ECLI:NL:TNOKMID:2006:YC0856 Kamer van toezicht Middelburg KvT 6/2005

ECLI: ECLI:NL:TNOKMID:2006:YC0856
Datum uitspraak: 31-01-2006
Datum publicatie: 21-09-2012
Zaaknummer(s): KvT 6/2005
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris onzorgvuldig handelen bij het aanvragen van bewindvoering en opmaken van een testament. Klager deels niet ontvankelijk in zijn klacht op grond van artikel 99 lid 12 Wna. Klacht overigens ongegrond.

KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE MIDDELBURG

Beslissing van 31 januari 2006 in de zaak van:

KvT 6/2005

[klager],

wonende te [plaatsnaam],

klager,

in persoon,

tegen:

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

verweerder,

in persoon.

1. Het verloop van de procedure

Partijen worden verder aangeduid als klager respectievelijk de notaris.

Klager heeft zich bij brief, ingekomen op 13 juli 2005, gewend tot de Kamer van Toezicht te Middelburg, hierna de Kamer, met een klacht tegen de notaris. De notaris heeft bij brief, ingekomen op 19 augustus 2005, op de klacht gereageerd. Een afschrift van deze brief is verzonden aan klager. Klager heeft vervolgens bij brief, ingekomen op 3 november 2005, gerepliceerd.

Door de voorzitter is de klacht ter kennis van de Kamer gebracht. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare vergadering van de Kamer van 29 november 2005. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.

2. De feiten

2.1. Op 26 februari 2005 overleed de heer [naam erflater], verder erflater. Erflater was een oom van klager. 

2.2. Erflater heeft laatstelijk bij testament, opgemaakt op 30 juni 2000, over zijn nalatenschap beschikt. 

Voordien zijn door erflater meerdere testamenten opgemaakt, waaronder één op 11 mei 2000 en daarvóór één op 23 augustus 1999.

2.3. Op 8 juli 1999 heeft de notaris bij de kantonrechter een verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van erflater ingediend. Dit verzoek is later ingetrokken.

2.4. Op 3 augustus 2000 heeft de behandeling van een nieuw verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van erflater plaatsgevonden. Bij beschikking van de kantonrechter van diezelfde datum is het bewind uitgesproken en is [naam] neef van klager, tot bewindvoerder benoemd.

2.5. In het testament van 30 juni 2000 is onder meer [naam neef] benoemd tot legataris met betrekking tot de woning van erflater. Tevens zijn de vader van klager - jongste broer van erflater - en een nicht van klager onterfd.

3. De klacht en het verweer van de notaris

3.1. Klager stelt dat de notaris heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten in strijd met de zorg die een notaris behoort te betrachten. Hij verwijt de notaris onzorgvuldig handelen bij het aanvragen van bewindvoering en het opmaken van een testament.

Hij voert daartoe het volgende aan:

1. De notaris heeft zich in onderhavige zaak niet professioneel opgesteld, maar zich zeer wisselvallig gedragen, waarbij hij zich teveel liet leiden door de verwarde geest van erflater.

2. De notaris heeft bij voortduring met diverse familieleden van erflater over diens zaken gesproken, kennelijk omdat erflater niet meer in staat was dit zelfstandig te doen. Hierdoor is onnodig veel ergernis en verwarring ontstaan. De notaris heeft erflater daarmee in de waan gelaten dat deze, met wat ondersteuning van familie en vrienden, nog in staat was zijn laatste wil te formuleren, wat niet juist was. De notaris heeft meegedeeld dat het niet eenvoudig was om daar kritisch op te zijn, aangezien het risico bestond dat erflater naar een andere notaris zou gaan.

3. De notaris is vatbaar gebleken voor chantage door [naam neef] en heeft in zeven weken twee geheel verschillende testamenten opgenomen, terwijl hij wist hoezeer erflater beïnvloedbaar was en dat hij een speelbal van omstanders was.

4. De notaris heeft diverse keren opmerkingen gemaakt en mededelingen gedaan over de inhoud van testamenten van erflater en daarmee zijn geheimhoudingsplicht geschonden.

5. De notaris heeft klager op 3 augustus 2000 ongevraagd onjuiste informatie gegeven over de situatie van het testament van erflater.

3.2. De notaris betwist de stellingen van klagers als volgt.

De notaris stelt dat hij indertijd veel indringende gesprekken met erflater heeft gevoerd. In die open en constructieve gesprekken is zijn situatie c.q. positie in de familie uitvoerig aan de orde geweest. Erflater had zeer uitgesproken meningen over zijn eigen familie in het algemeen, diverse personen in het bijzonder, en zijn wensen dienaangaande.

