ECLI:NL:TDIVBC:2004:24 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2004/09 en 10

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2004:24
Datum uitspraak: 16-12-2004
Datum publicatie: 23-10-2013
Zaaknummer(s): VB 2004/09 en 10
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Diagnose hond )circa 10 jaar oud', die na een wandeling benauwd was en niet of nauwelijks wilde eten.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummers: VB 04/09 en VB 04/10

Uitspraak

in de zaak van

X (VB 04/09)

wonende te A

en

Y (VB 04/10)

wonende te A

appellanten van een uitspraak

van 13 mei 2004 van het

Veterinair Tuchtcollege (2003/49)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 13 mei 2004, verzonden op 14 mei 2004, gedeeltelijk gegrond verklaard de klacht van X, wonende te A (hierna te noemen klaagster), dat Y, dierenarts te A (hierna te noemen beklaagde), te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen. Het Veterinair Tuchtcollege heeft op die grond aan beklaagde de maatregel van een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (hierna: WUD), opgelegd.

Klaagster heeft bij beroepschrift van 6 juni 2004 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Beklaagde heeft bij brief van 18 juni 2004 op het beroepschrift gereageerd.

Beklaagde heeft zijnerzijds bij beroepschrift van 24 juni 2004 bij het Veterinair Beroepscollege beroep ingesteld tegen voormelde beslissing. Beklaagde heeft bij brief van 5 juli 2004 zijn beroep nader gemotiveerd.

Klaagster heeft bij brieven van 9 juli 2004 en 18 juli 2004 op dit beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2004. Bij die gelegenheid hebben klaagster en beklaagde hun standpunten nader toegelicht.

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege is uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.

2.1   Op 25 april 2003 om 17.00 uur bemerkte klaagster dat haar hond, een Yorkshire Terrier geboren op 4 februari 1993 en genaamd Demi, na een wandeling benauwd was, niet of nauwelijks wilde eten, kuchte en een zware ademhaling had. Zij heeft om 18.00 uur de hulp ingeroepen van beklaagde, die een temperatuur van 37.5 graden Celsius constateerde en een hartauscultatie en een thoraxauscultatie uitvoerde. Beklaagde constateerde geen hartafwijkingen noch longgeluiden die duidden op longoedeem en stelde de waarschijnlijkheids-diagnose dat de hond een zwelling in het gebied van de bovenste luchtwegen had, waarschijnlijk door een insectenbeet. Beklaagde heeft injecties Solu delta Cortef en Baytril toegediend.

2.2   Dezelfde avond om 21.00 uur heeft beklaagde telefonisch geïnformeerd naar de toestand van de hond, die niet verbeterd was. Bij controle om 22.00 uur in de praktijk van beklaagde constateerde beklaagde een temperatuur van 37.1 graden Celsius en blauwige slijmvliezen, maar vond hij geen afwijkingen na hart- en longauscultatie. Beklaagde heeft de hond op basis van zijn eerdere diagnose injecties Solu delta Cortef en Promethazine toegediend en klaagster geadviseerd de hond rustig en warm te houden.

De hond is begin 2002 door Z, Specialist Veterinaire Radiologie, onderworpen aan een röntgendiagnostisch/echografisch onderzoek. In zijn rapport van 14 maart 2002 concludeert hij voor zover van belang “…. Te grote hartschaduw”. Beklaagde heeft dit rapport niet bij zijn onderzoeken op 25 april 2003 betrokken.

2.3   Om middernacht heeft klaagster een temperatuur van 34.4 graden Celsius gemeten en is klaagster met de hond naar W, die in de desbetreffende nacht dienst had als vervanger van beklaagde, gegaan. Blijkens de patiëntenkaart heeft  W  in de vroege ochtend van 26 april 2003 een röntgenfoto van de thorax gemaakt en heeft op grond daarvan geconstateerd dat de hond een vergroot hart had en dat de topkwabben beiderzijds vol met infiltraat zaten. De hond is vervolgens opgenomen en nog diezelfde ochtend om 5.00 uur overleden.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan de bestreden beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5.1.

In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2.

