ECLI:NL:TGZRSGR:2019:226 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-345c

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:226
Datum uitspraak: 10-12-2019
Datum publicatie: 10-12-2019
Zaaknummer(s): 2018-345c
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht tegen een reumatoloog, werkzaam als directeur medische zaken. Niet-ontvankelijk in het klachtonderdeel dat inhoudt dat de arts een klacht van klager niet in behandeling heeft genomen. Ook stond de beëindiging van de behandelrelatie met klager los van zijn BIG-registratie. Klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klager,

tegen:

C, reumatoloog,

werkzaam te B,

beklaagde,

gemachtigde: mr. W.R. Kastelein werkzaam te Zwolle.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 18 december 2018;

-      het aanvullend klaagschrift, ontvangen op 21 januari 2019;

-      het verweerschrift met bijlagen, ontvangen op 14 maart 2019;

-      het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 17 april 2019;

-      de aanvullende brief van klager, overgelegd tijdens het mondelinge vooronderzoek;

-      de brief van beklaagde, ontvangen op 13 mei 2019.

1.2              Het College heeft de klacht op 30 oktober 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Beklaagde is werkzaam als directeur medische zaken in het D (hierna: het ziekenhuis) te B.

2.2              Klager heeft per brief op 28 september 2016 een klacht ingediend bij de directie van het ziekenhuis over aanmaningen naar aanleiding van nog openstaande rekeningen. Deze klacht is afgehandeld door de klachtenfunctionaris en op 5 juli 2017 afgesloten.

2.3              Klager heeft per e-mail van 30 juni 2017 aan de polikliniek maag-, darm en leverziekten (MDL) meegedeeld dat hij alle behandelingen in het ziekenhuis wilde staken en alle toekomstige afspraken wilde afzeggen. De klachtenfunctionaris heeft deze klacht afgehandeld en het dossier gesloten op 6 juli 2017.

2.4              Op 11 oktober 2018 heeft beklaagde per aangetekende brief aan klager meegedeeld dat de behandelovereenkomst van het ziekenhuis met klager per direct is opgezegd en is klager de toegang tot het ziekenhuis ontzegd. De brief is door beklaagde ondertekend. Voor zover van belang is in de brief opgenomen:

“In 2017 heeft u, in strijd met de geldende gedragsregels, een onjuiste bejegening getoond richting een aan onze instelling verbonden medisch specialist te weten mevrouw dr. [X]. U heeft haar toen twee brieven verstuurd te weten op 06 juni 2017 en 31 juli 2017. Tevens heeft u haar persoonlijk benaderd. Hierop heeft u een mondelinge waarschuwing ontvangen en is u mede gedeeld dat dr. [X] op geen enkele wijze contact met u wil onderhouden. Uw behandeling is vervolgens overgedragen aan een van haar collega’s. Hierbij is u expliciet verboden contact met haar te zoeken.

Geconstateerd is dat u terug valt in dit eerder getoonde gedrag, wat blijkt uit uw e-mail met de volgende data: (…)

Los van de constatering dat u ondanks het verbod toch contact legt met dr. [X], constateer ik dat deze e-mails allen een zeer ongepaste inhoud hebben.

Als bestuurder en rechtmatige vertegenwoordiger van het D, (…), deel ik u mede dat ik u, vanaf heden, de toegang tot het D en aanverwante locaties, inclusief eventuele aanhorigheden en bij locatie behorende erven, ontzeg. (…)

Uw behandeling wordt door uw huidige behandelaar (…), MDL specialist overgedragen aan een ander ziekenhuis. Hiervoor ontvangt u een brief vanuit het D met de afspraakgegevens en het adres van het ziekenhuis, die uw behandeling overneemt.

T.a.v. uw diabetes is uw zorg overgedragen aan uw huisarts.

Hiermee komen uw afspraken in het D bij (…), MDL specialist en (…), internist-nefroloog te vervallen.

Uw behandelovereenkomst met het D is hiermee opgezegd. Uw e-mail wordt omgeleid en zal dr. [X] niet meer onder ogen komen. (…)”

Verder is in de brief een contactverbod met dr.[X] aan klager opgelegd.

2.5              Beklaagde heeft van bovenstaande opzegging van de behandelovereenkomst, het locatie- en contactverbod op 19 oktober 2018 een melding bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gedaan. De IGJ heeft op 20 november 2018 de beoordeling van de klacht naar de raad van bestuur van het ziekenhuis gestuurd. Hierin is onder meer opgenomen dat de IGJ van mening is dat de behandelrelatie op een juiste en gepaste manier is beëindigd. Daarbij is vermeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de veiligheid van klager in gevaar is geweest, omdat hij “niet zonder zorgmoment is geweest”, waarmee naar het College aanneemt bedoeld wordt dat sprake is geweest van continuïteit in de zorgverlening aan klager.

