ECLI:NL:TNOKMAA:2004:YC0117 Kamer van toezicht Maastricht N 04/002

ECLI: ECLI:NL:TNOKMAA:2004:YC0117
Datum uitspraak: 02-04-2004
Datum publicatie: 25-01-2009
Zaaknummer(s): N 04/002
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Overig
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:  

N 04/2

DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE MAASTRICHT

De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing genomen inzake de klacht van:

Klager A,

wonende te V,

hierna te noemen: klager;

tegen:

mr. B,

notaris te L,

hierna ook te noemen: de notaris.

1. Het verloop van de procedure

Bij schrijven van 20 januari 2004 heeft mr. C van de Stichting […] te […] namens klager een klacht ingediend tegen de notaris. Aan het klachtschrijven zijn producties gehecht. Bij brief van 13 februari 2004 heeft mr. D namens de notaris een verweerschrift ingediend. Aan het verweerschrift zijn producties gehecht.

Op 4 maart 2004 heeft de kamer de klacht behandeld. Verschenen zijn klager, vergezeld van zijn echtgenote en bijgestaan door mr. C voornoemd, en de notaris, bijgestaan door mr. D voornoemd, die bij gelegenheid van de mondelinge behandeling nog een pleitnota heeft overgelegd.  

Na afloop van de behandeling is partijen medegedeeld dat zij binnen enkele weken de beslissing van de kamer tegemoet kunnen zien.

2. De inhoud van de klacht en de reactie van de notaris daarop

2.1 Bij de beoordeling van de onderhavige klacht gaat de kamer uit van het volgende. Op 14 februari 2002 is de moeder van klager, mevrouw E – hierna te noemen: erflaatster – overleden. Erfgenamen zijn haar vier kinderen, waaronder klager. Nadat de erfgenamen het tot de nalatenschap behorende ouderlijk huis hadden verkocht, is op 13 september 2002 ten overstaan van mr. P, notaris te W, de leveringsakte gepasseerd. De afwikkeling van de nalatenschap is in handen gegeven van notaris B.

2.2 Bij die afwikkeling heeft de notaris, aldus klager, fouten gemaakt. Op die fouten ziet de onderhavige klacht, die in essentie vierledig is.    

2.2.1 Ten eerste verwijt klager de notaris dat hij zonder toestemming van klager is overgegaan tot verdeling van de nalatenschap c.q. tot uitkering van de aan de drie andere erfgenamen toekomende erfdelen. Klager had immers, nadat de notaris klager bij schrijven van 15 juli 2003 een "gewijzigde finale afrekening" had doen toekomen, bij faxschrijven van 16 juli 2003 de notaris te kennen gegeven dat hij niet akkoord was met bedoelde slotafrekening.

2.2.2 Voorts maakt klager de notaris het verwijt dat hij eraan is voorbijgegaan dat de vier erfgenamen ten overstaan van de notaris zijn overeengekomen dat twee van de erfgenamen, de beide dochters van erflaatster, de sieraden van erflaatster zouden krijgen en dat de twee andere erfgenamen, de beide zoons van erflaatster, de helft van de waarde van de juwelen in contanten zouden ontvangen. In afwijking van bedoelde overeenkomst hebben de twee dochters van erflaatster nadien verklaard de sieraden van erflaatster niet meer in contanten te willen verrekenen. Vervolgens is de notaris, aldus klager, hiermee akkoord gegaan en heeft hij de sieraden uiteindelijk tussen de twee dochters verdeeld. De dochters zijn daardoor ten opzichte van de zoons overbedeeld. 

2.2.3 Ten derde klaagt klager erover dat de notaris heeft aangekondigd dat hij € 5,00 per uur bij klager in rekening zal brengen voor administratiekosten en € 135,00 per uur zal declareren voor toezending van een verklaring van erfrecht en "extra correspondentie" (zie pagina 3, vijfde alinea van het klachtschrijven van klager). Volgens klager bestaat er geen verplichting om die kosten te betalen of moeten die kosten worden gedragen door alle erfgenamen gezamenlijk.

2.2.4 Ten slotte vindt klager het klachtwaardig dat de notaris bij de vaststelling van de verdeling geen rekening heeft gehouden met het feit dat de beide dochters van erflaatster een aantal maanden geen rente hebben betaald over een aan hen door erflaatster verstrekte geldlening.

2.3 De notaris heeft tegen de klacht gemotiveerd verweer gevoerd, waartoe wordt verwezen naar voormeld verweerschrift van 13 februari 2004 alsmede naar hetgeen hij bij de mondelinge behandeling heeft gesteld of heeft doen stellen, zoals onder meer is neergelegd in de eveneens hiervoor vermelde pleitnota. Bedoeld verweer zal in de hierna volgende beoordeling aan de orde komen.

