ECLI:NL:TDIVBC:2002:2 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 01-11

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2002:2
Datum uitspraak: 06-03-2002
Datum publicatie: 16-10-2013
Zaaknummer(s): VB 01-11
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklaagde heeft volgens klager hem ten onrechte niet verzocht met zijn kat naar de praktijk te komen voor nader onderzoek.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 01/11

Uitspraak

in de zaak van

X

dierenarts te A,

appellant van een uitspraak

van 21 juni 2001 van het

Veterinair Tuchtcollege (2000/69 -EB)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair  Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 21 juni 2001, verzonden 26 juni 2001, gegrond verklaard de klacht van  Y( hierna te noemen klaagster sub 1) en Z  (hierna te noemen klaagster sub 2), wonende te A, voorzover de klacht inhield dat het, gelet op de inhoud van een telefonische mededeling van klaagster sub 2, op de weg had gelegen van X, dierenarts te A (hierna te noemen appellant) om deze klaagster te verzoeken naar de praktijk te komen teneinde de kat Mickey aan een nader onderzoek te onderwerpen en zo nodig een behandeling in te zetten. 

Het Veterinair  Tuchtcollege heeft op die grond aan appellant de maatregel opgelegd van een waarschuwing als bedoeld in artikel 16, onderdeel a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Appellant heeft bij beroepschrift, gedateerd 4 augustus 2001 en  op 7 augustus 2001 binnengekomen bij het Veterinair Beroepscollege, beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van het Veterinair Tuchtcollege.

Klaagsters hebben bij schrijven van 10 september 2001 op het beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 4 december 2001. Bij die gelegenheid hebben appellant en - van de zijde van de klaagsters – Y hun standpunten nader toegelicht.

2.   De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege heeft op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting het navolgende vastgesteld:

Uit de patiëntenkaart blijkt dat er met betrekking tot de kat Mickey op 20 december 1999 telefonisch is gemeld dat de kat veel dronk en dat naar aanleiding daarvan op 31 januari 2000 en 3 februari 2000 nader onderzoek is verricht en een behandeling met insuline is ingezet, die daarna regelmatig is gecontroleerd door het verrichten van bloedonderzoek.  Voorts blijkt dat er bij de kat Mickey op 3 maart 2000 een hypoglycemie is opgetreden.  Met betrekking tot een andere kat van klaagsters, genaamd Rakker, blijkt uit de patiëntenkaart dat er op 30 november 1999 een ontstoken talgkliertje op de staart is uitgeknepen en dat er op 27 januari 2000 is gemeld dat de kat veel dronk en plaste en een grotere eetlust dan normaal vertoonde en dat er naar aanleiding daarvan op 31 januari 2000 nader onderzoek heeft plaatsgevonden en een behandeling met insuline is ingezet, die daarna regelmatig is gecontroleerd door middel van bloedonderzoek.  Op 6 juli 2000 heeft appellant bij de katten Mickey en Rakker de glucosewaarde van het bloed gecontroleerd en geadviseerd om de kat Mickey 13.5 eenheden insuline te blijven toedienen.  Op 7 juli 2000 heeft appellant de kat Mickey onderzocht omdat de kat lusteloos was. Appellant concludeerde dat de kat die dag tegen een hypoglycemie had aangezeten en heeft geadviseerd om de kat tot 10 juli 2000 1 eenheid insuline minder toe te dienen en vanaf 10 juli 2000 13 eenheden toe te dienen.  Op 12 juli 2000 heeft klaagster sub 2 zich 's middags - nadat zij de kat zelf al suiker had bijgegeven - drie maal telefonisch tot appellant gewend omdat het niet goed ging met de kat Mickey. Appellant heeft via zijn assistente twee maal geadviseerd om de kat suiker bij te geven.  In het derde telefoongesprek is aangegeven dat het iets beter met de kat leek te gaan en is het telefoonnummer van de dienstdoende dierenarts verstrekt.  Omstreeks 18:00 uur heeft klaagster zich tot de dienstdoende dierenarts gewend. Deze constateerde dat er sprake was van een hypoglycemie en heeft de kat daarvoor behandeld.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan zijn bestreden beslissing de volgende overwegingen, waarin appellant is aangeduid als beklaagde, ten grondslag gelegd:

“10. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn      hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

11. Het College is, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, ten aanzien  van het eerste onderdeel van de klacht met klaagsters van oordeel dat het op 12 juli 2000 op de weg van beklaagde had gelegen om klaagster naar aanleiding van haar telefoontje dat het niet goed ging met de kat Mickey, te verzoeken naar de praktijk te komen teneinde de kat aan een nader onderzoek te onderwerpen en zo nodig een behandeling in te zetten.  Het College neemt daarbij met name de voorgeschiedenis (zoals deze blijkt uit de patiëntenkaart) en het ziektebeeld van de kat Mickey in overweging (waaronder het feit dat de kat kort daarvoor ook al bijna hypoglycemisch was geworden), alsmede het feit dat de problemen nog niet over bleken te zijn nadat de kat al tweemaal suiker was bijgegeven (de eerste maal op initiatief van klaagster zelf en de tweede maal op advies van beklaagde).  Hieruit volgt dat het eerste onderdeel van de klacht gegrond dient te worden verklaard.

