ECLI:NL:TDIVBC:1997:1 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 1996-08

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:1997:1
Datum uitspraak: 22-01-1997
Datum publicatie: 26-09-2013
Zaaknummer(s): VB 1996-08
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet behandelen hond in slechte toestand.

V E T E R I N A I R B E R O E P S C O L L E G E

Dossiernummer: VB 96/08

Uitspraak

in de zaak van:

X

wonende te A,

appellante van een uitspraak van

23 mei 1996 van het Veterinair Tuchtcollege

(94/0091)

1. Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 23 mei 1996, aan partijen verzonden op 3 juni 1996 , appellante naar aanleiding van een haar betreffende klacht van Y, wonende te B ( hierna te noemen: klaagster) een waarschuwing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 gegeven.

Appellante heeft bij een op 2 augustus 1996 bij het Veterinair Beroepscollege ingekomen beroepschrift beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Klaagster heeft bij een op 6 december 1996 bij het Veterinair Beroepscollege ingekomen schrijven, gedagtekend 5 december 1996 op het beroepschrift gereageerd. Dit schrijven is bij het Veterinair Beroepscollege ingekomen nadat de daarvoor gestelde termijn van 30 dagen was verstreken. Daar niet is gebleken van een verschoonbare reden voor deze termijnoverschrijding, is de inhoud van dat schrijven niet betrokken bij de behandeling van het beroep.

De behandeling ter zitting van het Veterinair Beroepscollege heeft plaatsgevonden op 12 december 1996, zulks in aanwezigheid van appellante en haar echtgenoot Z. Klaagster is niet verschenen met bericht van verhindering

2. De feiten

Naar het Veterinair Tuchtcollege heeft overwogen , heeft klaagster zich in de nacht van 5 op 6 dan wel in de nacht van 6 op 7 juli 1994 tot de dokterscentrale danwel de dierenambulance gewend daar haar aan epilepsie lijdende hond in een slechte toestand verkeerde.

Naar aanleiding van die melding heeft appellante telefonisch contact met klaagster opgenomen. Na aandringen van de zijde van klaagster stemde appellante er in toe om klaagster met haar hond te ontvangen. Kort daarop heeft de echtgenoot van beklaagde zich telefonisch tot klaagster gewend met de mededeling dat klaagster zich tot de eigen dierenarts diende te wenden. Tot een uiteenzetting van de redenen voor deze mededeling is de echtgenoot van appellante niet gekomen. De hond is de volgende dag in moribunde toestand aan de eigen dierenarts van klaagster aangeboden die de hond heeft geëuthanaseerd.

3. De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

“5. In geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg voor de hond van klaagster doordat beklaagde -na aanvankelijk toegezegd te hebben de hond van klaagster te onderzoeken - het afgesproken consult heeft laten afzeggen door haar echtgenoot.

6. Het College constateert een duidelijke tegenstrijdigheid in de verklaringen die klaagster aflegde en die zijdens beklaagde in geding zijn gebracht terzake van de datum waarop de situatie zich heeft voorgedaan waarover klaagster klaagt. Het College is van oordeel dat deze onduidelijkheid niet van belang is. Naar het oordeel van het College staat in voldoende mate - ook voor beklaagde - vast over welke aangelegenheden klaagster klaagt en schaadt de onduidelijkheid in deze de mogelijkheden voor verweer door beklaagde niet of althans niet in zodanige mate dat de klacht niet ontvankelijk dient te worden verklaard.

Evenmin heeft een aanvankelijke verkeerde spelling van de naam van beklaagde tot gevolg gehand dat beklaagde zich niet heeft kunnen verweren. Ook in deze omstandigheid ziet het College geen aanleiding de klacht niet ontvankelijk te verklaren..

7. Naar het oordeel van het College legt het geen gewicht in de schaal, dat beklaagdes echtgenoot eveneens dierenarts is, daar klaagster van deze omstandigheid ten tijde van het telefoongesprek dat de beide laatstgenoemden voerden blijkbaar niet op de hoogte was.