3. De beoordeling van de klacht

3.1 Naar het oordeel van de kamer heeft klager het gelijk aan zijn zijde, waar hij stelt dat de notaris niet zonder zijn toestemming tot verdeling van de nalatenschap c.q. tot uitkering van de erfdelen aan de drie andere erfgenamen had mogen overgaan. Daartoe overweegt de kamer het volgende. Bij schrijven van 29 april 2003 heeft de notaris klager een "slotafrekening" doen toekomen met het verzoek aan klager om de laatste pagina van die afrekening te ondertekenen en aan de notaris te retourneren. Klager heeft dit verzoek niet ingewilligd en heeft, zoals gesteld onder A, alinea 13 van het verweerschrift van de notaris, bij faxschrijven van 7 mei 2003 aan de notaris te kennen gegeven dat de verdeling van de sieraden en de taxatie niet zijn goedkeuring hebben. Bij schrijven van 15 juli 2003 heeft de notaris, zoals hiervoor al gememoreerd, klager een "gewijzigde finale afrekening" doen toekomen met andermaal het verzoek tot ondertekening en retourzending van bedoeld stuk. Bij faxschrijven van 16 juli 2003 heeft klager enkele opmerkingen over de afrekening onder de aandacht van de notaris gebracht en laten weten "dat er nog geen sprake is van afronding." Hieruit blijkt naar het oordeel van de kamer onmiskenbaar dat klager niet akkoord is gegaan met de verdeling van de litigieuze nalatenschap. Nu de notaris desondanks – dus zonder toestemming van klager als één van de erfgenamen – is overgegaan tot uitkering van de erfdelen aan de andere drie erfgenamen, zulks in plaats van bijvoorbeeld betaling van een voorschot op de erfenis aan de erfgenamen, heeft hij naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

3.2 In het verlengde hiervan onderschrijft de kamer ook de klacht dat de notaris de sieraden van erflaatster uiteindelijk tussen de twee dochters van erflaatster heeft verdeeld. Daartoe overweegt de kamer als volgt. Tijdens de bespreking van 23 juni 2003 hebben de vier erfgenamen overeenstemming bereikt over en goedkeuring verleend aan de uiteindelijke verdeling, zoals weergegeven onder A, alinea 16 (a tot en met c) van het verweerschrift van de notaris, zulks echter onder de voorwaarde dat alle erfgenamen, dus ook klager, volmacht aan notaris P voornoemd zouden geven om het aan ieder van hen toekomende saldo op diens derdengeldrekening over te maken naar de derdengeldrekening van de notaris. Nu die opschortende voorwaarde naar het oordeel van de kamer niet in vervulling is gegaan, heeft de op 23 juni 2003 tussen de erfgenamen tot stand gekomen overeenkomst geen werking gekregen. Gelet hierop had de notaris geen (onvoorwaardelijke) goedkeuring van alle vier de erfgenamen voor de voorgestelde verdeling, zodat hij niet tot de gewraakte uitkering van de erfdelen had mogen overgaan. Door dit toch te doen, heeft de notaris naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Daaraan doet niet af dat klager aanvankelijk wel een volmacht had verleend aan notaris P. Immers, voordat notaris P uitvoering heeft kunnen geven aan de verleende volmacht, heeft klager haar nog diezelfde dag per e-mail herroepen.                  

3.3 Ten aanzien van het derde klachtonderdeel overweegt de kamer het volgende. De aankondiging dat extra werkzaamheden voor klager, die niet het belang van de gezamenlijke erfgenamen dienen, apart aan klager gedeclareerd zullen worden, is niet klachtwaardig. Voor zover de notaris die kosten reeds gedeclareerd heeft, overweegt de kamer dat een geschil over een declaratie ingevolge het bepaalde in artikel 55, tweede lid van de Wet op het notarisambt door de meest gerede partij kan worden voorgelegd aan de voorzitter van het bestuur van de ring van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie in, in casu, het arrondissement Maastricht. De ringvoorzitter toetst volledig. Tegen de beslissing van de ringvoorzitter staat beroep open bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak bij de Raad van State. Nu de kamer, gelet hierop, slechts marginaal kan toetsen en haar geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die tot het oordeel nopen dat de notaris, indien hij die kosten reeds gedeclareerd heeft, in redelijkheid niet tot die declaraties had kunnen komen, moet die klacht als ongegrond worden gekwalificeerd.

3.4 Uit de reeds gememoreerde stukken – in het bijzonder meergenoemde "gewijzigde finale afrekening" van 15 juli 2003 – is naar het oordeel van de kamer genoegzaam af te leiden dat de door de twee dochters verschuldigde rente over de door hen van erflaatster geleende geldsom grotendeels is verrekend met het aan hen uitgekeerde bedrag, zodat de klacht dat de notaris hiermee geen rekening heeft gehouden, ongegrond is.

3.5 Het in 3.1 en 3.2 overwogene brengt met zich dat de klacht op de daarin besproken onderdelen gegrond is. De op basis hiervan tegen de notaris gerezen bedenking is naar het oordeel van de kamer zodanig, dat de kamer oplegging van de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing geïndiceerd acht. Voor alle overige onderdelen moet de klacht als ongegrond worden gekwalificeerd. 

4. Uitspraak     

De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht:

verklaart de tegen de notaris gerezen bedenking gegrond op basis van de in 3.1 en 3.2 besproken klachtonderdelen en legt de notaris daartoe de tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing op;

verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven te Maastricht op 2 april 2004 door

mr. P.P. Lampe, voorzitter,

mr. R.P.G. Houterman en mr. G.M.H.M. Pooters, kroonleden,

mr. M.M.L.H. Voncken en mr. C.J. Leussink, notarisleden,

en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Th.A.J.M. Provaas, secretaris.