ECLI:NL:TNOKALM:2005:YC0278 Kamer van toezicht Almelo 06 04 Wna

ECLI: ECLI:NL:TNOKALM:2005:YC0278
Datum uitspraak: 08-11-2005
Datum publicatie: 24-08-2009
Zaaknummer(s): 06 04 Wna
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond zonder maatregel
Inhoudsindicatie: - Indien partijen niet rechtstreeks communiceren werkt dat vertragend. Dat is geen keuze van de notaris.   - De notaris heeft niet van het begin voldoende acht geslagen op de emotionele kant van het geheel. Dit klemt temeer nu één van de partijen werd geconfronteerd met een haar onbekend testamen waarmee zij werd onterfd.    

KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALMELO

Klachtzaak:         06 04 Wna

UITSPRAAK

inzake:                 < naam >,

wonende te < plaatsnaam >,

hierna te noemen klaagster,

gemachtigde: mr. < naam >;

tegen:                   < naam > ,

                             notaris te < plaatsnaam >,

                             hierna te noemen de notaris.

            Verloop van de procedure

Bij brief van 10 augustus 2004 heeft klaagster een klacht tegen de notaris ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Almelo, hierna te noemen de Kamer. Bij brief van 16 december 2004 heeft de notaris zich verweerd. Vervolgens heeft klaagster bij brief van 10 februari 2005 gerepliceerd. Door de notaris is op 24 juni 2005 gedupliceerd. Bij brief van 28 juli 2005 heeft klaagster haar klacht aangevuld en toegelicht. Door de notaris daarop gereageerd bij brief van 12 augustus 2005. 

De klachtzaak is ter zitting van 6 oktober 2005 behandeld. Klaagster is in persoon verschenen bijgestaan door haar gemachtigde en door haar echtgenoot. De notaris is eveneens in persoon verschenen.

            Toetsingskader

            In deze klachtzaak dient te worden beoordeeld of de notaris heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (Wna).

Feiten

Op basis van de door klaagster en door de notaris overgelegde stukken gaat de Kamer uit van de volgende feiten.

-          Op 30 april 2002 is de vader van klaagster, de heer < A >, hierna erflater, overleden. Klaagster is zijn enige erfgenaam.

-          De nalatenschap van erflater betrof zijn aandeel in de niet verdeelde ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van erflater en zijn weduwe < B >, hierna < B >.

-          De verdeling van die ontbonden huwelijksgoederengemeenschap is door < B > in handen gegeven van de notaris.

-          Nadat bekend was geworden dat klaagster enig erfgenaam was van haar vader, heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster, < B > en de notaris.

-          Klaagster heeft ingestemd met de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederen-gemeenschap en tevens met de afwikkeling van de nalatenschap door de notaris.

-          Bij brief van 24 juni 2002 heeft klaagster de notaris gevraagd < B > te informeren omtrent de rechten van klaagster ten aanzien van de zaken in de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap en haar te wijzen op haar plichten jegens klaagster als enig rechtsopvolger van erflater. Klaagster heeft daarbij gevraagd om overleg vooraf met betrekking tot feitelijke handelingen van < B > ten aanzien van die zaken, onder verwijzing naar de omstandigheid dat < B > zaken verkocht of weg gaf.

Zij wenste de zaken van de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap persoonlijk te bekijken / te inventariseren opdat bepaalde zaken (met voor haar vooral emotionele waarde) in ieder geval behouden zouden blijven. 

-          Op 12 augustus 2002 heeft gerechtsdeurwaarder < naam > de roerende zaken behorende tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van erflater en zijn weduwe getaxeerd en daarvan op 21 augustus 2002 een rapport uitgebracht.

-          Het voormalige woonhuis van erflater en < naam > is verkocht en de akte is gepasseerd op 21 juli 2003.

-          Klaagster heeft het vertrouwen in de notaris opgezegd. Hierop heeft de notaris in een brief van 17 november 2003 aangegeven dat zij de werkzaamheden met betrekking tot de ontbonden gemeenschap van goederen en de nalatenschap ingaande 12 november 2003 beëindigt.

