ECLI:NL:TGZRAMS:2019:142 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/079

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:142
Datum uitspraak: 25-07-2019
Datum publicatie: 25-07-2019
Zaaknummer(s): 2019/079
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de second-opinion tandarts dat deze niet een behandeling heeft uitgevoerd bij klaagster, zoals was voorgesteld door de eigen tandarts (1). Klaagster verwijt de second-opinion tandarts voorts dat 2) zij klaagster niet structureel heeft bevraagd, 3) klaagster het toegezegde gespreksverslag van de second-opinion is onthouden en 4) de Tx History wordt gelijk gesteld met het gespreksverslag. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 7 februari 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 13 mei 2019 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

2.1.      Verweerster is sinds 2015 als tandarts werkzaam bij E, met als hoofdtaak het geven van tandheelkundige adviezen en het doen van seconds opinions.

2.2.      Op 3 april 2018 heeft klaagster zich via de website bij E gemeld voor een second opinion.

2.3       Klaagster heeft bij brief van 6 april 2018 de verwijsbrief van tandarts F en aanvullende informatie aan E gestuurd.

2.4       Bij e-mail van 4 mei 2018 is aan klaagster een informatiebrief gestuurd, waarin staat vermeld wat een second opinion inhoudt.

2.5       Op 22 mei 2018 heeft verweerster klaagster gezien voor het uitvoeren van de second opinion naar aanleiding van het verzoek van klaagster om inhoudelijk uitspraak te doen over het tandkundig handelen van tandarts F. Verweerster heeft de anamnese afgenomen, een klinisch mondonderzoek gedaan en röntgenfoto’s gemaakt om de toestand van het gebit te beoordelen.

2.6       Verweerster heeft een onderzoeksverslag, zoals staat vermeld in het zogenaamde ‘Electronic Health – Tx History’, van de second opinion opgesteld.

2.7       Klaagster heeft op 29 juni 2018 en 8 juli 2018 schriftelijk verzocht om het verslag van de second opinion te mogen ontvangen. Aan klaagster en de verwijzend tandarts is vervolgens het onderzoeksverslag gestuurd.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

Klaagster heeft een klaagschrift ingediend welke voor verweerster en het college, onder meer door de onduidelijke nummering en de niet consequent logische opbouw, moeilijk leesbaar is. Het is voor het college moeilijk vast te stellen waaruit de klachten, of uit welke onderdelen de klachten, precies bestaan. Ook tijdens het vooronderzoek is op dat punt geen volstrekte duidelijkheid verkregen. In een dergelijke situatie dient het college te komen tot een voor de beoordeling van de klacht bruikbare samenvatting van de geuite bezwaren. Op grond van de stukken begrijpt het college, met verweerster, dat de verwijten die klaagster verweerster maakt, kort gezegd en zakelijk weergegeven, inhouden dat:

1.    het toegezegde gespreksverslag van de second opinion klaagster is onthouden;

2.    het verwijtbaar is dat de Tx History wordt gelijkgesteld met het gespreksverslag;

3.    het verzoek van tandarts F, zoals veroord in de verwijsbrief “Zou u samen met mevrouw A naar de klacht willen kijken en een oplossing willen voorstellen en uitvoeren?”, is tegengehouden;

4.    de patiënt structureel niet is bevraagd.

Over deze klachtonderdelen zal het college een oordeel geven.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Ter toetsing staat verweersters beroepsmatig handelen. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van dat beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Klachtonderdeel 1

5.2.      Dit klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerster klaagster het gespreksverslag heeft onthouden. Verweerster heeft daartegen aangevoerd dat zij niet heeft toegezegd een gespreksverslag aan klaagster te sturen en dat het ook niet gebruikelijk is een dergelijk verslag op te maken. Wel heeft zij -op verzoek- het onderzoeksverslag aan klaagster doen toekomen.

