ECLI:NL:TDIVBC:1996:15 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 1995-23

ECLI: ECLI:NL:TDIVBC:1996:15
Datum uitspraak: 10-10-1996
Datum publicatie: 26-09-2013
Zaaknummer(s): VB 1995-23
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Bevalling hond.

                             V E T E R I N A I R    B E R O E P S C O L L E G E

Dossiernummer: VB 95/23

Uitspraak

in de zaak van

X,

wonende te A,

appellante van een uitspraak

van 15 juni 1995 van het

Veterinair Tuchtcollege (95/121).

1.         Het verloop van de procedure

Het Veterinair Tuchtcollege heeft bij uitspraak van 15 juni 1995, aan partijen verzonden op 2 oktober 1995, de klacht van appellante, dat Y (hierna te noemen: beklaagde) tekort is geschoten in de zorg voor de aan hem toevertrouwde teef van appellante, ongegrond te verklaren.

Appellante heeft bij een op 22 november 1995 gedateerd beroepschrift beroep ingesteld tegen voormelde beslissing.

Z heeft namens beklaagde bij een op 22 maart 1996 binnengekomen verweerschrift op genoemd beroepschrift gereageerd.

De behandeling ter zitting van het Beroepscollege heeft plaatsgevonden op

5 september 1996. Bij die gelegenheid hebben appellante en beklaagde, deze laatste bijgestaan door zijn gemachtigde Z, hun standpunten nader toegelicht.

2.         De vaststaande feiten

Op 5 september 1994 werd beklaagde door appellante telefonisch benaderd met de mededeling dat de bevalling van haar teef niet voorspoedig verliep. Beklaagde heeft een visite afgelegd. Beklaagde heeft de hond gepalpeerd en daarbij vastgesteld dat de aanwezigheid van een of meer pups niet waarneembaar was. De teef toonde volledige ontsluiting, doch er was geen uitvloeiing merkbaar. In de mammaepakketten was melk. Beklaagde heeft schijnzwangerschap geopperd als mogelijke verklaring van de verschijnselen. Appellante heeft daarop verklaard er zeker van te zijn, dat de teef zwanger was. Beklaagde heeft oxytocine toegediend en is afgereisd. Om 20.50 uur is beklaagde gewaarschuwd dat een pup halfgeboren was. Beklaagde is daarop voor een spoedvisite naar de woning van appellante gegaan en heeft aldaar een in stuitligging halfgeboren pup bij de teef aangetroffen. De pup was reeds overleden toen beklaagde deze binnen enkele seconden had losgetrokken.

3.         De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege

Het Veterinair Tuchtcollege heeft aan zijn bestreden beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

"5.       In geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg voor een teef van klaagster, doordat beklaagde aanvankelijk een diagnose heeft gesteld dat de teef schijnzwanger was, vervolgens Oxytocine heeft toegediend en is afgereisd en niet tijdig aanwezig is geweest om de geboorte van een pup te begeleiden, waardoor de pup dood is geboren.

6.         Het College constateert dat klaagster en beklaagde niet gelijkluidend verklaren omtrent de stelligheid waarmee beklaagde een diagnose als zou de teef schijnzwanger zijn heeft gepresenteerd. Klaagster verklaart dat deze diagnose met stelligheid is gesteld en beklaagde verklaard daar weliswaar van overtuigd te zijn geweest, doch deze diagnose niet als een stellige en definitieve diagnose te hebben verwoord.

7.         Het College constateert dat beklaagde aan de teef Oxytocine heeft toegediend. Daaruit leidt het College af dat beklaagde, klaarblijkelijk naar aanleiding van wat klaagster te berde heeft gebracht, niet slechts op zijn stellige indruk is afgegaan dat de teef schijnzwanger was, doch tevens de mogelijkheid onder ogen heeft gezien dat deze indruk onjuist was.

8.         Gelet op de bevinding van het door beklaagde verrichte onderzoek, de teef had volledige ontsluiting, geen uitvloeiing, gevulde mammaepakketten en het niet palpabel zijn van pups is het College van oordeel dat beklaagde niet onjuist of onzorgvuldig heeft gehandeld door schijnzwangerschap als verklaring aan te merken voor het a-typisch beeld dat de teef toonde. De klacht dat beklaagde aanvankelijk tot een verkeerde diagnose zou zijn gekomen kan reeds daarom niet gegrond verklaard te worden.