3.                  De klacht

Klager verwijt de beklaagde, zakelijk weergegeven, dat hij:

a)      de klacht van klager niet in behandeling heeft genomen;

b)      hem onheus heeft bejegend en met de onterechte maatregel van 11 oktober 2018 op de stoel van de rechter is gaan zitten;

c)      zonder voorafgaande toestemming van klager medische gegevens aan de IGJ heeft verstrekt;

d)      verantwoordelijk is voor de interne verwijscultuur in het ziekenhuis, waardoor klagers klachten zijn verergerd.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1              Allereerst dient te worden beoordeeld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Vast staat dat er geen behandelrelatie heeft bestaan tussen beklaagde in zijn hoedanigheid van reumatoloog en klager en dat beklaagde ook anderszins geen zorg heeft verleend aan klager. Dat betekent dat beklaagde alleen aan het tuchtrecht is onderworpen voor zover sprake is van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid onder b Wet BIG, zoals dat luidde ten tijde van de indiening van de klacht; dit betreft de zogeheten tweede tuchtnorm. Zie bijvoorbeeld Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) 19 april 2011, ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1057 en 18 oktober 2011, ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1454). Volgens de rechtspraak van het CTG kan op grond van deze tweede tuchtnorm handelen in een bestuurlijke of leidinggevende functie door een BIG-geregistreerde zorgverlener beoordeeld worden in het kader van het tuchtrecht wanneer:

1.      de betrokkene heeft gehandeld in zijn hoedanigheid als BIG-geregistreerde ;

2.      het handelen van betrokkene voldoende weerslag had op het belang van de individuele gezondheidszorg .

Als aan deze voorwaarden niet is voldaan, is de zorgverlener met een bestuurlijke of leidinggevende functie wat dit handelen betreft niet aan het tuchtrecht onderworpen en is de klager niet-ontvankelijk in (dat gedeelte van) zijn klacht. Bij de betreffende beoordeling dient het College er volgens het CTG rekening mee te houden dat aan de betrokkene in de uitgeoefende managementfunctie in beginsel beleidsvrijheid toekomt voor keuzes in de bedrijfsvoering, ook al kunnen die keuzes gevolgen hebben voor de individuele gezondheidszorg. In dit licht worden de afzonderlijke klachtonderdelen beoordeeld.

Klachtonderdeel a)

5.2              Niet gebleken is dat beklaagde persoonlijk betrokken is geweest of persoonlijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de afhandeling van de door klager in 2016 en 2017 ingediende klachten. Dit is door klager evenmin onderbouwd. Deze klachten zijn in behandeling genomen door de klachtenfunctionaris van het ziekenhuis en in samenspraak met klager afgehandeld. Beklaagde heeft hiermee geen bemoeienis gehad. Daarom is klager niet-ontvankelijk in het klachtonderdeel dat inhoudt dat beklaagde een klacht van klager niet in behandeling heeft genomen.

Klachtonderdeel b) en c)

5.3              Wel heeft beklaagde als directeur medische zaken een rol gespeeld bij het einde van de behandelingsovereenkomst van het ziekenhuis met klager, die ook met verschillende specialisten in het ziekenhuis een behandelrelatie had. De beëindiging van de behandelovereenkomst van een ziekenhuis met een patiënt door het ziekenhuis heeft naar het oordeel van het College wel weerslag op de individuele gezondheidszorg. Daar staat tegenover dat een (bestuurder van een) ziekenhuis beleidsvrijheid toekomt bij het beëindigen van een behandelrelatie. De enige beperkingen die daarbij gelden betreffen de eisen die een beëindiging kunnen rechtvaardigen (zie ook de KNMG-Richtlijn Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst), niet het besluit als zodanig. In de voorliggende situatie ging het om handelen in het kader van de organisatie van de zorg, te weten de bescherming van zorgverleners in het ziekenhuis. Dit stond geheel los van de specialisatie en de betreffende BIG-registratie van beklaagde. Klager is ook in dit gedeelte van zijn klacht niet-ontvankelijk. Overigens is het College in de wijze van beëindiging niet gebleken van onjuistheden of onheuse bejegening. De opzegging van de behandelovereenkomst is voldoende gemotiveerd en de zorg voor klager was door het ziekenhuis gewaarborgd door de overdracht aan een ander ziekenhuis, waar klager direct terecht kon, en aan de huisarts. Het ziekenhuis is ook gerechtigd een dergelijke maatregel te nemen bij onaanvaardbaar gedrag van een patiënt. Klager heeft niet onderbouwd dat beklaagde bij de melding aan IGJ van de beëindiging van de behandelovereenkomst medische gegevens van hem heeft verstrekt.

Klachtonderdeel d)

5.4              Het verwijt dat het ziekenhuis een interne verwijscultuur heeft en dat de medische klachten daardoor zouden zijn verergerd, heeft klager niet nader onderbouwd. Uit de door beklaagde bij het verweerschrift overgelegde medische dossier blijkt dat klager bekend was met een veelheid aan klachten en het klopt dus wel dat in de loop van de tijd verschillende zorgverleners bij de behandeling van klager betrokken zijn geweest. Voor zover de behandelaren van klager andere specialisten in consult hebben geroepen, is niet onderbouwd of gebleken dat daar geen goede redenen voor waren. Deze zorgverleners hebben blijkens het dossier zo goed mogelijk en in onderlinge afstemming de klachten en ziektebeelden behandeld waarmee klager in het ziekenhuis was gekomen. Het is evenmin aannemelijk geworden dat de klachten van klager daardoor verergerd zijn.

Van enige betrokkenheid van beklaagde bij de consultatie of verwijzingen is niet gebleken. In zijn rol van directeur medische zaken zou hij uitsluitend persoonlijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor evidente misstanden in het ziekenhuis. Daarvan is, gelet op wat het College zojuist heeft overwogen, niets gebleken. Om die reden wordt klager ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard.  

5.5              Om bovenstaande redenen zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn klacht.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart klager in alle onderdelen van de klacht niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 10 december 2019 door N.B. Verkleij, voorzitter,

A.C. Hendriks, lid-jurist, J.F. Hamming, J.Q.P.J. Claessen en J.W. van’t Wout,

leden-beroepsgenoten, bijgestaan door W.A. de Vries, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris is buiten staat

                                                                                                          te tekenen

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.        Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.       Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.        Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.