ECLI:NL:TDIVBC:2005:7 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2005/01

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2005:7
Datum uitspraak: 29-04-2005
Datum publicatie: 19-11-2013
Zaaknummer(s): VB 2005/01
Onderwerp: Konijnen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Inroepen dienstdoende dierenarts voor konijn, een Vlaamse reus.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 05/01

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellant van een uitspraak

van 16 december 2004 van het

Veterinair Tuchtcollege (2003/102)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 16 december 2004, verzonden op 17 december 2004, gedeeltelijk gegrond verklaard de klacht van Y, wonende te B (hierna te noemen klaagster), dat X, dierenarts te B (hierna te noemen appellant), te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het konijn van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen. Het Veterinair Tuchtcollege heeft op die grond aan appellant de maatregel van een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (hierna: WUD), opgelegd.

Appellant heeft bij beroepschrift van 2 januari 2005 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Klaagster heeft bij brief van 12 maart 2005 op het beroepschrift gereageerd. Bij brief van 23 maart 2005, op dezelfde dag bij het Veterinair Beroepscollege per fax binnengekomen, heeft zij haar reactie nader aangevuld.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 24 maart 2005. Zowel appellant als klaagster zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1   In de nacht van 27 op 28 juli 2003, om ongeveer 00.15 uur, heeft klaagster hulp gezocht voor haar konijn, een Vlaamse reus, bij appellant die op dat moment dienst had als waarnemend dierenarts. Na te hebben gesproken over de klachten van het konijn heeft appellant het contact verbroken, omdat er een tweede telefoongesprek binnenkwam. Appellant had klaagster daarbij verzocht na 10 minuten weer contact op te nemen, hetgeen klaagster heeft nagelaten omdat het inmiddels beter leek te gaan met het konijn en zij het gesprek met appellant niet prettig vond.

2.2   In de ochtend van 28 juli 2003 heeft klaagster wederom appellant telefonisch benaderd voor hulp voor haar konijn, omdat zij vond dat het konijn er nu slechter aan toe was. Appellant heeft klaagster geadviseerd zich tot de eigen dierenarts te wenden, omdat hij meende dat klaagster bij gebrek aan eigen vervoer niet tijdig op de praktijk van appellante zou kunnen zijn. Het konijn is overleden, vlak voordat het konijn naar de eigen dierenarts vervoerd zou worden.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing, waarin appellant is aangeduid als beklaagde, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.1.

In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van het konijn van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2.

Klaagster heeft gesteld dat beklaagde in die zorg te kort is geschoten omdat hij zowel in de nacht van 27 op 28 juli 2003, als in de ochtend van 28 juli 2003, heeft geweigerd haar konijn, dat acute hulp nodig had, te behandelen.

Beklaagde heeft aangevoerd dat hij in de nacht wel degelijk hulp heeft aangeboden. Klaagster had toen desgewenst naar de praktijk kunnen komen. In de ochtend heeft beklaagde klaagster geadviseerd naar haar eigen dierenarts te gaan, omdat zij toch niet voor 09.00 uur op zijn praktijk zou kunnen zijn. Het College overweegt hierover als volgt.

5.3.

Klaagster heeft de verklaring van beklaagde dat hij haar tijdens het telefoongesprek dat omstreeks 00.15 uur gevoerd werd, heeft verzocht om na 10 minuten terug te bellen, zodat bezien kon worden of zij tegelijk met een eventuele andere patiënt naar zijn praktijk kon komen, in repliek niet weersproken. Het College heeft derhalve de verklaring van beklaagde als vaststaand aangenomen. Daaruit vloeit voort dat niet gezegd kan worden, dat beklaagde omstreeks 00.15 uur hulp heeft geweigerd. Op dit punt kan de klacht derhalve niet slagen.

5.4.

Met betrekking tot het telefonisch contact dat in de ochtend van 28 juli 2003 werd gevoerd, heeft klaagster gesteld dat dit om 07.40 uur plaatsvond. Beklaagde heeft aangegeven dat klaagster hem om 08.15 uur benaderde. Nu klaagster in repliek heeft staande gehouden dat zij beklaagde om 07.40 uur heeft benaderd en beklaagde dit in dupliek niet heeft weersproken, houdt het College het ervoor dat dit telefonisch contact om 07.40 plaatsvond. Beklaagde had klaagster toen, gelet op de nachtelijke gebeurtenissen, behoren te adviseren om naar de praktijk te komen. Daaraan doet niet af, dat beklaagde bij zijn advies de eigen dierenarts te raadplegen mede in aanmerking heeft genomen dat het klaagster veel tijd zou kosten om naar zijn praktijk te komen. Beklaagde had deze afweging aan klaagster zelf behoren over te laten. Op dit punt treft de klacht dus doel.

