ECLI:NL:TGZRAMS:2002:YG2826 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2012/175

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2002:YG2826
Datum uitspraak: 09-04-2002
Datum publicatie: 09-04-2002
Zaaknummer(s): 2012/175
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de psychiater onzorgvuldig jegens hem te hebben gehandeld door een ondeugdelijke rapportage over hem op te stellen, in strijd met het beroepsgeheim informatie over klager te verstrekken aan politie en justitie. Daarbij heeft verweerster volgens klager bewust de politie misleid door het verstrekken van onjuiste en valse informatie, hetgeen geleid heeft tot een inval van de politie in klagers woning, de inbeslagname van klagers wapen en de intrekking van diens  wapenvergunning. Ongegrond. Afwijzing

.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 april 2012 via het Regionaal Tuchtcollege Den Haag binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

psychiater,

wonende te D,

werkzaam bij E,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. S. Slabbers, werkzaam bij DAS rechtsbijstand,

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     de brief van klager van 24 februari 2012;

-                     het verweerschrift met de bijlagen;

-                     de repliek met de bijlage;

-                     de dupliek met de bijlagen;

-                     de brief van klager d.d. 18 juni 2012;

-                     de brief van verweerster, met bijlage, d.d. 13 augustus 2012;

-                     de brief van klager d.d. 17 september 2012;

-                     het proces-verbaal van het in het op 17 september 2012 in kader van het vooronderzoek gehouden verhoor en de daarbij gevoegde stukken;

-                     de brief van verweerster d.d. 24 oktober 2012;

-                     de brief van klager d.d. 29 oktober 2012;

-                     de brief van klager d.d. 19 januari 2012 (lees: 2013).

De klacht is ter openbare terechtzitting van 12 februari 2013 behandeld.

Klager was hierbij aanwezig, vergezeld van de heer F. Verweerster was eveneens aanwezig en werd bijgestaan door mr. Slabbers voornoemd.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Verweerster heeft op 8 maart 2011 klager gezien in het kader van een door G aangevraagde psychiatrische expertise.

2.2       Verweerster heeft naar aanleiding van het gesprek dat zij met klager had een concept-rapport opgesteld, dat zij per e-mail aan klager heeft gezonden. In dit rapport heeft verweerster onder meer vermeld dat klager lid is van een schietvereniging.

2.3       Klager heeft vervolgens aan verweerster kenbaar gemaakt dat hij zich niet kon verenigen met de inhoud van de concept-rapportage. Klager heeft verweerster daarbij, eveneens per e-mail, een door hem van opmerkingen voorziene versie van het concept-rapport doen toekomen. Verweerster verklaarde zich vervolgens niet bereid om (al) de door klager voorgestelde wijzigingen over te nemen.

2.4       Klager is een klachtenprocedure tegen verweerster gestart. Onderwijl ging de discussie tussen hem en verweerster via de e-mail verder.

2.5       In het kader van de klachtenprocedure is door de klachtencommissie een hoorzitting gepland in juli 2011. In dezelfde periode zou, zo was partijen bekend, het zwangerschapsverlof van verweerster ingaan.

2.6       Op 12 juli 2011, kort voor de behandeling bij de klachtencommissie, heeft klager aan verweerster een e-mail gezonden met de volgende inhoud:

Op de vooravond van úw Verlof was de volgende réportage te zien. Met twee verwijzingen:  □□□  http://nos.nl/artikel/255265-verguning-tristan-had-niet-gemogen.html□ http://nos.nl/video/255366-wie-was-tristan-van-der-vlis.html  

□□ Ter overweging en voorbereiding op de hoorzitting. Inderdaad geen discussie meer per mail! □□□ Het beste verder, de komende tijd met úw gezondheid en Verlof… Groet, □□ A

2.7       Omdat verweerster deze mail als dreigend ervoer, heeft zij, na advies te hebben ingewonnen van een collega-arts en de artseninformatielijn van de KNMG, de situatie anoniem ter beoordeling voorgelegd aan de politie Regio H.

2.8       Na kennis te hebben genomen van de situatie heeft de politie verweerster verzocht de personalia van klager te verstrekken. Dit heeft zij vervolgens gedaan. Ook het lidmaatschap van klager van een schietvereniging is aan de politie gemeld.

2.9       Op 12 juli 2011 is de politie bij klager in huis geweest voor inbeslagname van wapens.

2.10     Op 13 juli 2011 heeft verweerster aangifte gedaan wegens bedreiging.

2.11     Het door verweerster over klager opgestelde rapport is, mede in verband met zijn hierover ingediende klacht, ingetrokken en vernietigd.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat

a.       verweerster haar medisch beroepsgeheim heeft doorbroken;

b.      verweerster onjuiste informatie over klager aan de politie heeft verstrekt;

c.       verweerster niet de juiste procedure heeft gevolgd wat betreft haar reactie op de onder 2.6 weergegeven e-mail.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1       Het college ziet aanleiding de verschillende klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen. Blijkens de door klager ingediende stukken is de kern van zijn klacht dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door, na ontvangst van zijn onder 2.6 weergegeven e-mailbericht, ertoe over te gaan de  politie te informeren.