Klaagster heeft gesteld dat beklaagde in die zorg tekort is geschoten omdat hij niet reeds bij het consult van 18.00 uur aan het hartprobleem van de hond heeft gedacht, zodat hij daarvoor direct de juiste therapie had in kunnen zetten.

Het College overweegt dat beklaagde bij dit eerste consult voldoende onderzoek heeft verricht en een veterinair niet onjuiste therapie heeft ingesteld. Het College heeft daarbij in aanmerking genomen dat de hond weliswaar, naar het College op grond van de röntgenfoto’s ook zelf heeft vast kunnen stellen, een groot hart had, maar dat het dier daar gedurende een jaar geen nadeel van had ondervonden. Beklaagde mocht er bij dit eerste consult dus redelijkerwijs van uit gaan dat sprake was van een acute aandoening.

5.3.

Het College oordeelt anders over het consult dat om 22.00 uur plaatsvond. Immers, na de eerste behandeling was geen verbetering ingetreden. Zelfs waren de symptomen verergerd. Op grond daarvan had beklaagde vast moeten stellen dat de therapie niet was aangeslagen. Hierbij komt dat het, gezien de tijd van het jaar, minder waarschijnlijk was dat de hond een insectenbeet had opgelopen. Beklaagde had derhalve, zeker ook gelet op het hartprobleem van de hond, differentieel diagnostisch met andere oorzaken voor de ziekte van de hond rekening behoren te houden. Dit onderdeel van de klacht treft dus doel.

5.4.

Klaagster heeft voorts gesteld dat de opvolgend dierenarts niet terstond medicatie heeft toe kunnen passen omdat niet bekend was welke therapie beklaagde had ingezet en beklaagde niet bereikbaar was voor nadere informatie. Beklaagde heeft gesteld dat hij een goed geregelde weekenddienst heeft, waar klaagster ook gebruik van heeft gemaakt.

Het College is van oordeel dat van een dierenarts die geen dienst heeft, niet verwacht kan worden dat hij zich constant beschikbaar houdt voor het geven van informatie over ingestelde therapieën.

5.5.

De conclusie uit al het voorgaande is dat de klacht gegrond is voor wat betreft het consult van 22.00 uur. De op te leggen maatregel is een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.”

4. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

Het beroep van klaagster.

4.1   Klaagster stelt in haar beroepschrift dat beklaagde al om 18.00 uur had moeten weten dat de hond niet door een insect was gestoken, gelet op de tijd van het jaar.

Beklaagde stelt dat hij terecht de diagnose insectenbeet heeft gesteld, nu de hond acuut benauwd was geworden en vreemd gedrag vertoonde, doch geen afwijkingen gevonden werden bij de long- en hartauscultatie. Beklaagde stelt dat het, gelet op de temperatuur op 25 april 2003, wel degelijk mogelijk was dat de hond door een insect was gestoken.

Het Veterinair Beroepscollege overweegt omtrent de handelwijze van beklaagde om 18.00 uur als volgt.

Vaststaat dat de hond van klaagster in de namiddag van 25 april 2003 acuut benauwd was geworden en om 18.00 uur nog wel steeds aan het hijgen was, doch nog geen blauwe tong had. Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat, nu beklaagde geen afwijkingen constateerde bij long- en hartauscultatie, beklaagde er om 18.00 uur nog van uit mocht gaan dat de hond in de keel was gestoken door een insect. Daarbij overweegt het Veterinair Beroepscollege dat het niet onmogelijk moet worden geacht dat een dier eind april door een insect wordt gestoken. Beklaagde heeft op grond van genoemde diagnose een juiste medicatie voorgeschreven.

Het beroep van klaagster treft op dit punt derhalve geen doel.

4.2   Klaagster stelt vervolgens in haar beroepschrift dat er contact behoort te zijn tussen de eigen dierenarts en diens plaatsvervanger. Zij is na behandeling door beklaagde om 22.00 uur naar huis teruggegaan maar het ging al snel veel slechter met haar hondje. Nadat zij eerst een willekeurige dierenarts gebeld had, die haar niet kon helpen omdat deze niet wist welke medicatie was ingezet, werd zij verwezen naar plaatsvervanger W, doch ook deze wist niet welke medicatie haar hond had gehad.

