ECLI:NL:TNOKMID:2006:YC0833 Kamer van toezicht Middelburg KvT 4/2006

ECLI: ECLI:NL:TNOKMID:2006:YC0833
Datum uitspraak: 21-12-2006
Datum publicatie: 31-08-2012
Zaaknummer(s): KvT 4/2006
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt notaris onzorgvuldig optreden bij afwikkeling van nalatenschap. Notaris treft in deze geen enkel verwijt. Klacht in al haar onderdelen ongegrond.

KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE MIDDELBURG

Beslissing van 21 december 2006 in de zaak van:

KvT 4/2006

[klaagster],

wonende te [woonplaats],

klaagster,

in persoon,

tegen:

[notaris],

notaris te [vestigingsplaats],

verweerder,

in persoon.

1. Het verloop van de procedure

Partijen worden verder aangeduid als klaagster en de notaris.

Klaagster heeft zich bij brief, ingekomen op 21 maart 2006, gewend tot de Kamer van Toezicht te Middelburg, hierna de Kamer, met een klacht tegen de notaris.

De notaris heeft bij brief, ingekomen op 24 april 2006, op de klacht gereageerd. Een afschrift van deze brief is verzonden aan klaagster. Klaagster heeft bij brief, ingekomen op 17 mei 2006, gerepliceerd.

Door de voorzitter is de klacht ter kennis van de Kamer gebracht. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare vergadering van de Kamer van 26 oktober 2006. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.

2. De feiten

2.1. Op 25 december 1998 overleed [naam erflater], verder: erflater.

Erflater heeft bij niet-effect sorterend testament over zijn nalatenschap beschikt.

2.2. Erfgenamen zijn klaagster en haar vier broers [broer 1], [broer 2], [broer 3], en [broer 4].

2.3. Tijdens zijn leven heeft erflater aan klaagster een bedrag geschonken van

f. 90.794,--.

2.4. Klaagster heeft [naam kandidaat-notaris], destijds kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris, verzocht de afwikkeling van de nalatenschap van erflater ter hand te nemen.

2.5. Bij brief van 12 januari 1999 heeft [de kandidaat-notaris] de broers van klaagster geïnformeerd dat klaagster haar heeft medegedeeld dat zij, mede namens de overige erfgenamen, de nalatenschap verder zal afwikkelen. [De kandidaat-notaris] heeft tevens meegedeeld dat zij een verklaring van erfrecht zal opstellen, waarin is opgenomen dat klaagster gevolmachtigde is en waarmee zij bij banken en andere instanties de zaken kan afwikkelen. [De kandidaat-notaris] heeft de broers verzocht, indien zij hiermee akkoord gaan, een boedelvolmacht te ondertekenen en terug te zenden. 

2.6. Bij brief van 14 januari 1999 heeft mr G. Zoon, destijds kandidaat-notaris te Bergen op Zoom, namens [broer 1] een aantal vragen gesteld, die door de kandidaat-notaris op verzoek van klaagster zijn beantwoord bij brief van 9 februari 1999. Hierop heeft mr Zoon bij brief van 6 mei 1999 aan de kandidaat-notaris nadere vragen gesteld.

2.7. In augustus 1999 is door de kandidaat-notaris aan de Inspecteur der Registratie en Successie verzocht om het aangiftebiljet van de successiebelasting te zenden, teneinde aangifte te doen.

2.8. Bij brief van 17 september 1999 heeft de kandidaat-notaris de erfgenamen een voorstel gedaan met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap.

In de brief heeft zij onder meer het volgende meegedeeld. “Tot slot wil ik nog opmerken dat ik een door ieder van u getekende brief heb ontvangen met het verzoek een bedrag van in totaal f. 1.337,-- over te maken aan [broer 3]. Ik heb echter momenteel geen mogelijkheden om over de bankrekening(en) ten name van de erfgenamen te schikken, zodat ik niet tot betaling kan overgaan. De bank zal een dergelijk verzoek van mij niet uitvoeren zonder volmachten van de erfgenamen.”

2.9. Bij brief van 14 november 1999 aan de kandidaat-notaris heeft mr Zoon, namens de broers van klaagster, voorgesteld om, aangezien een oplossing voor de eerder gesignaleerde problemen nog niet voor de hand ligt, een gesprek te laten plaatsvinden tussen de kandidaat-notaris en klaagster enerzijds en [broer 2] en mr Zoon anderzijds.