            Standpunten

Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris jegens haar onzorgvuldig heeft gehandeld in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van erflater althans de afwikkeling van de nalatenschap. Kort samengevat is klaagster van mening dat de notaris bij die verdeling en afwikkeling onvoldoende en niet altijd tijdig oog heeft gehad voor haar belangen. Haar verzoeken of de aanwijzingen namens haar van notaris mr. < naam > (adviseur van klaagster) zijn door de notaris genegeerd. Met name is door de notaris niet voortvarend gereageerd op het verzoek van 24 juni 2002 van klaagster om < B > te wijzen op haar rechten en plichten nu zij niet de enige gerechtigde tot de onverdeelde ontbonden huwelijksgoederengemeenschap was. Klaagster geeft daarbij aan dat zij concrete informatie had waaruit bleek dat < B > reeds goederen verkocht en weg gaf. Klaagster acht het laakbaar dat de notaris pas per brief van 19 juli 2002 heeft gereageerd. Op verzoeken om de goederen persoonlijk te mogen zien is door de notaris niet gereageerd. Enig support om tot inventarisatie van tot de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap behorende zaken te komen is niet verkregen. Ook de aanwezigheid bij de latere taxatie door de deurwaarder is niet voorgesteld. Voorts is volgens klaagster ten onrechte geweigerd in te gaan op de voor haar nog openstaande punten, weergegeven in een brief van 26 juli 2003. Klaagster verwijt de notaris onvoldoende dossierkennis. Klaagster verwijst ter onderbouwing van haar stellingen naar de overgelegde correspondentie.

De notaris stelt zich op het standpunt dat voldoende oog is geweest voor de belangen van beide partijen in de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap. Zij geeft aan dat nadat bekend was dat klaagster als enige gerechtigd was tot de nalatenschap er een bespreking tussen klaagster, < B > en de notaris heeft plaatsgevonden. Tijdens die bespreking zijn de afwikkeling van die nalatenschap alsmede de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap uitvoering besproken. Tijdens die bespreking is onder meer aan de orde gesteld hoe zou moeten worden omgegaan met de roerende en onroerende zaken. De notaris geeft aan dat voorstellen zijn gedaan omtrent verdeling en taxaties en verder dat bij haar de indruk bestond dat beiden in stemden met de voorgestelde gang van zaken. Voorts stelt de notaris zich op het standpunt dat geen sprake is geweest van het afdwingen van acceptatie van één afspraak, maar dat steeds nieuwe voorstellen werden gedaan en dat werd afgeweken van eerdere afspraken. Ook de notaris wijst op de gevoerde correspondentie. De notaris ontkent dat interventie door de door klaagster geraadpleegde notaris door haar is genegeerd.

            Overwegingen

Ingevolge artikel 98, eerste lid, Wna zijn notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als notarissen of kandidaat-notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

Uit de beschikbare informatie blijkt dat de notaris met klaagster en < B > had afgesproken dat de afwikkeling van de nalatenschap en de daarmee samenhangende verdeling van de onderhavige ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, stap voor stap zouden worden afgehandeld. Uit de omstandigheid dat klaagster en < B > (de gerechtigden tot die gemeenschap) regelmatig niet rechtstreeks met elkaar communiceerden maar via de notaris, moet worden geconcludeerd dat dit de nodige tijd heeft gevergd. Dat deze handelwijze vertragend werkt en omslachtig is, is in de praktijk gebleken. Naar het oordeel van de Kamer betreft dit echter niet een door de notaris gemaakte keuze. De notaris is in deze toch in grote mate afhankelijk van de wijze waarop de gerechtigden tot een gemeenschap met elkaar willen en kunnen omgaan.

Dit had tot gevolg dat de notaris bepaalde door klaagster wenselijk geachte acties, vragen en antwoorden weliswaar heeft beoordeeld en heeft doorgegeven aan < B >, maar niet dat daarin door de notaris bij gebrek aan overeenstemming tussen partijen - naar eigen goeddunken – had kunnen worden beslist. In ieder geval is naar het oordeel van de Kamer niet gebleken dat de notaris vanwege onvoldoende dossierkennis is gekomen tot een onjuiste afhandeling of tot onjuiste of partijdige advisering. Juist vanuit de professionaliteit van de notaris mocht van haar worden verwacht dat zij, zoals dat is gebeurd, zich zou beperken tot het overbrengen van de wensen en het aangeven van grotere lijnen en praktische kanten van de afhandeling en dat zij met klaagster, noch met < B > zou meegaan in de gewenste details. Daarbij is niet gebleken dat de notaris opdrachten van klaagster of aanwijzingen van notaris mr. < naam > (adviseur van klaagster) heeft genegeerd of dat de handelwijze van de notaris moet geduid als onvoldoende support voor klaagster.