9.         Naar het oordeel van het College had beklaagde er beter aan gedaan indien beklaagde na het toedienen van de Oxytocine het verdere verloop van de bevalling had bijgewoond. Het College is evenwel van oordeel dat beklaagde in redelijkheid tot zijn besluit is  kunnen komen de bevalling te laten verlopen buiten zijn aanwezigheid en telefonisch na een uur kontakt op te nemen, daar op dat moment niet specifiek diende te worden gevreesd voor complicaties bij de geboorte van de pup en beklaagde voldoende snel bereikbaar zou blijven.

10.     Tevens is het College van oordeel dat beklaagde niet behoort te worden verweten de uitzonderlijke complicatie van een halfgeboren pup in stuitligging niet voorzien te hebben. Het College is derhalve van oordeel dat de klacht dat beklaagde dient te worden verweten te laat beschikbaar te zijn geweest voor het behandelen van deze complicatie niet gegrond verklaard kan worden.”

4.         De grieven

Appellante heeft -samengevat- de volgende grief tegen de bestreden beslissing aangevoerd.

Beklaagde had -in tegenstelling tot hetgeen in overweging 9 van het Tuchtcollege wordt aangenomen- nadat hij de hond een injectie met oxytocine had toegediend, in de wetenschap dat een eventuele bevalling binnen het uur zou moeten plaatsvinden, bij de hond moeten blijven. Anders dan het Tuchtcollege  in overweging 10 stelt, was in de opvatting van appellante voorzienbaar dat zich een complicatie zou voordoen, aangezien als vaststaand kan worden aangenomen, dat slechts één pup geboren zou worden. In zo’n geval pleegt de pup een grotere omvang te hebben dan gebruikelijk.

 5.       Het verweer

Door en namens beklaagde is -samengevat- het volgende verweer gevoerd.

Beklaagde is van mening dat het hoogst ongelukkig is geweest, dat een pup van groot formaat in stuitligging is geboren.

Het is zeer waarschijnlijk dat de grootte van de pup er debet aan is geweest dat er sprake was van een halfgeboren pup. Deze situatie was niet voorzienbaar. Toen beklaagde werd oproepen door appellante is hij spoorslags naar haar huis gereden, in ongeveer 10 minuten. Alhoewel beklaagde de uiteindelijke afloop ten zeerste betreurt, meent hij dat hem in redelijkheid geen verwijt valt te maken.

 6.       De overwegingen van het Veterinair Beroepscollege.

1.         Hetgeen door appellante is aangevoerd heeft het Veterinair Beroepscollege niet tot de slotsom kunnen brengen dat beklaagde in enig opzicht te kort is geschoten in de zorg voor de hond van appellante.

Beklaagde kon in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van mening zijn dat de hond schijnzwanger was, maar heeft zekerheidshalve een injectie met oxytocine toegediend. Er deden zich, voorzover het Beroepscollege is kunnen blijken, geen omstandigheden voor die beklaagde ertoe hadden moeten nopen het verloop van een -door hem niet verwachte- bevalling af te wachten.

Dat zich -als gevolg van de stuitligging in combinatie met het grote formaat van de pup- complicaties zouden voordoen behoefde beklaagde, anders dan appellante uitdrukkelijk heeft gesteld, in de gegeven omstandigheden niet te voorzien.

Beklaagde heeft voorts voldoende voorzorgsmaatregelen getroffen om zijn bereikbaarheid te verzekeren en heeft onverwijld op de telefonische oproep van appellante gereageerd.

2.         Uit het hiervoor overwogene volgt dat de door appellante voorgedragen grieven niet kunnen leiden tot een andere beslissing dan waartoe het Veterinair Tuchtcollege is gekomen.

Slotsom

Gelet op de desbetreffende artikelen van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 komt het Veterinair Beroepscollege tot de slotsom dat de in beroep bestreden beslissing in stand dient te blijven.

Beslissing in hoger beroep

Het Veterinair Beroepscollege:

Verwerpt het beroep.

Aldus gewezen door de voorzitter Prof. mr B.H. ter Kuile en de leden mr C.M. Wolters, dr  C.P.C.M. Oomen, drs P.J. Goedhart (dierenarts) en drs G.H. van der Wal (dierenarts), in tegenwoordigheid van de secretaris mr Q.J.M. Kramer en uitgesproken in het openbaar te ‘s-Gravenhage op 10 oktober1996 door de voorzitter.

w.g. Secretaris                                                                                   w.g.Voorzitter

voor eensluidend afschrift,

Secretaris.