ECLI:NL:TDIVBC:1997:7 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 1996-14

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:1997:7
Datum uitspraak: 06-03-1997
Datum publicatie: 01-10-2013
Zaaknummer(s): VB 1996-14
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Weigeren behandeling hond. Beroep te laat ingesteld. Niet-ontvankelijk.

V E T E R I N A I R B E R O E P S C O L L E G E

Dossiernummer: VB96/14

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A,

appellant van een uitspraak

van 22 augustus 1996 van het

Veterinair Tuchtcollege ( 95/0127)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 22 augustus 1996, aan partijen verzonden op 1 oktober 1996, de klacht van Y, wonende te B (hierna te noemen klager) dat appellant tekort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid als dierenarts diende te betrachten ten opzichte van de hond van klager met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, door, ondanks een acute noodzaak daartoe, te weigeren het dier te behandelen, gegrond verklaard en appellant de maatregel van een berisping opgelegd. Zowel appellant als klager zijn door het Veterinair Tuchtcollege in de zaak op 27 juni 1996 gehoord.

Appellant heeft tegen voormelde uitspraak bij een op 30 november 1996 gedateerd beroepschrift beroep ingesteld. Bedoeld beroepschrift heeft appellant op 3 december 1996 bij telefax aan het Veterinair Beroepscollege gezonden. Blijkens het poststempel heeft appellant eveneens op 3 december 1996 het origineel van dit beroepschrift aan het Veterinair Beroepscollege toegezonden.

Appellant is bij schrijven van 24 januari 1997 door de secretaris van het Veterinair Beroepscollege medegedeeld, dat het beroepschrift is ingediend nadat de daartoe bij de wet gestelde beroepstermijn is overschreden. Het Veterinair Beroepscollege heeft appellant in de gelegenheid gesteld om binnen 21 dagen ten genoege van het College schriftelijk aan te tonen dat hem terzake van de geconstateerde overschrijding van de beroepstermijn redelijkerwijze geen verwijt treft.

Appellant heeft bij schrijven van 13 februari 1997, ingekomen bij het Veterinair Beroepscollege op 17 februari 1997, gereageerd op het verzoek van het Veterinair Beroepscollege van 24 januari 1997. Appellant deelt in genoemd schrijven mede, dat door afwezigheid in verband met een bezoek aan familie in Australië de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege hem pas op 29 november 1996 onder ogen kwam. Het beroepschrift is de volgende dag verzonden, waarna op 3 december 1996 nog een faxbericht aan het Veterinair Beroepscollege is verzonden.

De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep van appellant

1. Bij aangetekend schrijven van 1 oktober 1996 heeft de secretaris van het Veterinair Tuchtcollege appellant een afschrift toegezonden van de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege van 22 augustus 1996 in deze zaak. In dat schrijven is in bijsluiting van afschrift van de betreffende tekst van de wettelijke bepalingen, melding gemaakt van de mogelijkheid beroep in te stellen bij het Veterinair Beroepscollege binnen twee maanden na de verzenddatum van dat schrijven.

2. De uiterste termijn voor het instellen van beroep verstreek derhalve op 1 december 1996. Daar deze datum op een zondag viel, wordt de beroepstermijn op grond van de Algemene Termijnenwet van rechtswege met één (werk)dag verlengd, tot en met maandag 2 december 1996.

3. Appellant heeft bij een op 30 november 1996 gedateerd beroepschrift beroep ingesteld tegen de beslissing van het Veterinair Tuchtcollege. Bedoeld beroepschrift is per telefax op 3 december 1996 aan het Veterinair Beroepscollege toegezonden. Het origineel van het beroepschrift is blijkens poststempel eveneens op 3 december 1996 aan het Veterinair Beroepscollege gezonden. Het beroepschrift van appellant is op 3 december 1996 door het Veterinair Beroepscollege ontvangen. De wettelijke beroepstermijn is derhalve door appellant overschreden.

4. Het Veterinair Beroepscollege acht de omstandigheid dat appellant wegens familiebezoek in Australië niet in de gelegenheid was tijdig beroep tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege in te stellen niet van zodanige aard dat hem redelijkerwijze geen verwijt treft met betrekking tot het overschrijden van de beroepstermijn in deze zaak. Appellant, die op de hoorzitting van het Veterinair Tuchtcollege aanwezig was, had immers vóór zijn vertrek voorzieningen kunnen treffen teneinde te bewerkstelligen dat namens hem tijdig beroep zou worden ingesteld.

5. Gelet op het hierboven overwogene komt het Veterinair Beroepscollege tot het oordeel dat appellant niet ontvankelijk is in zijn beroep, omdat hij de daarvoor gestelde wettelijke termijn niet in acht heeft genomen.

6. Het Veterinair Beroepscollege komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven van appellant ten aanzien van de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege.

Slotsom

Gelet op de desbetreffende artikelen van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat appellant niet kan worden ontvangen in zijn beroep tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege van 22 augustus 1996.

Beslissing in hoger beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

verklaart appellant niet ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter prof. mr B.H. ter Kuile en de leden mw mr C.M.Wolters, mr H.C. Cusell, drs P.J.Goedhart (dierenarts) en drs M.A. van Messel (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr Q.J.M.Kramer en uitgesproken in het openbaar te ‘s Gravenhage op 6 maart 1997 door de voorzitter.

Secretaris Voorzitter