2.10. Op 31 augustus 2000 schrijft mr Zoon aan de kandidaat-notaris dat er niet is gereageerd op zijn brief van 14 november 1999. Bij rappelbrief van 23 oktober 2000 deelt hij aan de kandidaat-notaris mee dat [broer 1] van plan is een advocaat in te schakelen om klaagster te dagvaarden, aangezien hij nog steeds geen antwoorden heeft ontvangen op de door hem gestelde vragen. Mr Zoon verzoekt de kandidaat-notaris een laatste poging te doen om klaagster openheid van zaken te laten geven.

2.11. Bij brief van 14 december 2000 aan de kandidaat-notaris heeft mr W.J. Jurgers, advocaat, namens [broer 1] om opheldering verzocht over een aantal zaken met betrekking tot de bestanddelen van de nalatenschap.

2.12. Bij brief van 4 januari 2001 heeft de kandidaat-notaris aan klaagster een kopie doen toekomen van voornoemde brief van de advocaat van [broer 1] en haar geadviseerd een eigen advocaat in de arm te nemen. Tevens heeft zij klaagster verzocht te laten weten hoe de zaak verder afgewikkeld dient te worden.

Eveneens bij brief van 4 januari 2001 heeft de kandidaat-notaris mr Jurgers bericht dat diens brief is doorgezonden aan klaagster en dat zij in overleg met haar advocaat daarop zal reageren.

2.13. Per 1 februari 2001 is de kandidaat-notaris van kantoor gewisseld en heeft mr [naam kandidaat-notaris 2], destijds kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris, onderhavig dossier overgenomen.

2.14. Bij brief van 27 maart 2001 heeft {naam kandidaat notaris 2} klaagster een nota gestuurd voor verrichte werkzaamheden met betrekking tot de nalatenschap.

2.15. In november 2001 heeft de notaris telefonisch aan klaagster uitleg gegeven over de systematiek van “inbreng”. {Naam kandidaat-notaris 3}, destijds kandidaat-notaris op het kantoor van de notaris, heeft klaagter op 13 november 2001 daarover een brief met uitleg gezonden.

2.16. In antwoord op laatstgenoemde brief deelt klaagster bij brief van 19 november 2001 aan [kandidaat-notaris 3] mee dat zij (nog) geen actie hoeft te ondernemen met betrekking tot het informeren van haar broers.

2.17. Naar aanleiding van een brief van 9 april 2003 van de heer Panken van de KNB, die meedeelt dat hem een brief van klaagster heeft bereikt, heeft de notaris bij brief van 17 april 2003 aan mr Van de Kraats, raadsvrouw van klaagster, meegedeeld dat het saldo van de nalatenschap volgens opgave van klaagster f. 210.994,85 bedraagt en dat, nu erflater in zijn testament niets anders heeft bepaald, de wet bepaalt dat klaagster de door haar ontvangen schenking moet inbrengen in de nalatenschap. De notaris heeft voorts berekend dat iedere erfgenaam recht heeft op f. 52.748,--. Hij deelt mee dat de door klaagster ontvangen schenking f. 90.794,-- bedroeg, maar dat de inbreng van het genoemde saldo door de wet wordt gemaximaliseerd. Dit betekent volgens hem dat klaagster “slechts” een bedrag van f. 52.748,-- behoeft in te brengen. De notaris deelt mee dat klaagster van het genoemde saldo van de nalatenschap aan haar broers nog hun erfdeel dient uit te keren, derhalve f. 52.748,--.

2.18. Bij brief van 24 juli 2003 heeft mr Van de Kraats aan de notaris meegedeeld dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen en heeft zij namens klaagster verzocht het saldo vermeld in de successiememorie ad f. 205.398,--, vermeerderd met de daarover gekweekte rente gelijkelijk te verdelen over de vijf erfgenamen. Tevens heeft zij verzocht uit het erfdeel van klaagster € 9.075,60 over te maken op de rekening van [broer 1].

Mr Jurgers heeft het voorgaande bevestigd bij brief van 28 juli 2003.

2.19. Bij brief van 9 oktober 2003 heeft [kandidaat notaris 2] klaagster verzocht om gegevens te verstrekken en de verdeling te bespreken, met een rappel op 17 oktober 2003.

2.20. Bij brief van 23 november 2003 heeft klaagster de notaris verzocht om uistel van handelen vanwege gezondheidsklachten.

2.21. Bij brief van 8 januari 2004 heeft de notaris klaagster verzocht een boedelvolmacht te tekenen en vóór 22 januari 2004 te retourneren, teneinde de uitkeringen aan de broers, waarover overeenstemming bestond, te doen. Mr Jurgers heeft, onder verwijzing naar voornoemde brief, klaagster eveneens verzocht en gesommeerd de volmacht te ondertekenen en aan de notaris af te geven.