Voor zover klaagster heeft aangegeven dat de notaris onvoldoende oog heeft gehad voor haar wens dat niet alleen getaxeerd zou worden, maar dat vooral ook tijdig geïnventariseerd zou worden welke roerende zaken er te verdelen waren, overweegt de Kamer het volgende.

Door klaagster is aangegeven dat door < B > reeds in een vroeg stadium tot het ongeoorloofd weggeven of verkopen van enkele zaken is overgegaan. Hoewel dat laatste in deze procedure niet is komen vast te staan, is de Kamer van oordeel dat met name in het beginstadium door de notaris onvoldoende acht is geslagen op de emotionele kant van het geheel voor klaagster en < B >, temeer daar deze laatste werd geconfronteerd met een voor haar onbekend testament waarmee zij werd onterfd. Voor klaagster was het redelijkerwijs niet mogelijk om naar de woning van erflater en < B > te gaan om daar, al dan niet tezamen met < B >, tot het inventariseren van de inboedelgoederen over te gaan. Weliswaar speelt ook hier dat de verstoorde onderlinge verhouding tussen klaagster en < B > niet is veroorzaakt door de notaris, echter van de notaris mocht worden verwacht dat zij het door klaagster gesignaleerde inventarisatieprobleem, onder meer weergegeven in haar brieven van 24 juni 2002 en 22 juli 2002 aan de notaris, eerder en breder zou hebben opgepakt. Uit het feit dat door de notaris een deskundige is ingeschakeld die eerst in augustus 2002 tot taxatie is overgegaan en op 21 augustus 2002 een rapport heeft uitgebracht moet worden afgeleid dat er (aanvankelijk) onvoldoende aandacht is geschonken aan het feit dat klaagster niet in eerste plaats geïnteresseerd was in de geldelijke waarde maar in de omvang (emotionele waarde) van de nalatenschap. De klacht is wat dit onderdeel betreft gegrond.

Met betrekking tot de vraag of de notaris niet of onvoldoende heeft bijgedragen aan een oplossing en in november 2003 redelijkerwijs haar werkzaamheden in deze kwestie mocht beëindigen overweegt de Kamer het volgende.

Zoals hiervoor al is overwogen en uit de producties van partijen blijkt is over een groot aantal zaken gesproken en gecorrespondeerd. De wensen, voorkeuren en meningen over ingenomen standpunten zijn dan op enig moment bij de notaris bekend, maar dat wil niet zeggen dat de notaris een knoop kan doorhakken. Uiteindelijk kan een notaris pas afwikkelen als de gerechtigden tot een onverdeelde gemeenschap het eens zijn. Uit hetgeen klaagster heeft aangevoerd is de Kamer niet gebleken dat van de notaris dienaangaande andere stappen of voorstellen mochten worden verwacht dan hiervoor is overwogen.

Ten aanzien het beëindigen door de notaris van haar werkzaamheden is de Kamer van oordeel dat ook daarbij niet gebleken is dat de notaris hiertoe redelijkerwijs niet mocht besluiten. Wel is gebleken dat, op discussie over een enkel onderdeel na, de afwikkeling reeds vrijwel was afgerond en dat maakt het onbevredigend dat een notaris dan niet tot een volledige afwikkeling komt. Daar staat echter tegenover dat klaagster onmiskenbaar te kennen heeft gegeven dat zij geen vertrouwen meer had in de notaris en dat gegeven heeft naar het oordeel van de Kamer voor de notaris redelijkerwijs mogen leiden tot het besluit de werkzaamheden te beëindigen.

De klacht is, gelet op het vorenstaande, ten dele gegrond en voor het overige ongegrond. Naar het oordeel van de Kamer is daarbij geen sprake van een zodanig verzuim van de notaris dat moet worden overgegaan tot het opleggen van een maatregel.

            BESLISSING

De kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Almelo,

-          verklaart de klacht gegrond voor zover deze handelt over het niet tijdig (laten) inventariseren van de zaken in de nalatenschap,  

-          legt de notaris ter zake geen tuchtmaatregel op,

-          verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel, voorzitter, mr. H.J. Vos,  J.E. Huisman, mr. W. Meijling en mr. H.W.C. Spijkerboer, leden en door de voorzitter, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als secretaris, in het openbaar uitgesproken op 8 november 2005.

Tegen deze beslissing van de kamer van toezicht kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Postadres, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Afschrift verzonden: 8 november 2005