ECLI:NL:TDIVBC:1999:13 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 1999-09

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:1999:13
Datum uitspraak: 15-12-1999
Datum publicatie: 03-10-2013
Zaaknummer(s): VB 1999-09
Onderwerp: Katten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kat met verstopte blaas. Dienstdoende dierenarts heeft volgens klager behandeling te lang uitgesteld.

V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G  E

Dossiernummer: VB 99/09

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende  te A,

appellant van een uitspraak

van 24 juni 1999 van het

Veterinair Tuchtcollege (98/051)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair  Tuchtcollege heeft bij uitspraak  van 24 juni 1999, verzonden op 28 juni 1999, gegrond verklaard de klacht van X, wonende te A, (hierna te noemen appellant), dat Y, dierenarts te B(hierna te noemen beklaagde), te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van appellants kat, met betrekking tot welk dier zijn  hulp was ingeroepen. Genoemde klacht berustte met name op de grond dat beklaagde ten onrechte heeft geweigerd om  de gevraagde diergeneeskundige  zorg te verlenen aan een kat met een verstopte blaas terwijl hij zich op geen enkele wijze  van nadere informatie  had voorzien  omtrent de toestand waarin de kat zich bevond. Het Veterinair Tuchtcollege heeft op die grond aan beklaagde  de maatregel van een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, opgelegd.

Appellant heeft bij beroepschrift van 18 augustus 1999, op 19 augustus 1999  binnengekomen bij het Veterinair Beroepscollege, beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Beklaagde heeft niet op het beroepschrift gereageerd.

De behandeling  ter  openbare zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden  op 4 november 1999. Bij die gelegenheid heeft beklaagde zijn standpunt nader toegelicht. Appellant is niet verschenen.

2.   De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege gaat uit van de volgende vaststaande feiten:

Op 29 juni 1998 heeft appellant zich omstreeks 21:15 uur telefonisch tot beklaagde, die dienst had, gewend omdat zijn kat, die vanaf 21 juni 1998 voor blaasproblemen werd behandeld, een verstopte blaas had.  Beklaagde heeft hem gevraagd of hij op het spreekuur was geweest.  Beklaagde heeft appellant geen nadere vragen omtrent de toestand van de kat gesteld en heeft gezegd dat hij na het voetbal om 22:45 uur naar praktijk kon komen; beklaagde heeft in dit kader het telefoonnummer van appellant genoteerd en heeft tegen hem gezegd dat hij hem op zou bellen wanneer hij naar de praktijk zou gaan. Appellant heeft zich vervolgens tot een andere dierenarts gewend, die de penis van de kat van blaasgruis heeft ontdaan en de blaas heeft geledigd.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan zijn bestreden beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

“6.In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn   hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

7.   Het College overweegt ten aanzien van de klacht, dat beklaagde ten onrechte heeft geweigerd om de gevraagde diergeneeskundige zorg te verlenen aan een kat met een verstopte blaas, als volgt.  Het College is in het algemeen van mening dat, indien de eigenaar van een plaskater opbelt met de mededeling dat zijn kat een verstopte blaas heeft, een dierenarts verplicht is om onmiddellijk tot handelen over te gaan, tenzij hij op grond van de telefonische anamnese tot de conclusie komt dat de behandeling nog wel enige tijd kan wachten.  Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat beklaagde zich op geen enkele wijze van nadere informatie heeft voorzien omtrent de toestand waarin de kat zich bevond.  Het College is derhalve van oordeel dat, wat er verder ook zij van de verklaring van de opvolgend dierenarts, beklaagde om 21:15 uur de behandeling op onjuiste gronden gedurende 1,5 uur heeft uitgesteld.  Hieruit volgt dat de klacht gegrond dient te worden verklaard.

8.   Het College is van oordeel dat, gelet op het geheel van feiten en omstandigheden, kan worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing.”

4. De grieven

Door  appellant is - samengevat - het volgende  tegen de bestreden beslissing aangevoerd:

Appellant is het niet eens met  het gestelde in overweging 8 van de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege, dat volstaan kan worden met  het opleggen van een waarschuwing.

Appellant acht een dergelijke waarschuwing te licht gelet op de ernst van het feit.

5. Het verweer

Door beklaagde is - samengevat - ter zitting  het volgende aangevoerd:

Beklaagde erkent fout gehandeld te hebben, maar is het oneens met appellant dat de maatregel te licht is.

6. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

1.   Het Veterinair Beroepscollege ziet zich in dit geding geplaatst voor de beantwoording van de vraag, in hoeverre de in de beroepen uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege toegepaste sanctie passend en geboden is  ten aanzien van beklaagde, van wie is vastgesteld dat hij is te kort geschoten  in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van appellant, door de wijze waarop hij op 29 juni 1998 de kat heeft geweigerd te behandelen.

2.   Te dien  aanzien wordt het volgende overwogen.

De feiten, welke in eerste aanleg zijn vastgesteld door het Veterinair Tuchtcollege, staan ook in het geding in beroep vast, omdat daartegen niet is opgekomen. Het Veterinair Tuchtcollege is bij zijn beslissing uitgegaan van de maatstaf dat in het algemeen een dierenarts verplicht is om onmiddellijk tot handelen over te gaan, indien een eigenaar van een plaskater opbelt met de mededeling dat zijn kater een verstopte blaas heeft, tenzij hij op grond van de telefonische anamnese tot de conclusie komt dat de behandeling nog wel enige tijd kan wachten. Het Veterinair Beroepscollege onderschrijft de maatstaf welke het Veterinair Tuchtcollege te dezen hanteert.

Het Veterinair Beroepscollege is met het Veterinair Tuchtcollege van oordeel, dat, gelet op het geheel van feiten en omstandigheden,  in dit verband kan worden volstaan met het opleggen van een waarschuwing. Daarbij is van belang dat beklaagde weliswaar veterinair onjuist heeft gehandeld, maar eigener beweging later op de avond aan appellant telefonisch heeft laten weten, dat hij kon komen om de kat te laten behandelen.

3.   Het Veterinair Beroepscollege  is in verband met hetgeen hierboven is overwogen van oordeel dat het beroep van appellant tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege niet kan slagen.

Slotsom

          Gelet op de desbetreffende artikelen van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat de in beroep bestreden beslissing in stand dient te blijven.

7. Beslissing in  hoger beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

¨    verwerpt het beroep.

Aldus gewezen  door de voorzitter  prof. mr B.H. ter Kuile en de leden mr H.C. Cusell,  mr J. Borgesius, dr A.A. M.E. Lubberink (dierenarts) en drs P.J. Goedhart (dierenarts) in tegenwoordigheid van de secretaris  mr Q.J.M. Kramer en uitgesproken op 15 december 1999 in het openbaar  te ‘s Gravenhage door de voorzitter.

Secretaris                                                                Voorzitter