2.22. Op 4 februari 2004 heeft klaagster de volmacht ondertekend.

2.23. Bij kort gedingvonnis van deze rechtbank van 12 februari 2004, gewezen tussen [broer 1] als eiser en klaagster als gedaagde, is klaagster op vordering van eiser veroordeeld in de kosten van de kort gedingprocedure. Daartoe is overwogen dat klaagster pas op 4 februari 2004, zijnde één dag voor de zittingsdatum in het kort geding, medewerking heeft verleend aan de verdeling van de gemeenschap door het ondertekenen van de boedelvolmacht ten overstaan van de boedelnotaris en dat eiser reeds daarvoor kosten heeft gemaakt om klaagster tot die medewerking te bewegen.

2.24. Bij brief van 1 maart 2004 heeft prof. mr M.J.A. van Mourik klaagster geïnformeerd naar aanleiding van door haar gestelde vragen omtrent de verdeling van de nalatenschap.

2.25. Bij brief van 29 maart 2004 heeft [kandidaat notaris 2] aan klaagster en de overige erfgenamen een conceptafrekening doen toekomen

Klaagster heeft daarop te kennen gegeven het (nog steeds) niet eens te zijn met de voorgestelde verdeling.

2.26. Bij brief van 10 april 2004 aan [kandidaat notaris 2] heeft [broer 4] onder meer meegedeeld dat kort daarvoor is gebleken dat [broer 1] nog een schuld had aan hun overleden ouders van totaal € 12.921,39, en dat deze schuld dient te worden verrekend.

Hij gaat niet akkoord met het voorgestelde erfdeel van [broer 1] en deelt mee “het overzicht” ongetekend onder zich te houden.

2.27. Op 24 mei 2004 heeft [kandidaat notaris 2] klaagster een brief geschreven naar aanleiding van de door haar geuite onvrede over de verdeling.

2.28. Bij brief van 6 juni 2004 heeft klaagster bezwaren geuit tegen de voorgestelde verdeling. [Kandidaat notaris 2] heeft hierop bij brief van 7 juni 2004 gereageerd.

2.29. Bij brief van 9 juni 2004 heeft prof. mr Van Mourik een door klaagster naar aanleiding van zijn eerdere brief opgestelde berekening van de erfdelen van de erfgenamen bevestigd. Deze berekening wijkt af van de door de notaris voorgestane berekening.

2.30. Bij brief van 20 juni 2004 aan [kandidaat notaris 2] hebben [broer 3] en [broer 4] bevestigd tot verdeling te willen overgaan met inachtneming van de vaststellingsovereenkomst van 24 juli 2003.

2.31. Op 8 juli 2004 heeft [kandidaat notaris 2] klaagster een rappelbrief gestuurd. Daarin heeft zij onder meer meegedeeld. “Zoals u reeds meegedeeld is, is het mogelijk om een voorschot aan alle erfgenamen uit te keren, mits alle erfgenamen hiermee akkoord gaan.”

2.32. Bij brief van 16 juli 2004 heeft de notaris klaagster wederom uitleg verschaft over de verdeling van de nalatenschap van erflater.

2.33. Bij brief van 12 augustus 2004 heeft [kandidaat notaris 2] gereageerd op een brief van klaagster van 6 augustus 2004 en uitleg verschaft over het uitkeren van een voorschot c.q. de erfdelen aan de drie broers van klaagster.

2.34. Bij kort gedingvonnis van 24 augustus 2004 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is klaagster op vordering van [broer 1] veroordeeld mee te werken aan de verdeling van de nalatenschap, overeenkomstig de door de notaris opgemaakte verdeling per 23 maart 2003.

2.35. Bij brief van 15 september 2004 heeft de notaris aan de Fortis Bank N.V. verzocht om tot uitkering van de erfdelen over te gaan.

3. De klacht en het verweer van de notaris

3.1. Klaagster stelt dat de notaris heeft gehandeld c.q. heeft nagelaten in strijd met de zorg die een notaris behoort te betrachten. Zij verwijt de notaris onzorgvuldig optreden bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.

Ter onderbouwing van haar stelling voert klaagster het volgende aan:

1. De notaris heeft voor de verdeling van de nalatenschap niet de juiste wet gehanteerd en deze wet geadviseerd aan de raadsvrouw van klaagster. De notaris heeft een onjuiste berekening gemaakt. Hij is uitgegaan van inbreng van de schenking tot de hoogte van het erfdeel, terwijl hij uit had moeten gaan van de berekening van de legitieme portie. De notaris was niet bereid adviezen van deskundigen, waaronder professor Van Mourik, ter harte te nemen.

2. De notaris weigert bij de eindafrekening aan klaagster een vergoeding uit te keren voor haar werk als executeur-testamentair, ondanks zijn toezeggingen daartoe.