5.2       Het college stelt voorop dat het optreden van verweerster beoordeeld dient te worden naar het bepaalde in artikel 88 van de wet BIG, volgens welk artikel verweerster verplicht is tot geheimhouding ten opzichte van al datgene wat haar bij het uitoefenen van haar beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg ter kennis is gekomen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen. Deze geheimhoudingsplicht mag alleen worden doorbroken als er sprake is van overmacht of een conflict van plichten. Bij het maken van een keus om deze plicht te doorbreken spelen onder meer de volgende criteria een rol:

* Het is niet mogelijk toestemming te vragen dan wel te krijgen.

* Zwijgen kan ernstige schade opleveren.

* Het doorbreken kan deze schade voorkomen.

* Het beroepsgeheim wordt zo min mogelijk geschonden.

* De arts ziet geen andere weg om het probleem op te lossen.

5.3       Verweerster voert aan dat zij de onder 2.6 weergegeven e-mail van klager als bedreigend heeft ervaren. Teneinde een mogelijke tenuitvoerlegging daarvan te voorkomen achtte zij het noodzakelijk de personalia van klager aan de politie te verstrekken. Onder de gegeven omstandigheden achtte zij het niet mogelijk toestemming aan klager te vragen. Verweerster stelt in dat verband dat zij ervan op de hoogte was dat klager, net als Tristan van der Vlis, lid was van een schietvereniging. Daarnaast vond zij dat klager in het verloop van de tussen haar en hem voortdurende e-mailcorrespondentie, steeds meer een verwarde indruk maakte. Deze factoren hebben haar doen besluiten, na collegiaal advies te hebben ingewonnen en de KNMG-artseninformatielijn te hebben gebeld, de casus anoniem aan de politie voor te leggen. Nadat de politie kennis had genomen van de e-mail is verweerster verzocht de personalia van klager te verstrekken. Zij wijst er op dat zij geen medische gegevens over klager aan de politie heeft verstrekt.

5.4       Het college merkt op dat voor zijn oordeel niet relevant is of klager zijn e-mailbericht van 12 juli 2011, zoals onder 2.6 weergegeven, als bedreigend bedoeld heeft (iets wat hij ter zitting gemotiveerd heeft ontkend), maar of verweerster dit redelijkerwijs zo op heeft mogen vatten.

5.5       Gelet op de omstandigheden van het geval is het college van oordeel dat verweerster de betreffende e-mail als bedreigend op heeft mogen vatten. De in de e-mail meegezonden links betroffen het gedrag van een lid van een schietvereniging dat enige maanden ervoor een schokkend incident, waarbij meerdere personen om het leven waren gekomen, had veroorzaakt. Nadien verschenen in de media berichten over de psychische gesteldheid van deze persoon. Verweerster wist dat klager eveneens lid was van een schietvereniging en had in het door haar opgestelde rapport nu juist ook ten aanzien van hem opmerkingen gemaakt over zijn psychische gesteldheid. Daar komt bij dat in de e-mail met nadruk (door middel van een aangebracht accentstreepje op het woord “uw”) de gezondheid van verweerster ter sprake wordt gebracht. Dat klager hiermee een tegenstelling tot zijn eigen gezondheid en die van verweerster wilde benoemen, en geen link naar de slachtoffers van Tristan van der Vlis wilde leggen, acht het college na de toelichting van klager ter zitting weliswaar mogelijk, maar waar het om gaat is dat verweerster na het ontvangen van de betreffende e-mail niet over deze toelichting beschikte. Verder heeft het college geconstateerd dat klager zich bedient van een pregnante wijze van uitdrukken, die er in een situatie als onderhavige licht toe kan hebben geleid dat aan zijn woorden verdergaande voornemens worden gekoppeld. Klager is zich daarvan kennelijk niet bewust. In het licht van deze omstandigheden kon verweerster naar het oordeel van het college de e-mail als bedreigend opvatten.

5.4       Het college stelt verder vast dat verweerster de juiste procedure heeft gevolgd door eerst collegiaal overleg te voeren en de KNMG-artseninformatielijn te bellen. Vervolgens heeft zij de informatie eerste anoniem (in die zin dat de personalia van klager niet werden genoemd) aan de politie voorgelegd. Toen ook deze het geval voldoende ernstig beoordeelde heeft zij de naam en overige gegevens van klager doorgegeven. Dat verweerster feitelijk onjuiste informatie aan de politie heeft doorgegeven is niet gebleken. De klacht kan naar het oordeel van het college daarom niet gegrond worden verklaard.

5.5       Wat betreft het ter zitting gestelde ten aanzien van de inhoud van het door verweerster over klager opgestelde rapport geldt het volgende. Voor zover dit klachtonderdeel  al ontvankelijk moet worden geacht – verweerster heeft zich daar ter zitting tegen verzet omdat het tardief zou zijn ingediend – heeft klager geen belang meer bij beoordeling hiervan, nu het betreffende rapport immers is vernietigd. Deze vernietiging staat daarnaast ook in de weg aan een inhoudelijke beoordeling, nu het oorspronkelijke rapport om die reden niet aan het college kan worden overgelegd.

5.6       De conclusie van het voorgaande is dat verweerster ten aanzien van de ingediende klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt, zodat de klacht zal worden afgewezen.

Volledigheidshalve merkt het college nog op dat zij, ook ingeval van gegrondbevinding van een klacht, geen schadevergoeding, waarom klager had verzocht, toe had kunnen kennen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 12 februari 2013 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

A.G. Ketel, J. van Asma en dr. T. Kuipers, leden-arts,

Mr. W.A.H. Melissen, lid-jurist,

mr. J.W. Rouwendal, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 9 april 2013 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. J.W. Rouwendal, secretaris