8. Terzake van het afzeggen van het toegezegde consult overweegt het College het volgende.

Indien een dierenarts kort na een toezegging voor een consult zich bedenkt, behoeven daaraan op zich zelf genomen geen tuchtrechtelijke consequenties te worden verbonden. Evenwel dient zulk een latere afzegging van een eerder toegezegd consult in een situatie die door de hulpzoekende als een noodsituatie wordt ervaren aan bijzondere eisen te voldoen, daar de hulpzoekende er als regel - en in casu was dat het geval - er van uit mag gaan dat ook de dierenarts de situatie als een noodtoestand heeft aangemerkt.

9. In casu heeft beklaagde in het tweede telefoongesprek het woord laten doen door haar echtgenoot. Uit hetgeen partijen te berde brengen begrijpt het College dat beklaagde met name nadruk heeft laten leggen op het feit dat ook bij spoedgevallen de eigen dierenarts eerst diende te worden geconsulteerd. Het College kan zich weliswaar ten algemene met deze opvatting verenigen, doch in een reeds als noodtoestand aangemerkte situatie is deze klaarblijkelijk bij herhaling gemaakte opmerking onvoldoende.

10. Beklaagde had zich dienen te realiseren, naar het oordeel van het College, dat de zorg die reeds was toegezegd zich niet verhield met een intrekking van het toegezegde consult, zonder dat gewaarborgd was dat de toegezegde hulp elders binnen redelijkerwijs dezelfde termijn beschikbaar was. Het verwijzen naar een vervanger van de eigen dierenarts - als in casu de consequentie was van de mededeling van de echtgenoot - die meer dan 25 kilometer buiten de woonplaats van betrokkenen praktijk hield, is naar het oordeel van het College onjuist. Dat de echtgenoot van beklaagde wellicht niet op de hoogte van deze omstandigheid was kan beklaagde niet baten. De echtgenoot had zich op de hoogte dienen te stellen van de omstandigheden van het geval. Nu dat werd nagelaten is de klacht dienaangaande naar het oordeel van het College gegrond

11. De echtgenoot van beklaagde heeft naar het oordeel in casu jegens klaagster gefungeerd als telefoonwacht van beklaagde en niet als dierenarts, daar dat laatste niet aan klaagster is medegedeeld. De uitlatingen van de echtgenoot van beklaagde dienen derhalve aan beklaagde te worden toegerekend.

12. Nu de klacht gegrond is naar het oordeel van het College en de tekortschietende wijze waarop het reeds toegezegde consult werd afgezegd aan beklaagde dient te worden toegerekend overweegt het College welke maatregel deswege aan beklaagde dient te worden opgelegd. Naar het oordeel van het College kan volstaan worden met het geven van een waarschuwing, daar beklaagde in redelijkheid van haar telefoonwacht als dierenarts heeft mogen verwachten dat deze op zorgvuldiger wijze onderzocht zou hebben wat de omstandigheden van het geval waren.”

4. De grieven

Appellante heeft -samengevat- de volgende grieven tegen de bestreden beslissing aangevoerd.

I. Appellante is het niet eens met het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege dat niet verwezen mocht worden naar een vervanger van de eigen dierenarts van klaagster, die buiten de woonplaats van betrokkenen praktijk hield (overweging 10). Appellante is van mening dat een tien minuten langer reistijd naar de vervanger van de eigen dierenarts de hond geen kwaad zou hebben gedaan.

II. Appellante bestrijdt het in overweging 5 neergelegde oordeel van het Veterinair Tuchtcollege, dat het consult is afgezegd door haar echtgenoot. Naar haar mening heeft klaagster door mede te delen dat zij naar een ander zou gaan het consult afgezegd.

