetamelijk moet worden aangemerkt.

3.            Niet betwist is dat notaris Y2 door mevrouw DB is ingeschakeld om de nalatenschap van de erflater af te wikkelen. Het behoort niet tot de taak van de boedelnotaris om zelf de informatie over de nalatenschap aan te dragen. Dat is in eerste instantie een taak voor de erven zelf. Niet gebleken is dat notaris Y2 een afzonderlijke opdracht had van zijn opdrachtgeefster om een levensverzekering en een spaarpolis te traceren. 

4.            Hetgeen de kamer heeft overwogen bij het vierde onderdeel van de klacht tegen notaris Y1, geldt mutatis mutandis ten aanzien van notaris Y2 en kandidaat-notaris Y3. Het enkel op de hoogte zijn van de door de klaagster beweerde transactie in 1998 schept geen verplichting om die transactie te melden bij het meldpunt ongebruikelijke transacties.

De klacht tegen notaris Y4 in zijn hoedanigheid van ringvoorzitter

De kamer heeft zich eerst de vraag gesteld of notaris Y4 in zijn hoedanigheid van ringvoorzitter, belast met de behandeling van een declaratiegeschil, aan het notarieel tuchtrecht is onderworpen. De kamer overweegt daarover als volgt. Met het notarieel tuchtrecht wordt beoogd het niveau van het functioneren van het notariaat als beroepsgroep op peil te houden en zo nodig te verhogen om daarmee het belang te dienen dat de maatschappij heeft bij een deugdelijk notariaat. Het handelen of nalaten van notaris kan van invloed zijn op het notariaat als geheel, ook als dat handelen of nalaten niet direct in het kader van de ambtsuitoefening plaatsvindt. De beroepsattitude van een notaris inzake de bejegening van een rechtzoekende, die overigens niets anders verwacht, pleegt in de praktijk niet te veranderen en behoort ook niet te veranderen al naar gelang hij werkzaamheden verricht als notaris sec dan wel – zoals in dit geval – als ringvoorzitter, welke hoedanigheid voortvloeit uit artikel 82 in verband met artikel 85 van de Wet op het notarisambt. De kamer is dan ook van oordeel dat notaris Y4 in zijn hoedanigheid van ringvoorzitter aan de tuchtrechtspraak is onderworpen.

In het e-mailbericht van notaris Y4 aan de klaagster van 27 december 2005 schrijft notaris Y4: In afwijking van hetgeen ik u heb medegedeeld, vertelde mevrouw Y1 mij, dat zij veel meer informatie uit haar computer kon verkrijgen als u van haar had ontvangen, maar dat deze informatie niet per dossier kon worden uitgedraaid, maar op de dagstaten stond vermeld, maar op deze dagstaten stonden alle werkzaamheden van het kantoor van de betreffende dag vermeld, en deze dagstaten konden uiteraard niet ter beschikking van cliënten worden gesteld. Gelet op deze mededeling acht de kamer het niet onaannemelijk dat klaagster eerder van notaris Y4 heeft begrepen dat hij haar een kopie van de tijdsregistratie heeft toegezegd. Aangenomen moet worden dat notaris Y4 ten tijde van die toezegging niet op de hoogte was van de wijze waarop de (geautomatiseerde) administratie op het kantoor van notaris Y1 was ingericht. Toen notaris Y4 daarvan wel op de hoogte was, heeft hij de klaagster in kennis gesteld van zijn onmogelijkheid om haar de verlangde kopie te verstrekken; notaris Y1 wenste hem immers geen kopie van de dagstaten te verstrekken, omdat deze dagstaten ook vertrouwelijke gegevens bevatten van door notaris Y1 in andere zaken verrichte werkzaamheden en zij met verstrekking van deze gegevens haar ambtsgeheim zou schenden. Tijdens de openbare behandeling van de klacht heeft notaris Y4 verklaard dat notaris Y1 hem die dagstaten heeft laten zien en dat deze voor wat betreft de aan de klaagster gedeclareerde werkzaamheden niet afweken van de urenspecificatie die door notaris Y1 met de nota aan de klaagster was toegezonden. Naar het oordeel van de kamer heeft notaris Y4 niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. 

De klacht zal, als zijnde ongegrond, worden afgewezen.

                                                             De beslissing

De kamer:

verklaart de klachten ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. E.J.M. Boogaard-Derix, voorzitter, Th.P.M. Pluymaekers, R.T.J.M. Hetterschijt, M.H.G.A. Verlinden en J.J.G.M. Kuijpers, bijgestaan door L.G.H. Cox, secretaris, en op 16 juni 2006 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.