ECLI:NL:TGDKG:2005:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 475.2005

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2005:1
Datum uitspraak: 06-06-2005
Datum publicatie: 04-04-2017
Zaaknummer(s): 475.2005
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Multi bankbeslagen. Met het leggen van een executoriaal beslag onder een reeks van banken zonder dat enige aanwijzing bestaat dat de schuldenaar daar een rekening heeft, wordt een vorm van willekeur geïntroduceerd. Dat is wezensvreemd aan ons executierecht. Klacht gegrond, maatregel van berisping.

Beschikking van 6 juni 2006 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 475.2005 van:

[   ],

wonende te Amsterdam,

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde mr. [   ].

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 1 oktober 2005 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief  1 december 2005  heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 25 april 2006 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 6 juni 2006.

1.      De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Bij door de kantonrechter te Amsterdam op 6 juli 2004 gewezen vonnis is klaagster veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 108,00 en is klaagster in de kosten veroordeeld ad € 200,78.

b)      Ter uitvoering van het vonnis heeft de gerechtsdeurwaarder op 28 februari 2005 ten laste van klaagster beslag gelegd onder een viertal banken waaronder De Postbank N.V.

c)      Bij brief van 25 april 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster meegedeeld dat na ontvangst van het door het beslag getroffen bedrag ad € 262,50 nog een schuld resteerde van € 406,92.

d)     Op 27 mei 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster nog tweemaal bankbeslag gelegd. Deze beslagen zijn niet aan klaagster overbetekend en ook niet verder vervolgd.

e)      Bij brief van 13 september 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld haar faillissement te zullen aanvragen, tenzij zij per omgaande € 766,81 telefonisch zou overmaken. 

f)       Bij brief 16 september 20065 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen het te betalen bedrag en heeft zij om een specificatie van de schuld verzocht.

g)      Bij brief van 14 oktober 2005 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster de originele nota, een kopie van het tegen haar gewezen vonnis en een overzicht van de gemaakte kosten toegezonden.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij in de brief van 13 september 2005 heeft geschreven dat zij geen gehoor heeft gegeven aan eerder verzonden sommaties en aanmaningen. Volgens klaagster klopt dit niet omdat zij deze brieven niet heeft ontvangen. De brief van 25 april 2005 was de laatste brief die zij ontving. Op 28 april 2005 heeft zij met de medewerkster  van de gerechtsdeurwaarder gebeld met het verzoek om het restant in termijnen te mogen aflossen. Dit mocht, zo is haar gezegd, als zij haar verzoek schriftelijk zou indienen. Dit heeft zij bij brief van 2 mei 2005 gedaan. Van de gerechtsdeurwaarder heeft zij vervolgens niets meer vernomen. Ook bij tussentijdse telefonische navraag hierover werd zij vaak onbeschoft, brutaal en zelfs intimiderend te woord gestaan door de medewerkers. Klaagster stoort zich aan de inhoud van de brief van 13 september 2005, omdat zij vijf maanden niets van de gerechtsdeurwaarder heeft vernomen en omdat het openstaande saldo is verhoogd van € 406,92 naar € 766,81. Naar aanleiding van deze brief heeft zij weer schriftelijk gereageerd. Zij heeft echter niets vernomen en ook is haar nooit uitleg gegeven over het verhoogde bedrag aan kosten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [   ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Ter zitting heeft de gemachtigde van het kantoor medegedeeld dat gerechtsdeurwaarder [   ] kan worden aangemerkt als zijnde de gerechtsdeurwaarder tegen wie de klacht kan worden geacht te zijn gericht.

Deze wordt door de Kamer derhalve aangemerkt als beklaagde waarmee in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.

4.2  Ten aanzien van de bejegeningsklacht stelt de Kamer vast dat de gerechtsdeurwaarder het gestelde met betrekking tot de onheuse bejegening bij gebrek aan wetenschap uitdrukkelijk heeft ontkend omdat notities en correspondentie daarover in het dossier ontbreken. Nu klaagster niet nader heeft onderbouwd waaruit de onbeschofte wijze van te woord staan heeft bestaan, kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, dient de klacht op dit punt te worden afgewezen.

4.3 Dit geldt echter niet met betrekking tot de aan klaagster in rekening gebrachte kosten. Uit de ter zitting door de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder overgelegde specificatie van de kosten blijkt dat de gerechtsdeurwaarder aan klaagster €  86,28 aan nakosten in rekening heeft gebracht. Daarnaast is eenmaal de kosten van de multi bank beslagen in rekening gebracht en tweemaal de volledige kosten van bankbeslagen die –naar ter zitting is gebleken- niet aan klaagster zijn overbetekend en evenmin verder zijn vervolgd.

4.4 Ten aanzien van de zogenaamde multi bank beslagen is de Kamer van oordeel dat dit geen juiste gang van zaken is. Naar het oordeel van de Kamer moet er in het geval van beslaglegging onder een derde een gerechtvaardigd vermoeden van een relatie zijn tussen de derde en de schuldenaar. Gesteld noch gebleken is dat zulks hier het geval was. Weliswaar zijn de kosten van het beslag dat wel doel trof verdeeld over de overige beslagen, echter door het leggen van een executoriaal beslag onder een reeks van banken zonder dat enige aanwijzing bestaat dat de schuldenaar daar een rekening heeft, wordt een vorm van willekeur geïntroduceerd. Naar het oordeel van de Kamer is dat wezensvreemd aan ons executierecht. Het doel van elk beslag is de legale aantasting van het vermogen van de schuldenaar, niet de willekeurige verkenning van de verhaalsmogelijkheden. Bij lukraak gelegde beslagen wordt de beslagbevoegdheid misbruikt, immers deze wordt dan uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Ook bestaat er maatschappelijk bezwaar tegen de door de gerechtsdeurwaarder toegepaste werkwijze. De derden onder wie ten onrechte beslag wordt gelegd, zullen zich terecht bezwaard voelen. Ook de schuldenaar mag zich bezwaard voelen.

Immers derden met wie hij niets van doen heeft, nemen er kennis van voor welke niet nagekomen verbintenis zij tot betaling werd veroordeeld. Dit is in strijd met de huidige maatschappelijke opvatting omtrent de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de intentie die zin aan een beslag geeft, namelijk de legitieme onttrekking van vermogen van de schuldenaar niet aanwezig is. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. 

4.6 Ten aanzien van het in rekening brengen van nakosten geldt dat het Gerechtshof te Amsterdam in een uitspraak van 9 maart 2006, met verwijzing naar een inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in een civiele procedure waarin is beslist dat het in rekening brengen van nasalaris niet is toegestaan zonder een rechtsgeldige titel, heeft geoordeeld dat het in rekening brengen van nakosten zonder titel, ook tuchtrechtelijk laakbaar is. Een en ander houdt in dat de klacht in de onderhavige zaak op dit onderdeel gegrond is.

5. De Kamer is van oordeel dat de navolgende maatregel moet worden opgelegd. De Kamer heeft daarbij in aanmerking genomen dat ten aanzien van de gelegde multi bankbeslagen nog niet eerder voor de gerechtsdeurwaarder kenbaar over dit onderwerp is geoordeeld. Ook heeft de Kamer meegewogen dat de gerechtsdeurwaarder in deze zaak de nakosten op 28 juli 2004 aan klaagster in rekening heeft gebracht en het berekenen van nasalaris op dat moment een algemeen gangbare praktijk was, die ook juridisch verdedigbaar was. Op grond van het voorgaande wordt derhalve beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond:

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.A.H. Melissen en N.J.M. Tijhuis, (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2006 in tegenwoordigheid van de secretaris.