ECLI:NL:TDIVBC:2005:14 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2005/11

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2005:14
Datum uitspraak: 17-08-2005
Datum publicatie: 20-11-2013
Zaaknummer(s): VB 2005/11
Onderwerp: Procesrecht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Geen beroep klager, indien en voorzover zijn klacht gegrond ids verklaard. Niet-ontvankelijk.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 05/11

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellant van een uitspraak

van 14 april 2005 van het

Veterinair Tuchtcollege (2004/1)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 14 april 2005, verzonden op

15 april 2004, gegrond verklaard de klacht van X, wonende te A (hierna: appellant), dat Y, dierenarts te A (hierna: beklaagde), te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de koe van appellant, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen (artikel 14, aanhef en onder a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (hierna: WUD), alsmede dat beklaagde in zodanige mate te kort is geschoten in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mocht worden verwacht dat daardoor voor de gezondheidszorg voor dieren ernstig schade heeft kunnen ontstaan (artikel 14, aanhef en onder b, WUD).

Het Veterinair Tuchtcollege heeft op die grond aan beklaagde de maatregel van een geldboete, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, WUD, opgelegd, doch heeft geen grond gezien om een vergoeding voor de door appellant gestelde schade toe te kennen.

Appellant heeft bij beroepschrift van 31 mei 2005 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing. In zijn beroep voert appellant grieven aan tegen de overwegingen op grond waarvan het Veterinair Tuchtcollege het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. Appellant heeft in beroep verzocht om beklaagde alsnog aansprakelijk te stellen voor de schade die hij heeft geleden.

2. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

2.1   Op grond van artikel 37, eerste lid, aanhef en onder b, WUD kan tegen een beslissing van het Veterinair Tuchtcollege aangaande een ingediende klacht beroep worden ingesteld door de klager, indien zijn klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard, dan wel indien ingevolge artikel 29, derde lid, WUD hij niet-ontvankelijk is verklaard of zijn klacht is afgewezen.

Uit artikel 37, eerste lid, aanhef en onder b, WUD volgt derhalve dat voor de klager geen beroep openstaat, indien en voorzover zijn klacht gegrond is verklaard. De klager kan derhalve geen beroep instellen ter zake van de overwegingen waarop de gegrondverklaring van zijn klacht berust, noch ter zake van de maatregel die ingeval van gegrondverklaring aan beklaagde is opgelegd.

2.2   Gelet op de grief van appellant overweegt het Veterinair Beroepscollege meer in het bijzonder nog het volgende.

Op grond van artikel 17, tweede lid, WUD is het mogelijk dat bij een opgelegde tuchtmaatregel bestaande uit een geldboete of een schorsing, de bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de beklaagde de door het tuchtvergrijp ontstane schade vergoedt. Nu de toekenning van schadevergoeding een bijzondere voorwaarde bij een opgelegde maatregel betreft, is het op grond van artikel 37, eerste lid, aanhef en onder b, WUD, zoals hiervoor onder 2.1. overwogen, ook niet mogelijk dat een klager in beroep komt tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.

Appellant kan derhalve niet in zijn beroep, gericht tegen het afwijzen van zijn verzoek tot schadevergoeding, worden ontvangen.

2.3   Gelet op het voorgaande, komt het Veterinair Beroepscollege niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven van appellant.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat appellant op grond van artikel 37, eerste lid, WUD, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep. 

3. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verklaart appellant in zijn beroep niet-ontvankelijk

Aldus gewezen door de voorzitter mr. C.R.L.R.M. Ficq en de leden mr. H.C. Cusell, mr. I.M. Davids, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. drs. K. van Muiswinkel (dierenarts) in tegenwoordigheid van de secretaris mr S.F.G. Cornel-van der Meulen en door de voorzitter te ‘s Gravenhage op 17 augustus 2005 in het openbaar uitgesproken.

w.g. Secretaris                                                                      w.g. Voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

Secretaris