ECLI:NL:TDIVBC:2000:19 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 00-22 wraking 1

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:2000:19
Datum uitspraak: 29-12-2000
Datum publicatie: 16-10-2013
Zaaknummer(s): VB 00-22 wraking 1
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzoek wraking niet-ontvankelijk verklaard.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 00/22

Beslissing op verzoek tot wraking

in de zaak van

X en Y

wonende te A (B), C,

appellanten van een uitspraak

van 14 september 2000 van het

Veterinair Tuchtcollege (VT99/088)

I. Het verloop van de procedure en de relevante feiten

In het kader van een aantal samenhangende procedures heeft het Veterinair Tuchtcollege, voorzover hier van belang, bij uitspraak van 14 september 2000, verzonden op 19 september 2000, op basis van art. 29, lid 3 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (hierna te noemen WUD), afgewezen de klacht van de gebroeders X en Y te A (B, C), hierna te noemen appellanten, dat Z, dierenarts te D, hierna te noemen beklaagde, te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de pauw van appellanten, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, althans dat beklaagde op andere wijze in zodanige mate te kort is geschoten in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mag worden verwacht, dat daardoor voor de gezondheidszorg voor dieren ernstige schade heeft kunnen ontstaan.

Appellanten hebben bij twee onderscheiden beroepschriften met verschillende inhoud, gedateerd 16 november 2000 en op 17 november 2000 binnengekomen bij het Veterinair Beroepscollege, beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van het Veterinair Tuchtcollege.

Bij schrijven van 17 november 2000 heeft de secretaris van het Veterinair Beroepscollege de ontvangst bevestigd van het beroepschrift gedateerd 16 november 2000, binnengekomen bij het Veterinair Beroepscollege op 17 november 2000.

Op 29 november 2000 hebben appellanten, naar aanleiding van de omstandigheid dat zij de ontvangstbevestiging van slechts één beroepschrift hadden ontvangen, bij het secretariaat van het Veterinair Beroepscollege navraag gedaan of beide beroepschriften van appellanten tegen genoemde uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege bij het Veterinair Beroepscollege waren binnengekomen en ten antwoord gekregen van de betrokken functionaris van het secretariaat dat de secretaris van het Veterinair Beroepscollege hen telefonisch zal benaderen, hetgeen op 30 november 2000 heeft plaatsgevonden.

Bij  twee telefoongesprekken van die dag tussen de secretaris van het college en appellanten is over deze vraag van appellanten gesproken.  Naar het oordeel van appellanten heeft de secretaris toen aan appellanten niet voldoende duidelijkheid verschaft en is hij om de zaak heen blijven draaien.  Bij brief van 30 november 2000 heeft de secretaris van het Veterinair Beroepscollege aan appellanten laten weten en bevestigd dat ten aanzien van de betrokken zaak (VT99/088) twee door appellanten ondertekende brieven gedateerd 16 november 2000, op 17 november 2000 waren binnengekomen en dat deze brieven vooralsnog gezamenlijk door het Beroepscollege zullen worden behandeld.  De secretaris heeft daarbij fotokopie van deze beide door het Veterinair Beroepscollege ontvangen brieven van appellanten aan deze laatsten toegezonden.

Bij brief van 1 december 2000 aan het Veterinair Beroepscollege, binnengekomen op 4 december 2000, hebben appellanten doen weten dat door wat zij noemen de merkwaardige gang van zaken rond de telefoongesprekken van 30 november 2000 de secretaris het in hem gestelde vertrouwen heeft beschaamd en dat zij voornoemde secretaris wensen te wraken (hierna aan te duiden als verzoek tot wraking).

2. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege.

1. De vraag doet zich voor of de secretaris van het Veterinair Beroepscollege kan worden gewraakt in de zin van art. 39 jo art. 30 WUD.  Deze laatste wetsbepaling houdt in dat zij die deel uitmaken van het Veterinair Beroepscollege kunnen worden gewraakt indien te hunnen aanzien feiten en omstandigheden bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.  Daar de secretaris van het Veterinair Beroepscollege van dat college geen deel uitmaakt in de zin van de wet en het element van rechterlijke onpartijdigheid te dezen derhalve niet in het geding kan zijn, is met betrekking tot bovenbedoeld verzoek tot wraking aan de voorwaarden daartoe, als bedoeld in art. 39 jo art. 30 WUD, niet voldaan.  Het verzoek van appellanten tot wraking van de secretaris voornoemd is derhalve niet ontvankelijk.

2. Ten overvloede overweegt het Veterinair Beroepscollege dat uit bovenvermelde brief van de secretaris van 30 november 2000 aan appellanten blijkt dat hun beide beroepschriften tegen de betrokken uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege tijdig bij het Veterinair Beroepscollege zijn binnengekomen, zodat de onzekerheid waarin appellanten daaromtrent kunnen hebben verkeerd, voldoende is weggenomen.

3. Beslissing op het verzoek tot wraking

Het Veterinair Beroepscollege:

-- verklaart het verzoek niet ontvankelijk.

Aldus gedaan te 's Gravenhage op  29 december 2000 door de voorzitter prof. mr B.H. ter Kuile en de leden mr H.C. Cusell, mr G. van der Wiel, drs P.J. Goedhart (dierenarts) en drs M.A. van Messel (dierenarts), en mede ondertekend door de plaatsvervangend secretaris mr C.M.Lubbers.

Plv. secretaris                                                                                                            Voorzitter