5.3.      Het college is van oordeel dat verweerster op dit punt niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het opstellen van een gespreksverslag is, zoals verweerster terecht opmerkt, in een situatie als zich hier voordoet niet gebruikelijk. Het komt het college dan ook niet zonder meer waarschijnlijk voor dat verweerster klaagster een dergelijk verslag zou hebben toegezegd. Eerder lijkt er sprake te zijn van een miscommunicatie waar verweerster zou hebben gedoeld op een onderzoeksverslag maar klaagster dat anders heeft begrepen. Daarbij stelt het college vast dat verweerster klaagster wel dat onderzoeksverslag heeft toegezonden. Weliswaar met enige vertraging maar dat enkele feit acht het college niet zodanig verwijtbaar dat dat tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel moet leiden.

Klachtonderdeel 2

5.4       het college stelt vast dat de Tx History het onderzoeksverslag van de second opinion betreft. Dit is geen gespreksverslag en het is het college ook niet gebleken dat verweerster de Tx History gelijk stelt met een gespreksverslag, zoals klaagster stelt. Reeds om die reden kan dit klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard. Het college stelt daarbij vast dat het verslag is opgesteld conform de richtlijn Periodiek Mondonderzoek Klinische praktijkrichtlijnen van het UMC St. Radboud d.d. 2007 en voldoet aan hetgeen in de beroepsgroep gebruikelijk is.

Klachtonderdeel 3

5.5       Met het derde klachtonderdeel bedoelt klaagster dat verweerster heeft geweigerd om elementen 16 en 47 te behandelen. Verweerster heeft hierover opgemerkt dat het juist is dat zij klaagster niet wilde behandelen (zij behandelt zelf geen patienten maar geeft uitsluitend second opinions) en dat dat ook binnen de setting van E niet mogelijk was.

5.6.      Het college stelt vast dat klaagster bij verweerster is gekomen voor een second opinion. Dit houdt in dat een tweede mening van een onafhankelijk tandarts over een gebitssituatie of een behandelplan wordt gevraagd. Het doel van een second opinion is om ervoor te zorgen dat de patiënte zich een beter oordeel over de gebitssituatie en/of het behandelplan kan vormen en, in overleg met de eigen tandarts, tot een besluit kan worden gekomen. Uit de richtlijn KNMT Praktijkrichtlijn Second opinion d.d. 2004 volgt dat de tandarts die de second opinion verricht geen direct belang mag hebben bij het probleem of uitvoering en onafhankelijk dient te zijn. De tandarts die de second opininion doet neemt dan ook geen beslissing over de behandeling en neemt de behandeling niet over.

5.7.      Op grond van het vorenstaande is het college dan ook van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door haar weigering om klaagster te behandelen. Ook dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel 4

5.8       Klaagster stelt met betrekking tot het vierde klachtonderdeel dat zij structureel niet is bevraagd en wijst in dat verband naar de oratie van mevrouw F; ‘Patiënt en arts moeten elkaar bevragen’. Verweerster voert aan dat zij het stellen van vragen bij een second opinion altijd protocollair doet conform de richtlijn Periodiek Mondonderzoek (PMO) Klinische praktijkrichtlijnen van het UMC St. Radboud d.d. 2007 omdat op deze wijze structureel geborgd is dat alle voor de second opinion noodzakelijke vragen worden gesteld.

5.9       Uit het onderzoeksverslag (Tx History) blijkt dat verweerster bij klaagster heeft gehandeld zoals hiervoor omschreven. Er is een anamnese afgenomen en de bevindingen zijn vastgelegd in het onderzoeksverslag; de richtlijn PMO is daarbij gevolgd. Het college is dan ook van oordeel dat er geen sprake van is dat verweerster op dit punt enig tuchrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat betekent dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Conclusie

5.10     De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 21 juni 2019 door:

A. van Maanen, voorzitter,

H.C. van Renswoude en A. Stijger, leden-tandarts,

bijgestaan door S.S. van Gijn, secretaris.

WG  secretaris                                                                                          WG voorzitter