ECLI:NL:TDIVBC:2004:9 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2003/11

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2004:9
Datum uitspraak: 18-05-2004
Datum publicatie: 23-10-2013
Zaaknummer(s): VB 2003/11
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bereidheid hulp te bieden aan hond van klager na telefoongesprekken.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 03/11

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellant van een uitspraak

van 15 mei 2003 van het

Veterinair Tuchtcollege (2002/30)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 15 mei 2003, verzonden op 19 mei 2003, ongegrond verklaard de klacht van X, wonende te A (hierna te noemen appellant), dat Y, dierenarts te B (hierna te noemen beklaagde), te kort is geschoten in de zorg die zij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van appellant, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

Appellant heeft bij beroepschrift van 5 juli 2003 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Beklaagde heeft bij brief van 20 juli 2003 op het beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 30 september 2003. Bij die gelegenheid hebben appellant, en beklaagde, bijgestaan door haar gemachtigde Z, advocaat te C, hun standpunten nader toegelicht.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1   Appellant heeft in de late avond van 4 april 2002 de dokterstelefoon gebeld in verband met zijn hond. Appellant kreeg de naam van beklaagde door als dienstdoende dierenarts. Op zijn vraag of er niet dichterbij A een dienstdoende praktijk was werd ontkennend geantwoord.

2.2   Na een eerste telefoongesprek tussen de echtgenote van appellant en beklaagde, waarin de toestand van de hond van appellant is besproken en voorts door appellant is gevraagd of er geen dierenarts dichter bij appellants huis dienst deed, heeft beklaagde informatie over die vraag ingewonnen.

2.3   Vervolgens heeft beklaagde de echtgenote van appellant telefonisch een dierenartspraktijk in D genoemd.

2.4   Nadat deze praktijk een dierverloskundige praktijk bleek te zijn, vond een derde telefoongesprek tussen de echtgenote van appellant en beklaagde plaats, waarna appellant met zijn hond naar de praktijk waar beklaagde werkte is gegaan. De hond is onderweg naar beklaagde overleden. Beklaagde heeft de hond nog onderzocht en heeft met appellant gesproken. Zij heeft hiervoor een half nachtconsult, ten bedrage van Euro 25,- in rekening gebracht.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing, waarin appellant is aangeduid als klager, de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.1.

In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2.

Het College overweegt hierover als volgt. Naar onweersproken vaststaat heeft beklaagde niet geweigerd hulp te bieden.

Partijen verschillen echter van mening over de mate van bereidheid van beklaagde om tot het verlenen van hulp over te gaan.

Volgens klager heeft hij gedurende twintig minuten moeten smeken om te komen.

Beklaagde heeft aangevoerd dat, hoewel zij terstond bereid was om hulp te bieden, klager zelf heeft gevraagd naar het adres van een dienstdoende praktijk dichter bij A. Klager heeft dit laatste erkend, maar heeft niettemin staande gehouden dat het tenminste twintig minuten duurde voordat beklaagde hem heeft willen laten komen.

Het College stelt vast dat de verklaringen van partijen op dit punt elkaar tegenspreken. Nu niet uit andere feiten of omstandigheden afgeleid kan worden welke van beide verklaringen voor juist moet worden gehouden, verklaart het College, volgens vaste jurisprudentie, dit onderdeel van de klacht ongegrond.

5.3.

Met betrekking tot het onderdeel van de klacht dat beklaagde klager een half nachtconsult in rekening heeft gebracht, overweegt het College dat klachten terzake van rekeningen van dierenartsen niet onder de reikwijdte van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 vallen.

5.4.

De conclusie is dat de klacht in zijn geheel ongegrond verklaard dient te worden. “

4. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

4.1   Appellant is van mening, dat het Veterinair Tuchtcollege ten onrechte zijn stelling, dat hij circa 20 minuten heeft moeten smeken om met zijn hond langs te mogen komen, niet als vaststaand feit heeft aangenomen. Appellant heeft ter zake gesteld, dat, indien hem bij gelegenheid van het derde telefoongesprek direct de gelegenheid was geboden om langs te komen, hij veel eerder dan pas na 35 minuten, gerekend vanaf het begin van dit telefoongesprek, ter plaatse had kunnen zijn. Volgens appellant gaf zijn kilometerteller als lengte van de autorit 9,7 kilometer aan. Omdat het nacht was en er onderweg geen oponthoud werd ondervonden, moet deze rit, aldus appellant, veel minder tijd hebben gekost dan 35 minuten.

Beklaagde heeft gesteld, dat zij appellant bij gelegenheid van het derde telefoongesprek, gelet op de klachten van de hond zoals die in dit gesprek werden omschreven, de mogelijkheid heeft geboden onmiddellijk langs te komen.

4.2   Het Veterinair Beroepscollege overweegt dat de verklaringen van partijen elkaar op dit punt tegenspreken, gelijk het Veterinair Tuchtcollege heeft vastgesteld, en dat niet uit andere feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld welke van beide verklaringen voor juist moet worden gehouden. Hetgeen appellant heeft aangevoerd en overigens is gebleken, biedt onvoldoende grond voor de conclusie dat het derde telefoongesprek door beklaagdes opstelling onnodig lang heeft geduurd, noch dat als gevolg hiervan appellant wezenlijk later dan mogelijk zou zijn geweest met zijn hond bij beklaagde arriveerde.

4.3   Hetgeen appellant heeft aangevoerd kan derhalve niet leiden tot het door hem beoogde doel.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het ingestelde beroep niet slaagt en dat de bestreden beslissing van het Veterinair Tuchtcollege dient te worden bevestigd.

5. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter mr. D. van Dijk en de leden mr. N.J. van der Lee, mr. M.J. Kuiper, dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts) en drs. P.J. Goedhart (dierenarts) in tegenwoordigheid van de plaatsvervangend secretaris mr. C.M. Lubbers en door de voorzitter te ‘s Gravenhage op 18 mei 2004 in het openbaar uitgesproken.

Secretaris                                                                              Voorzitter