ECLI:NL:TDIVBC:1997:12 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 1997-05

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:1997:12
Datum uitspraak: 10-07-1997
Datum publicatie: 01-10-2013
Zaaknummer(s): VB 1997-05
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bloedneus hond.

V E T E R I N A I R B E R O E P S C O L L E G E

Dossiernummer: VB 97/07

Uitspraak

in de zaak van

X

wonende te A

appellant van een uitspraak

van 16 januari 1997 van het

Veterinair Tuchtcollege (95/0068 )

1. Het verloop van de procedure

2. De vaststaande feiten

Het Veterinair Beroepscollege gaat uit van de volgende vaststaande feiten.

Appellante heeft zich op 13 september 1995 telefonisch gewend tot beklaagde in verband met een bloedneus van haar hond. Beklaagde heeft geadviseerd de bloeding met ijsblokjes te stelpen en, indien deze behandeling geen succes zou hebben, na een half uur terug te bellen.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan zijn bestreden beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

“5. In geding is of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij in zijn hoedanigheid van dierenarts diende te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen, door niet adequaat te reageren op klaagsters verzoek om hulp ten aanzien van de bloedneus waaraan de hond lijdende was.

6. Voor zover uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd kan worden vastgesteld wat zich tussen hen heeft afgespeeld, en in het bijzonder wat de inhoud van het tussen hen gevoerde telefoongesprek is geweest, gaat het College er van uit dat klaagster op 13 september contact heeft gezocht met beklaagde in verband met een bloedneus van haar hond. Klaagster stelt dat beklaagde heeft volstaan met de mededeling dat hij hier niets aan kon doen. Beklaagde bestrijdt dit en merkt op dat door hem is geadviseerd de bloedneus met ijsblokjes te behandelen en dat door hem weliswaar is medegedeeld dat hij voor het overige ook niets meer kon doen, maar dat hij tevens heeft aangeboden dat klaagster na een half uur kon terugbellen. Dat beklaagde heeft geadviseerd de hond met ijsblokjes te behandelen kan in ieder geval ook worden afgeleid uit klaagsters brief van 23 oktober 1995, in welk schrijven zij er op wijst dit advies te hebben beantwoord met de mededeling dat zij hier reeds mee bezig was. Dit laatste wordt evenwel betwist door beklaagde die aanvoert dat deze mededeling hem niet heeft bereikt.

Het vorenstaande leidt ertoe dat de inhoud van klaagsters hulpvraag niet eenduidig kan worden vastgesteld. Voor de beoordeling of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij had behoren te betrachten is dit echter wel van belang, omdat voor het antwoord op de vraag of beklaagde heeft kunnen volstaan met het advies ijsblokjes toe te dienen, eventueel vergezeld van een advies om bij het uitblijven van het gewenste resultaat opnieuw contact op te nemen, van belang is of beklaagde er van op de hoogte was dat klaagster reeds geruime tijd met ijsblokjes aan het koelen was, zoals door klaagster wordt gesteld doch door beklaagde met grote stelligheid wordt betwist.

7. Nu er ten aanzien van de vaststaande feiten slecht van kan worden uitgegaan dat beklaagde is geconfronteerd met een verzoek om hulp ten aanzien van een recidiverende bloedneus bij een hond, is het College van oordeel dat een advies om te pogen het bloeden te stoppen door de neus te koelen met ijsblokjes niet onbegrijpelijk is te achten.

8. Ten aanzien van de mededeling dat geen andere behandelmogelijkheden voor een bloedneus bestonden dan die welke beklaagde heeft geadviseerd, is het College van oordeel dat deze mededeling in ieder geval onjuist is, doch gegeven de achtergrond waartegen deze in de optiek van beklaagde moet worden geplaatst, niet zodanig onbegrijpelijk is dat dit tot het oordeel leidt dat hierdoor een tuchtrechtelijke norm zou zijn geschonden.

9. Het vorenstaande voert het College tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat beklaagde te kort is geschoten in de zorg die hij had behoren te betrachten ten opzichte van klaagsters hond, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen. Dit leidt ertoe dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.”

4. De grieven

Door appellante is - samengevat - het volgende tegen de bestreden beslissing aangevoerd.

Àppellante is het niet eens met de overweging van het Veterinair Tuchtcollege, dat niet vaststaat dat zij bij het telefonisch verzoek om hulp aan beklaagde heeft medegedeeld dat zij reeds met de toediening van ijsblokjes begonnen was. Zij acht zich niet goed behandeld door beklaagde, omdat deze haar geen ander advies heeft gegeven dan ijsblokjes toe te dienen en, als dat niet hielp, na enige tijd opnieuw contact te zoeken.

Het verweer

Door beklaagde is hiertoe - samengevat - het volgende aangevoerd.

Appellante voert geen nieuwe argumenten aan, op basis waarvan aangenomen kan worden dat niet adequaat door beklaagde op het verzoek om hulp is gereageerd. Hij handhaaft zijn stellingen, zoals vervat in zijn aan het Veterinair Tuchtcollege overgelegde verweerschrift.

6. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

1. De grief van appellante stelt in beroep aan de orde in hoeverre in stand kunnen blijven de overwegingen in de beroepen uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege omtrent de vraag of beklaagde te kort is geschoten voor de hond van appellante, vanwege het door hem gegeven advies tijdens het telefonisch consult op 13 september 1995 in verband met een bloedneus van haar hond.

2. Het Veterinair Beroepscollege constateert met het Veterinair Tuchtcollege in overweging 6 dat tegenstrijdige verklaringen omtrent de feitelijke gang van zaken zijn afgelegd. Om deze reden is het niet goed mogelijk de juiste toedracht van het besprokene tussen appellante en beklaagde op 13 september 1995 vast te stellen.

3. Appellante draagt geen nieuwe inhoudelijke argumenten aan, op basis waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat beklaagde op de hoogte was van het feit dat appellante reeds bezig was met de toediening van ijsblokjes. Het Veterinair Beroepscollege verenigt zich met het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege dat een advies om het bloeden te stoppen door de neus te koelen met ijsblokjes in het licht van de vaststaande feiten niet onbegrijpelijk is.

4. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep van appellante tegen de uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege niet kan slagen.

Slotsom

Gelet op de desbetreffende artikelen van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat de in beroep bestreden beslissing in stand dient te blijven.

7. Beslissing in hoger beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

--verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter prof. mr B.H. ter Kuile en de leden mw mr C.M.Wolters, mr J.Borgesius, mw dr A.A.M.E. Lubberink (dierenarts) en drs P.J.Goedhart (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr Q.J.M.Kramer en uitgesproken in het openbaar te ‘s Gravenhage op 10 juli 1997 door de plaatsvervangend voorzitter mw mr C.M.Wolters.

Secretaris Plv.voorzitter