III. Appellante is van mening dat zij geen verantwoordelijkheid draagt voor de inhoud van het gesprek dat haar echtgenoot - als dierenarts - had met klaagster, zoals het Veterinair Tuchtcollege in overweging 11 oordeelt.

5. De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege

1. Met betrekking tot de prealabele vraag of de mededelingen die de echtgenoot van appellante bij bovenvermeld telefoongesprek aan klaagster heeft gedaan, aan appellante kunnen worden toegerekend, neemt het Veterinair Beroepscollege in aanmerking dat ter zitting van het college is gebleken dat appellante bij dat gesprek in het bijzijn van haar echtgenoot verkeerde en kennis heeft genomen van het door hem meegedeelde. Derhalve verkeerde appellante, naar moet worden aangenomen, in de gelegenheid om naderhand jegens klaagster terug te komen van eerderbedoelde mededelingen. Reeds in verband hiermede dient de hiervoorgestelde vraag in bevestigende zin te worden beantwoord. Derhalve faalt de grief van appellante , vermeld onder III.

2. Voorts onderschrijft het Veterinair Beroepscollege het oordeel van het Veterinair Tuchtcollege, dat de toezegging van een consult niet kan worden ingetrokken zonder dat gewaarborgd is dat de toegezegde hulp elders binnen redelijkerwijs dezelfde termijn beschikbaar is (overweging `10). Naar het oordeel van het Veterinair Beroepscollege zal te dier zake bij de afzegging van een consult duidelijkheid dienen te worden verschaft door de betrokken dierenarts. Niet bestreden is dat in het telefoongesprek van de echtgenoot van appellante met klaagster slechts verwezen is naar de eigen dierenarts van klaagster of diens plaatsvervanger. Met deze enkele verwijzing was niet zekergesteld, dat elders binnen redelijke termijn hulp beschikbaar zou zijn.

3. Om deze reden acht het Veterinair Beroepscollege het in de gegeven omstandigheden niet van belang, dat eventueel gesteld zou kunnen worden dat de hond een tien minuten langere reis geen kwaad zou hebben gedaan, zoals appellante in de eerste grief naar voren brengt. Deze grief faalt derhalve omdat vaststaat dat geen waarborging van adequate en tijdige hulp is gegeven.

4. Om dezelfde reden is het gestelde in overweging 10 van het Veterinair Tuchtcollege omtrent de afstand tot de praktijk van de eigen dierenarts van klaagster of diens plaatsvervanger niet terzake.

5. In de tweede grief stelt appellante, dat niet haar echtgenoot, maar klaagster het consult heeft afgezegd door mede te delen in het telefoongesprek, dat zij wel naar een andere dierenarts zou gaan. Omdat uit de schriftelijke stukken en uit hetgeen ter zitting door appellante en haar echtgenoot naar voren is gebracht, duidelijk is geworden, dat de bedoeling van het telefoongesprek is geweest klaagster te verwijzen naar haar eigen dierenarts of diens plaatsvervanger en door de echtgenoot van appellante geen andere mededelingen zijn gedaan, mocht klaagster daaruit terecht afleiden, dat het consult namens appellante werd afgezegd. Deze grief mist derhalve doel.

6. In verband met het hiervoor overwogene ziet het Veterinair Beroepscollege geen grond voor het nemen van +een andere beslissing dan waartoe het Veterinair Tuchtcollege is gekomen.

Slotsom

Gelet op de desbetreffende artikelen van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat het beroep van appellante niet kan leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, zodat dit beroep moet worden verworpen.

7. Beslissing in hoger beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

Verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter prof. mr B.H. ter Kuile en de leden dr C.P.C.M. Oomen, mr H.C. Cusell, drs P.J.Goedhart (dierenarts) en drs M.A. van Messel (dierenarts), in tegenwoordligheid van de secretaris mr Q.J.M.Kramer en uitgesproken in het openbaar te ‘s Gravenhage op 22 januari 1997 door de voorzitter.

Secretaris Voorzitter