3. De notaris reageert vaak niet op brieven van klaagster.

4. De notaris reageert niet op correcte kritische brieven van de broers van klaagster.

5. Door de fouten van de notaris is tegen klaagster tweemaal een kort geding aangespannen. De kosten hiervoor waren voor rekening van klaagster. Juristen hebben klaagster geadviseerd de eindafrekening van de notaris niet te ondertekenen. Door haar handtekening zou klaagster er blijk van geven akkoord te gaan met zijn berekening.

6. De notaris heeft het voorschot op de erfenis niet verrekend met de drie erfgenamen die geen bezwaar hadden tegen de verdeling. Zij wilden de schenking niet verrekenen. Hierdoor heeft een broer schade geleden. Hij sloot een persoonlijke lening af, wat voorkomen had kunnen worden bij uitkering van zijn voorschot. “De notaristelefoon” heeft de mogelijke verrekening van het voorschot bevestigd.

7. De notaris heeft geweigerd de schuld te verrekenen die [broer 1] aan zijn ouders had, dus aan de erfgenamen. In een convenant is nadrukkelijk niet vermeld dat deze schuld niet verrekend behoefde te worden.

3.2. De notaris heeft de stellingen van klager gemotiveerd betwist.

4. De beoordeling

4.1. Gelet op de formulering van de klacht dient met name onderzocht te worden of de notaris een verwijt kan worden gemaakt van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten en/of in strijd met de zorg die een notaris betaamt.

4.2. De Kamer zal de klacht beoordelen aan de hand van de 7 door klaagster ter onderbouwing van haar klacht aangevoerde punten, tegen de achtergrond van de geschetste feiten en het verweer van de notaris.

1. De Kamer overweegt dat de notaris correct heeft gehandeld. De berekening van de notaris is juist. De notaris heeft een juiste uitleg gegeven aan de toepasselijke wet. De klacht is op dit punt ongegrond.

2. De notaris heeft onweersproken gesteld dat hij geen toezegging heeft gedaan aan klaagster met betrekking tot het executeursloon, zodat de Kamer ervan uitgaat dat de notaris een dergelijke toezegging niet heeft gedaan. Bovendien is onduidelijk op grond waarvan klaagster aanspraak zou kunnen maken op executeursloon. Niet is gebleken dat klaagster in het belang van de nalatenschap heeft gehandeld, integendeel, klaagster heeft naar het oordeel van de Kamer in haar eigen belang gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is eveneens ongegrond.

3 en 4. De Kamer is van oordeel dat, gelet op de geschetste feiten en het verweer van de notaris, deze adequaat met het dossier en de betrokkenen is omgegaan. De notaris treft in dezen geen verwijt.

5. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is niet gebleken van fouten van de notaris, zodat dit onderdeel van de klacht verder geen bespreking behoeft.

6. Een voorschot op de verdeling kan alleen worden uitgekeerd indien alle erfgenamen daarmee instemmen, althans volmacht daartoe verlenen. Uit de door de notaris overgelegde brieven blijkt dat hij, dan wel zijn medewerkers, klaagster hieromtrent meermalen heeft/hebben geïnformeerd. Nu niet is gebleken van overeenstemming tussen alle belanghebbenden, kan de notaris niet worden verweten dat hij geen voorschot heeft doen uitkeren. De notaris treft derhalve ook op dit punt geen verwijt. 

7. Uit hetgeen door partijen is aangevoerd, alsmede uit de vastgestelde feiten is gebleken dat de erfgenamen op 18 juli 2003 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap. In de vaststellings-overeenkomst is overeengekomen dat partijen de boedelnotaris de opdracht zullen geven zo snel mogelijk conform de successiememorie de zaak af te handelen en de erfgenamen uit te betalen. Zoals klaagster zelf stelt wordt in deze vaststellings-overeenkomst niet gesproken over de verrekening van een schuld van [broer 1]. De notaris, die is uitgegaan en ook diende uit te gaan van hetgeen door partijen is overeengekomen, kan derhalve niet worden verweten dat hij heeft geweigerd een schuld van [broer 1] te verrekenen. De notaris treft op dit punt evenmin een verwijt.

4.3. Uit het voorgaande volgt dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is.

5.  De beslissing

De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Middelburg:

-          verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr L.A.M. van Dijke, voorzitter, mrs A.L.R. Melens, H. Quispel, J. van den Berg en D. Oostinga, leden, in tegenwoordigheid van mr F.A.C.M. Maandag-Leussink, secretaris, en uitgesproken op 21 december 2006.

Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam (Prinsengracht 436, correspondentieadres Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam) binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij deze beslissing aan u is toegezonden.