De notaris voert aan dat hij in die tijd de huisarts heeft geraadpleegd vanwege de hoge leeftijd van erflater en de signalen en insinuaties die familieleden aan de notaris dachten te moeten geven/doen. In verband met diens beroepsgeheim heeft de huisarts summierlijk informatie gegeven, waaruit de notaris kon afleiden dat ook de huisarts van mening was dat erflater in staat was zijn wil te bepalen. Daarnaast is in het gesprek met de huisarts de fysieke verzorging van erflater aan de orde geweest.

Volgens de notaris bestonden er destijds in de familie van erflater forse tegenstellingen. Voorzichtigheid was geboden, te meer omdat de notaris door diverse personen, onder wie klager, zowel schriftelijk als telefonisch diverse malen is benaderd, aldus de notaris.

De notaris is op zijn eigen ervaring en kennis afgegaan en benadrukt dat hij diverse gesprekken met erflater heeft gevoerd, zowel bij hem op kantoor als bij erflater thuis. Het waren gesprekken in de sfeer van klagen over de houding en acties van familieleden, over zijn werkzame leven en zijn avonturen, maar bovenal zijn wensen om zijn vermogen na zijn dood op een bepaalde door hem uitdrukkelijk gewenste wijze te verdelen.

In die periode is ook aan de orde geweest dat het - gelet op de leeftijd en toestand van erflater - raadzaam zou zijn diens administratie niet meer zelf te doen, maar door een familielid te laten uitvoeren. De notaris heeft toen een bewindregeling in de zin van artikel 1: 431 BW voorgesteld. Er heeft daartoe een zitting bij de kantonrechter te Middelburg plaatsgevonden. De kantonrechter heeft een aantal familieleden en de notaris gehoord inzake de aanvraag tot bewindvoering. Vervolgens is [neef erflater] tot bewindvoerder en tevens tot mentor benoemd. De notaris stelt dat, voorzover hij kan overzien en naar hij heeft begrepen, de verzorging van erflater daarna adequaat is geweest. Na het overlijden van erflater heeft de notaris contact gehouden met de bewindvoerder over de stand van de nalatenschap en wat ertoe behoort en de rekening en verantwoording die hij moet afleggen aan de erfgenamen en de rechtbank, sector kanton.

De notaris stelt tenslotte dat hij zijn vak naar eer en geweten uitoefent.

4. De beoordeling

4.1. Bij de beoordeling van de klacht zal de Kamer de onder 3.1. vermelde rubricering volgen.

4.2. Ingevolge artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde van het handelen of nalaten van een notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven kennis heeft genomen.

De klacht is ingekomen bij de Kamer op 13 juli 2005. Dit betekent dat de onderdelen van de klacht die handelingen van de notaris betreffen die plaatsgevonden hebben althans waarvan klager kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen, vóór 14 juli 2002, niet-ontvankelijk zijn.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 1, 2 en 4 is ter zitting komen vast te staan dat klager in de periode van augustus 1999 tot en met augustus 2000 op de hoogte is geraakt van het handelen van de notaris waarop deze klachtonderdelen betrekking hebben. Klager is in deze onderdelen van zijn klacht dan ook niet-ontvankelijk.

4.3.1. Met betrekking tot de overige onderdelen van de klacht - onderdelen 3 en 5 - overweegt de Kamer het volgende.

Gelet op de formulering van de klacht dient met name onderzocht te worden of de

notaris een verwijt kan worden gemaakt van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten en/of in strijd met hetgeen een notaris betaamt.

De stelling van klager die er - kort gezegd - op neerkomt dat de notaris vatbaar is gebleken voor chantage en gezwicht is voor [neef erflater], dat dientengevolge een testament is opgemaakt en dat de notaris klager daarover onjuist heeft geïnformeerd is naar het oordeel van de Kamer, gelet op het verweer van de notaris en de overgelegde stukken, niet komen vast te staan. Klager heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de notaris op deze punten enig verwijt treft. Deze onderdelen van de klacht zijn derhalve ongegrond.

5. De beslissing

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Middelburg:

-          verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht voor wat betreft de onderdelen 1, 2 en 4;

-          verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.A.M. van Dijke, voorzitter, mrs. A.L.R. Melens, J. van den Berg, D. Oostinga en H. Quispel, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A.C.M. Maandag-Leussink, secretaris, en uitgesproken op 31 januari 2006.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam (Prinsengracht 436, correspondentieadres Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij deze beslissing aan u is toegezonden.