Beklaagde heeft desgevraagd ter zitting verklaard, dat hij wel eens contact heeft met een eventueel opvolgend dierenarts indien hij verwacht dat een dier in de weekenddienst terecht komt, maar dat hij dit zelden doet. Hij heeft in het onderhavige geval geen contact gehad met zijn plaatsvervanger W, noch heeft hij een briefje met de medische gegevens van de hond aan klaagster meegegeven. Beklaagde heeft klaagster alleen gezegd dat zij het de weekenddienst moest melden als het hondje slechter werd.

Het Veterinair Beroepscollege overweegt ten aanzien van de nazorg na de  behandeling om 22.00 uur, dat de toestand van de hond om 22.00 uur, waaromtrent hierna nog nader wordt ingegaan, niet was verbeterd ten opzichte van de toestand om 18.00 uur. Nog immer was de hond benauwd, de slijmvliezen waren blauw, de temperatuur was gedaald tot 37.1 en de eerder toegediende Solu delta Cortef en Baytril waren klaarblijkelijk niet aangeslagen. Met het Veterinair Tuchtcollege is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat van een dierenarts niet verwacht kan worden dat hij zich persoonlijk beschikbaar houdt voor het geven van informatie over ingestelde therapieën, indien er zoals in onderhavig geval een goed geregelde weekenddienst beschikbaar is. Het Veterinair Beroepscollege is echter van oordeel dat, gelet op de zorgwekkende toestand van de hond om 22.00 uur, beklaagde niet had mogen volstaan met de melding aan klaagster dat zij eventueel de weekenddienst kon bellen als de toestand van de hond niet zou verbeteren, doch dat hij haar ofwel een briefje met daarop vermeld de ingezette therapieën had moeten meegeven, ofwel eigener beweging zijn plaatsvervanger op de hoogte had moeten stellen van de toestand van de hond en de ingezette therapieën.

Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat beklaagde veterinair tekort is geschoten in de nazorg die hij ten opzichte van de hond van klaagster had behoren te verlenen.

Dit onderdeel van het beroep van beklaagde treft derhalve doel, zodat de bestreden uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege niet in stand kan blijven.

Het beroep van beklaagde.

4.3   Beklaagde stelt in zijn beroepschrift dat overweging 5.3 van de bestreden uitspraak niet goed onderbouwd is. Hij meent dat hij wel degelijk op grond van zijn onderzoek om 22.00 uur heeft kunnen vasthouden aan zijn diagnose van een insectenbeet en dat het enkele feit dat de medicatie niet aansloeg niet betekent dat de om 18.00 uur gestelde diagnose onjuist was. Beklaagde betwist de juistheid van de diagnose van W.

Het Veterinair Beroepscollege overweegt ten aanzien van de behandeling door beklaagde om 22.00 uur als volgt.

