ECLI:NL:TGZRZWO:2019:154 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 113/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:154
Datum uitspraak: 20-12-2019
Datum publicatie: 20-12-2019
Zaaknummer(s): 113/2019
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Raadkamerbeslissing. Klager is door de medische dienst niet naar behoren behandeld, toen hij zich meldde met een cyste achter zijn oor. Beklaagde heeft klager pas gezien nadat de cyste al was verwijderd. En heeft hem toen doorverwezen naar het ziekenhuis. Klager verwijt beklaagde dat hij meermalen heeft aangegeven dat hij pijn leed maar niet werd geholpen. Klacht ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 20 december 2019 naar aanleiding van de op 3 juni 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , verblijvende te B,

bijgestaan door mr. A.A. Nunnikhoven,

k l a g e r

-tegen-

C , (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. M.E.M. van Eeden,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift;

-          het verweerschrift;

-          het medisch dossier.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan. Klager verblijft in detentie in de instelling waar beklaagde, huisarts, als justitieel geneeskundige werkzaam is.

Klager heeft zich eind 2018 tot de medische dienst van de instelling gewend met klachten voortkomend uit een cyste achter zijn linkeroor. De cyste is in februari 2019 in het ziekenhuis verwijderd. Uit de stukken blijkt dat beklaagde klager in verband met de cyste eenmaal heeft gezien. Dit was op 11 maart 2019, toen klager bij beklaagde op het spreekuur is geweest in verband met klachten die optraden na de ingreep. Beklaagde heeft klager verwezen naar het ziekenhuis. Beklaagde heeft klager nadien niet meer gezien.

In het medisch dossier staat het volgende genoteerd:

11-3-2019

S        […]: heeft weer last van linker oorlel: komt pus uit het litteken; wil ook second opinion moedervlek rug

0        iets pussende druppel uit het litteken; rug gladde ietsverheven roze-rode naevus

E        recidief?

P        wil excisie recidief en second opinion moedervlek ”.

En:

18-3-2919

P        […], ADM faxverwijzing voor wat betreft een afspraak bij de chirurg naar D gemaild”.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager stelt -zakelijk weergegeven- dat de medische dienst hem niet naar behoren heeft behandeld, toen hij zich meldde met een cyste achter zijn oor. Bij een eerste contact op 6 november 2018 heeft hij verzocht hem te verwijzen, wat werd geweigerd. Nadat klager gedurende enkele maanden veel pijn had geleden en de cyste uiteindelijk was opengebarsten, is klager pas in februari 2019 verwezen naar het ziekenhuis. Daar is de rest van de cyste verwijderd. In maart 2019 is hij met een nieuwe bult verwezen naar het ziekenhuis. Na behandeling aldaar waren de klachten verdwenen.

Klager verwijt beklaagde dat hij meermalen heeft aangegeven dat hij pijn leed maar niet werd geholpen.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde heeft -samengevat- betoogd niet betrokken te zijn geweest bij de behandeling voorafgaand aan het verwijderen van de cyste achter het oor van klager, zodat haar daarover geen verwijt kan worden gemaakt. Beklaagde heeft klager met betrekking tot de cyste alleen op 11 maart 2019 op haar spreekuur gezien. Toen was de cyste al verwijderd. Omdat beklaagde bij dat contact zag dat er pus uit het litteken kwam, heeft zij klager een verwijzing naar het ziekenhuis gegeven. Daar is hij op 27 maart 2019 op de poli chirurgie gezien en geholpen. Hij heeft zich nadien niet meer bij beklaagde gemeld.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

De klacht gaat over de behandeling die klager heeft gehad toen hij zich bij de medische dienst meldde met een pijnlijke cyste achter zijn oor. Uit de beschrijving van de klacht maakt het college op, dat het klager er met name om gaat dat hij lange tijd pijn heeft geleden en hij pas naar het ziekenhuis is verwezen toen de cyste al was opengebarsten. Uit de overgelegde informatie, zoals hierboven weergegeven, blijkt dat beklaagde klager eerst gezien heeft op 11 maart 2019, toen de cyste al was verwijderd. Het college stelt vast dat beklaagde op dat moment adequaat heeft gehandeld en klager heeft verwezen. Beklaagde heeft geen bemoeienis gehad met de behandeling van klager voorafgaand aan de operatie in februari 2019. Gesteld noch gebleken is dat beklaagde in die periode voor de behandeling van klager om een andere reden enige verantwoordelijkheid droeg. Omdat in het tuchtrecht uitsluitend de persoonlijke verwijtbaarheid van de aangeklaagde zorgverlener van belang is en de klacht niet ziet op het handelen van aangeklaagde, slaagt de klacht niet.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven in raadkamer door J. Recourt, voorzitter, P.A.J. Buis en

R.J. Wolters, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van F. Ernens, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.