5.5.

Klaagster heeft tenslotte gesteld dat beklaagde haar onheus heeft bejegend. Het College overweegt, volgens vaste jurisprudentie, dat de bejegening van eigenaren van patiënten buiten de reikwijdte van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 valt. Dit onderdeel van de klacht dient dus ongegrond te worden verklaard.

5.6.

De conclusie uit al het bovenstaande is dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De op te leggen maatregel is een waarschuwing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.”

4. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

4.1   Appellant stelt dat het Veterinair Tuchtcollege ten onrechte als niet weersproken heeft aangenomen dat het tweede telefoongesprek met klaagster op 28 juli 2003 plaatsvond om 7.40 uur. Appellant stelt dat hij niet wist dat in de procedure alles meerdere keren moet worden herhaald en bevestigd, zodat hij in dupliek niet met zoveel woorden heeft herhaald dat het tweede telefoongesprek pas om 8.15 uur plaatsvond. Appellant stelt dat klaagster niet voor 9.00 uur bij hem had kunnen zijn, omdat zij niet over eigen vervoer beschikte, zodat zij evengoed naar haar eigen dierenarts kon gaan.

Klaagster stelt dat zij zeker weet dat het tweede gesprek om 7.40 uur plaatsvond en dat appellant haar konijn een uur en twintig minuten in pijn heeft laten liggen. Klaagster stelt dat appellant haar niet liet komen omdat het te ver zou zijn en dat zij moest wachten tot de eigen dierenarts er weer zou zijn.

4.2   Het Veterinair Beroepscollege overweegt ten aanzien van het tijdstip van het tweede telefoongesprek in de vroege ochtend van 28 juli 2003 dat het Veterinair Tuchtcollege ten onrechte als vaststaand heeft aangenomen dat dit gesprek om 7.40 uur plaatsvond, nu appellant in zijn dupliek met zoveel woorden heeft verklaard dat hij bij zijn eerder gedane mededelingen blijft.

Appellants desbetreffende grief treft derhalve doel.

4.3   Het Veterinair Beroepscollege overweegt dat het tijdstip van het tweede telefoongesprek niet is vast te stellen, nu appellant en klaagster daaromtrent tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd en omtrent dat tijdstip geen andere aanwijzingen voorliggen. Voor de beoordeling van de onderhavige zaak is het naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege echter niet beslissend of dit gesprek plaatsvond om 7.40 uur dan wel 8.15 uur. Vast staat immers dat appellant klaagster heeft ontraden om bij hem op de praktijk te komen. Daarbij heeft de gezondheidstoestand van het konijn geen rol gespeeld.

Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat, nu appellant nog tot 9.00 uur dienst had als waarnemend dierenarts en nu klaagster al eerder in de nacht zijn hulp had gezocht voor het konijn, appellant klaagster had behoren uit te nodigen om naar zijn praktijk te komen. De afweging dat klaagster tijd nodig zou hebben voor het regelen van vervoer van haar konijn en daarom wellicht de voorkeur zou kunnen geven de eigen dierenarts te bezoeken, had appellant aan klaagster zelf behoren over te laten. Appellant is te kort geschoten in de vereiste veterinaire zorg door die afweging voor klaagster te maken en op grond daarvan klaagster niet uit te nodigen meteen met haar konijn naar zijn praktijk te komen, maar te adviseren naar haar eigen dierenarts te gaan, die vanaf 9:00 uur bereikbaar zou zijn.

Het beroep treft derhalve geen doel.

4.4   Het Veterinair Beroepscollege kan zich, vermelde feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, verenigen met de door het Veterinair Tuchtcollege opgelegde maatregel van een waarschuwing.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het ingestelde beroep niet slaagt en dat de bestreden beslissing van het Veterinair Tuchtcollege met verbetering van gronden dient te worden bevestigd.

5. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter mr. D. van Dijk en de leden mr. M.J. Kuiper,

mr. G. van der Wiel, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts), drs. M.A. van Messel (dierenarts) in tegenwoordigheid van de secretaris mr S.F.G. Cornel-van der Meulen en door de voorzitter te ‘s Gravenhage op 29 april 2005 in het openbaar uitgesproken.

w.g. Secretaris                                                                      w.g. Voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

Secretaris