12. Anders dan klaagsters is het College echter van oordeel dat beklaagde ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht geen verwijt treft. (…)

13. Conclusie is dat het eerste onderdeel van de klacht gegrond dient te worden verklaard en dat de klacht voor het overige ongegrond dient te worden verklaard.

14. Het College is, gelet op de feiten en omstandigheden van de onderhavige zaak, van oordeel dat volstaan kan worden met het opleggen van een waarschuwing.”

4.   De grieven

Appellant heeft, samengevat weergegeven, het volgende tegen de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege aangevoerd:

Ten onrechte heeft het Veterinair Tuchtcollege in overweging 11 van de beroepen uitspraak overwogen, dat appellant klaagster naar aanleiding van haar telefoontje dat het niet goed ging met haar kat Mickey, had dienen te verzoeken naar de praktijk te komen teneinde de kat aan een nader onderzoek te onderwerpen en zo nodig een behandeling in te zetten.

Appellant heeft erop gewezen dat in het eerste telefonisch contact op 12 juli 2000 door klaagster slechts is aangegeven dat de kat Mickey  voer had uitgespuugd. Voor appellant was het onmogelijk bij zijn advies en behandeling rekening te houden met ontbrekende informatie. Appellant ging er van uit dat klaagster vòòr het eerste telefoontje geen suikerwater had toegediend. Derhalve heeft hij aangenomen dat klaagster, overeenkomstig zijn advies, slechts tweemaal suikerwater had toegediend. Daarna is de kat volgens de telefonische mededeling van klaagster weer opgeknapt. Er was onder deze omstandigheden geen aanleiding voor consult of opname. De voorgeschiedenis van de kat wijst uit dat het toedienen van suikerwater effectief is.

5.   Het verweer

Klaagsters hebben, samengevat weergegeven, tegen de grieven van appellant het volgende aangevoerd:

In het telefonisch contact op 12 juli 2000 is  wel degelijk gemeld dat de kat Mickey had overgegeven, in zijn eigen braaksel lag en niet meer overeind kon komen. Ook is vermeld dat reeds suiker was toegediend. Als appellant niet op de hoogte was van alle informatie komt dat door een gebrekkige interne communicatie in zijn dierenartsenpraktijk;  klaagster heeft steeds gesproken met de assistente en niet met  appellant zelf.

In het derde telefoongesprek heeft klaagster slechts gezegd dat het iets beter ging met de kat, omdat hij weer wat gegeten had. Hij was echter absoluut nog niet in zijn gewone doen.

6. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

1.   In deze zaak is aan de orde of in stand kan blijven de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege, waarbij gegrond werd verklaard het hiervoor, onder de rubrieken 1 en 3 weergegeven onderdeel van de klacht van klaagsters.

2.   Met betrekking tot de in het geding zijnde opvatting van het Veterinair Tuchtcollege, vervat in onderdeel 11 van de aangevallen uitspraak, overweegt het Veterinair Beroepscollege, gelet op de door appellant aangevoerde bezwaren, het volgende.

Uit de patiëntenkaart van de kat Mickey komt duidelijk naar voren dat bij dit dier sprake is van een risicovolle diabetes met een lage suikerwaarde. Vast staat dat de kat vòòr de onderhavige gebeurtenissen een aantal hypoglycemische aanvallen heeft gehad.

Alles bijeengenomen moet in dit geval worden gesproken van een dier met een zodanig instabiele gezondheidstoestand, dat het in verband met de aard van de informatie welk klaagster omtrent het dier aan appellant had verschaft, uit diergeneeskundig oogpunt zorgvuldigheidshalve  geboden moest worden geacht dat appellant de betreffende klaagster had verzocht  met het dier naar zijn praktijk te komen voor nader onderzoek. Hetgeen appellant heeft aangevoerd  omtrent het niet verstrekken van informatie over het eerder toedienen van suikerwater, maakt dit niet anders.

3.   Het Veterinair Beroepscollege onderschrijft derhalve het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege dat  appellant bij het verzoek om hulp op 12 juli 2000 te kort is geschoten in de zorg die hij had behoren te betrachten  ten opzichte van de kat van klaagsters. De tegen dit oordeel aangevoerde grief kan dan ook niet slagen.

Slotsom

Gelet op de desbetreffende artikelen van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat de in beroep bestreden beslissing in stand dient te blijven.

7. Beslissing in hoger beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

·      Verwerpt het beroep.

Aldus gewezen  door de voorzitter mr. D. van Dijk en de leden mr. H.C. Cusell, mr. M.J. Kuiper, drs. P.J. Goedhart (dierenarts) en mw dr. L.M. Derkx-Overduin (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr. Q.J.M. Kramer en door de voorzitter te ‘s Gravenhage op 6 maart 2002 in het openbaar uitgesproken.

secretaris                                                                                           voorzitter