Vast staat dat de hond om 22.00 uur nog immer benauwd was, dat de slijmvliezen blauw gekleurd waren (Cyanose was opgetreden), dat de temperatuur verder gedaald was tot 37,1 graden Celsius en dat er door de toegediende injecties Solu delta Cortef en Baytril klaarblijkelijk geen enkele verbetering was opgetreden. Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat het verloop van het ziektebeeld vanaf de namiddag tot 22.00 uur zorgwekkend was en dat er om 22.00 uur sprake was van een bedreigende situatie. Om 18.00 uur mocht beklaagde er nog van uit gaan dat er sprake was van een insectenbeet. Ware die diagnose juist geweest, dan had er om 22.00 uur echter sprake moeten zijn van een duidelijke afzwakking van de effecten van de beet als gevolg van de toegediende medicatie. Nu dat niet het geval was had beklaagde zich er rekenschap van moeten geven dat, er ofwel sprake kon zijn van een gecompliceerd verloop van de opgelopen insectenbeet, hetgeen zich uit in effecten elders in het lichaam, ofwel dat zijn eerder gestelde diagnose niet de juiste was. Het Veterinair Beroepscollege is met het Veterinair Tuchtcollege van oordeel dat beklaagde om 22.00 uur nader diagnostisch onderzoek had moeten doen. Weliswaar heeft beklaagde desgevraagd ter zitting verklaard dat hij ook om 22.00 uur een hart- en longauscultatie heeft gedaan, doch beklaagde heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij ook daadwerkelijk andere mogelijke ziekteoorzaken dan een insectenbeet in zijn beoordeling heeft betrokken en dit door middel van nader onderzoek heeft gecontroleerd. Ook uit de patiëntenkaart blijkt niet dat beklaagde nader onderzoek heeft gedaan, zoals het controleren van de pols en het maken van een röntgenfoto. Ook staat vast dat beklaagde bij het onderzoek om 22.00 uur geen weet had van de eerdere constatering van Z dat de hond een vergroot hart had. De patiëntenkaart maakte hiervan geen melding en ook de rapportage had beklaagde niet voorhanden. Gelet op al deze omstandigheden had beklaagde om 22.00 uur geenszins kunnen volstaan met het toedienen van injecties Solu delta Cortef en Promethazine en het advies aan klaagster de hond rustig en warm te houden. Aan zijn betwisting van de diagnose van W  gaat het Veterinair Beroepscollege als onvoldoende onderbouwd voorbij.

Gelet op het voorgaande is het Veterinair Beroepscollege van oordeel dat het Veterinair Tuchtcollege terecht heeft geoordeeld dat de behandeling van beklaagde om 22.00 uur veterinair onjuist is geweest.

Het beroep van beklaagde treft op dit punt derhalve geen doel.

4.4   Beklaagde stelt in zijn beroepschrift tevens dat hij de sanctie van een waarschuwing niet op zijn plaats vindt. Het Veterinair Beroepscollege overweegt ten aanzien van de opgelegde maatregel als volgt.

Het Veterinair Beroepscollege rekent het veterinair onjuist handelen om 22.00 uur alsmede het gebrek aan nazorg beklaagde zwaar aan, mede gelet op het feit dat beklaagde geen blijk geeft van besef dat hij onjuist heeft gehandeld. Het Veterinair Beroepscollege is van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing en acht de zwaardere maatregel van een berisping een passende en geboden sanctie.

Het beroep van beklaagde treft derhalve geen doel.

Slotsom

Op grond van het vorenoverwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het beroep van beklaagde ongegrond is, doch dat het beroep van klaagster gegrond is, voor zover dit de nazorg betreft. De in beroep bestreden beslissing van het Veterinair Tuchtcollege kan niet in stand blijven en dient derhalve te worden vernietigd, met inbegrip van de opgelegde maatregel.

Het Veterinair Beroepscollege doet op grond van het bepaalde in artikel 37, vierde lid, van de WUD de zaak zelf af en legt, met de op grond van artikel 36, zesde lid, van de WUD benodigde eenparigheid van stemmen, aan beklaagde de maatregel van een berisping op als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de WUD.

5. Beslissing in beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·        verklaart het beroep van klaagster gegrond, voor zover dit de nazorg betreft, zoals in overweging 4.2 is vermeld

·        verwerpt het beroep van klaagster voor het overige

·        verwerpt het beroep van beklaagde

·        vernietigt de uitspraak, waarvan beroep, voor zover daarbij de klacht van klaagster ten aanzien van de nazorg ongegrond is verklaard en voor zover daarbij een waarschuwing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, van de WUD is opgelegd

·        legt aan beklaagde de maatregel van een berisping als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, van de WUD op.

Aldus gewezen door de voorzitter mr. D. van Dijk en de leden mr. G. van der Wiel ,

mr. J.M. Willink, dr. L.M. Derkx (dierenarts) en drs. M.A. van Messel (dierenarts) in tegenwoordigheid van de secretaris mr. S.F.G. Cornel-van der Meulen en door de voorzitter te ‘s Gravenhage op 16 december 2004 in het openbaar uitgesproken.

 w.g. secretaris                                                                                w.g. voorzitter

Voor eensluidend afschrift,

Secretaris